LEIDSCH DAGBLAD. N°. 5082. Woensdag A0» 1876. 6 September. 8TADS-BEBICHTEN. onderzoek! PRIJS DEZER COURANT: Voor Lciilen por 3 maanden1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.02. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DEP. AD VERTE MIEN': Van 16 regelsf 1.05. Iedere regel meerB 0.17£. Grootere letters naar plaatsruimte. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN' -doen te weten dat door hen, naar aanleiding van art. 1, in ver band met art. 66 der verordening op het brandwezen van den I5den Juni/24 Augustus 1871, (Gemeenteblad N°. 14) op voor dracht van den Wethouder, voorzitter der commissie van fabricage, is benoemd tot adjunct-brandmeester aan Spuit N°. 8 de heer P. J. DE VRIND. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. d. BRAN DELER, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. Leiden, 4 September 1376. Vergadering yan den Gemeenteraad van Leiden, op Donderdag 7 September des namiddags t« twee uren. Onderwerpen L°. Benoeming van een leeraar in bet boekhonden aan de Hoogere Burgerschool. (187) 2®. Idem van een onderwijzer 2de klasse aan de school n°. 1 voor minvermogenden. (186) 5°. Idem als voren aan de school n°. 2 voor onvermogenden. (186) 4°. Idem van een hulponderwijzer aan de school n®. 1 voor minvermogenden. (189) 5°. Idem van leden in de vaste commissién, als: a. drie leden van de commissie van financiën, en uit dezen van den voorzitter; b. twee leden van de commissie belast met het ontwerpen en herzien van de plaatselijke verordeningen tegen wier overtreding straf is bedreigd; e. drie leden van de commissie tot het ontwerpen en her zien van de plaatselijke' verordeningen betreffende de haishoadiDg der gemeente, en uit dezen van den voor zitter; d. twee leden van de commissie van fabricage. '6°. Eerste suppletoir kohier der plaatselijke directe belasting, dienst 1876. 7®. Voordracht tot het verleenen van afschrijving van plaatse lijke directe belasting, dienst 1876. 8°. Idem tot het verleenen van eene gratificatie aan J. C. Vnnderink, eervol ontslagen onbezoldigd inspecteur van politie. (172) (feta 9°. Verzoek van de Kon. Nederl. Grofsmederij, om vrijstelling van de betaling der boete wegens te late oplevering van de brug over den Ouden Singel bij de Mare. (152 en 185) 10°. Idem van de Commissie voor de Volksvoorlezingen om eene toelage uit de gemeentekas ter tegemoetkoming in de kosten van jJaalhuor enz. voor de Bloemententoonstelling. (191 en 199) Tl®. Idem van L. E. Nieuwenhuizen om een keldergat te maken in de Mostaardstceg. (192) 12°. Idem van T. M. Cornelissen, om een stoep te leggen in de Commanderijsteeg. (193) 13®. Supplctoire begrooting, dienst 1876, van Vrouwen-Kraam- moeders. ('96) 14®. Idem als voren van het H. G. of Arme Weea- en Kinderhuis (197) 15®. Voordracht tot het rooien en verkoopen van drie boomen buiten de Morschpoort. (198) 16°. Verdeeling van den Raad in sectiën. 17°. Rekening van het R. Kath. Wees- en Oadeliedenhnis over 1875. (194) 18°. Idem van het R, Kath. Armbestuur. (195) Veel is er in den laatslen tijd geschreven en gesproken over de zoogenaamde vivisectie. Die zaak kwam ook in het Engelsch Parlement ter sprake ■en er werd aangedrongen op het aannemen van heperkende bepalingen, om misbruik en wreedheid zooveel mogelijk te voorkomen. Bij ons te lande werd dat onderwerp vooral besproken ten gevolge der pogingen, door ver- eenigingen tot bescherming van dieren aangewend om de toepassing der vivisectie slratbaar te doen stellen. In dien strijd schaarden wij ons aan de zijde van hen, die op grond van het nut, door de wetenschap uit het inwendig onderzoek van het levend dier getrokken en met het oog op de ontdekkingen, waartoe de vivisectie en in het algemeen een vrije en onbelemmerde beoefening der wetenschap in de toekomst kan leiden, zich tegen elke beperking in dat opzicht hebben aangekant. De geneeskundigen in de eerste plaats zullen elk middel op prijs stellen, waarvan de aanwen ding meer licht kan doen opgaan in een vak van studie, dat steeds zooveel duisters blijft opleveren. Of komen er niet schier dagelijks gevallen voor, waarin de diagnose, het bepalen van den aard der ziekte, de grootste moeilijkheden oplevert, ja somtijds niet rnet voldoende zekerheid kan ge schieden? Hoe menigmaal ook moet de arts, waar de ziekte geconstateerd is, zijne onmacht bekennen om genezing aan te brengen. Wie, aan het ziekbed gekluisterd, de toevlucht neemt tot de beoefenaars der geneeskunde, zal zeker de middelen niet weigeren, die zonder de vivisectie hoogst waarschijnlijk nog tot het rijk van het onbekende zouden behooien. Maar dan mogen zij ook niet te velde trekken tegen den arts, die het ontleedmes op het levend die: aan wendt, althans wanneer dat met de noodige voor zorgen tegen wreedheid en pijniging geschiedt. Heelt dus de medicus aanspraak op aanmoedi ging en ondersteuning, van zijn kant zal hij wèl doen, ook andeie hulpmiddelen tot uitLreiding zijner kennis zich ten nutte te maken, al komen die van de zijde van leeken. Naar onze meening valt het te betwijfelen of onze artsen dat genoeg zaam in het oog houden. Onlangs om slechts dit enkele voorbeeld te noemen werd melding gemaakt van een geval, dat alleszins de aandacht verdient. Een drenkeling, van wien de geneesheeren, aan wier zorg hij was toevertrouwd, hadden verklaard dat de levens geesten reeds waren uitgebluscht, kwam weder tot bewustzijn onder de behandeling van een oud varensgezel, die verzocht had dat men hem zou toeslaan eene laatste poging aan te wenden. Den daarop gevolgden gunstigen uitslag zou hij heb ben verkregen door den patient geruimen tijd met keukenzout den rug te wrijven. Hebben wij hier te doen met een verhaaltje uit het rijk der, fabelen, of behelst die mededee- ling waarheid? Dit te onderzoeken en de juisle toedracht aan het licht te brengen, is zeker wel de moeite waard. In het laatste geval is het de plicht der mannen van het vak, hun voordeel te doen met hetgeen valt te leeren van een leek, die met goed gevolg hulp wist te verleenen waar de kunst tekortschoot. Geen vak, dat meer aan scheeve oordeelvel lingen blootstaat dan juist de geneeskunde. Geen vak dan ook, waarvan de beoelenaars meer met alle standen in amraking komen, en dat in ge vallen, waarin het 't leven van verwanten ofvrienden geldt. Moge het onbillijk zijn, onverklaarbaar is het niet, dat vooral bij den minder ontwikkelde twijfel opkomt, ja soms door hem wordt uitge sproken, aangaande de kunde van den geneesheer die zijne hulp verleende. Dit, gevoegd bij de niet zelden voorkomende bemoeizucht en waanwijsheid van menig oninge wijde, is reden genoeg, waarom de medici in het algemeen, ten opzichte van hun vak een diep ingewortelden tegenzin hebben tegen alles, wat van de zijde van leeken komt. In de meeste gevallen zullen de raadgevingen of hulpmiddelen van niel-bevoegden voor de ge- neeskunstoelenaren weinig of geen waarde bezit ten. Het gevaarlijke van die inmenging van leeken, waar dezen op eigen gezag handelen, blijkt trou wens genoegzaam uit de veroordeelingen, nu en dan tegen hen uitgesproken wegens het onbevoegd uitoefenen der geneeskunst. Toch zal somtijds een onderzoek de moeite dubbel loonen. Voor hem, die het ernstig met de wetenschap meent, moet het onverschillig zijn, uit welke bron hij put, mits hij slechts zjno ken nis vermeerdere. Dit doel kan hij niet hereiken door ontkennen of stilzwijgend voorbijgaan, maar alleen door onderzoek. LEIDEN, 5 September. Gisteravond werd in de Stadszaal door da heeren Hermanek en Pilat, met medewerking eener kapel van verschillende k.k. Oostenrijksche mili taire muzikanten onder leiding van den kapelmeester Alfred Pleyer, een in vele opzichten schoon concert gegeven, l'e nummers voor het geheele orkest werden met een eenheid en juistheid uitgevoerd, die soms niet genoeg te waardeeren waren. In de open lucht echter zou het concert ongetwijfeld meer voldaan hebben: het volume geluid der verschil lende, meestal koperen instrumenten toch was nu menigmaal te groot in verhouding tot de ruimte der zaal. De solo-voordrachlen van de heeren Panik in de Dachstein variaties, Pilat op de fluit, Hermanek op het harmonium, en het duett voor euphonium en „flügelhorn" waren eveneens schoon en ver dienden de toejuichingen van het wel is waar kleine, maar niet minder kunstminnende en dank bare publiek ten volle. Ze bewezen dat men met een corps te doen had, dat op eene betere op komst mocht aanspraak maken, dan 't hier ten deel viel. Bij de reorganisatie van de politie alhier in 1868 werd een vast corps agenten aangesteld ter vervanging van de toenmalige nachtwakers. Speciaal voor den nachtdienst werden aangesteld agenten 4de klasse op eene jaarwedde van f 350, welke later werd verhoogd tot op f 400. Sedert is de behoefte aan politie-surveillance vermeerderd, zoo dat de agenten 4de klasse ook voor den dagdienst worden gebezigd. Verder heeft zich in den laatsten tijd het verschijnsel voorgedaan, dat vele agenten 3de en 4de klasse ontslag verzoeken en op de bestaande jaarwedde hoogst bezwaarlijk geschikt personeel is le bekomen, zoodat eene verhooging van jaarwedde noodzakelijk wordt geacht. In de meeste andere gemeenten zijn dan ook die jaar wedden hooger, terwijl alleen te dezer stede de betrekking bestaat van bezoldigd agent van politie 4de klasse. Wat het aantal betreft, bij de begroo ting voor 1877 voorgesteld op 40, merken B. en Ws. op, dat het aantal agenten steeds heeft be dragen 52 en dat bij de aanstelling van een agent der 1ste klasse tot inspecteur dat getal niet is aangevuld. Bij het artikel: onderhoud der brandspuiten, worden als buitengewone uitgaaf uitgetrokken: aanschaffing van slangen f 500 en van een red dingstoestel f 200. Voor het vernieuwen van de Noordeindsbrug is f 3400 op deze begrooting uitgetrokken. Het gewelf van deze brug blijkbaar door la'ere ver breeding uit drie vakken bestaande vertoont ver val. Bovendien doet zich de behoefte gevoelen aan verlaging, evenals in 1862 plaats had met de Hoogewoerdsbrug, tevens met verbreedirig van 1 meter aan elke zijde, het leggen van trottoirs, het plaatsen van nieuwe leuningen enz. Hierdoor zal eene zeer gewenschte verbetering worden verkre gen voor de drukke passage van rijtuigen en voet gangers. De vernieuwing van de dubbele houten ophaalbrug over den Nieuwen Rijn bij de Ivraaier- straat met behoud van de hoofden, doch met ver vanging van de houten poorten en balansen, als mede van het raamwerk der rollen en van de liggers der vaste hoofden door die van gegoten en gelrokken ijzer, is geraamd op f 5500. De synode der Ned. herv. kerk heeft o. a. het volgende besloten ten opzichte van het hooger onderwijs In het eerste hoofdstuk van het reglement door haar vaslgesleld staat onder de algemeene be palingen bovenaan, dat vanwege genoemde kerk

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1876 | | pagina 1