LEIDSCH DAGBLAD. N°. 4966. Vrijdag A0. 1876. 21 April. W atersnood. Een Tentoonstellingspraatje. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.02. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIES: Van 16 regels1.05. Iedere regel meer0.174- Grootere letters naar plaatsruimte Bij de commissie voor de noodlijdenden door den watersnood is nog ontvangen de somma van 156.78'(j, zijnde de zuivere opbrengst der voor stelling gegeven door de Rederijkerskamer „Jacob van Lennep" alhier. De Penningmeester der Commissie, P. C. Librecht Lezwijn. STADS-BERICHTEN. VEEARTSEN. De BURGEMEESTER der gemeente LEIDEN Brengt bij deze ter algemeeDe kennis dat in de Staatscourant van 9 Maart jl. N*. 58 opgenomen is de volgende oproeping: „De Minister van Binnenlandsche Zaken brengt ter kennis van belanghebbenden, dat in de maand Jali e. k. gelegenheid zal gegeven worden tot het afleggen van het examen, bedoeld in art. 16 der wet van 8 Jali 1874 (Staatsblad n°. 98), gewijzigd bij de wet van 4 April 1875 (Staatsblad n°. 37)." „Zij, die, zonder een diploma als veearts te bezitten, vóór 1 Februari 1875 als veearts gepatenteerd zijn, of vóór dien dag aanvrage om patent als veearts hebben gedaan en een bewijs van toelating tot nitoefening der veeartsenijkunst na 1 Januari 4877 wenschen te verkrijgen, worden uitgenoodigd zich met dnidelijko opgaaf van namen en woonplaats vóór 20 Juni e. k. schriftelijk te wenden tot den Minister van Binnenlandsche Zakeu ten einde tot bovenvermeld examen te worden toegelaten." „Bij deze aanvrage moeten zij een bewijs overleggen dat zij vóór 1 Febrnari 1875 een patent als veearts hadden of daartoe vóór dat tijdstip aanvrage gedaan hebben." En wordt hiervan mededeeling gedaan door plaatsing in de Leidsche Courant. De Burgemeester voornoemd, v. d. BRAN DELER. Leiden, 19 April 1876. Nog slechts weinige weken en in het tentoon stellingsgebouw te Philadelphia zal tot opening der grootsche overzeesche expositie een inwijdings- marsch van den meer en meer gewaardeerden Richard Wagner weerklinken, den componist wiens scheppingen op het gebied der toonkunst, in vroe ger tijd weinig begrepen, wel eens werden aan geduid met het woord „toekomstmuziek." Het mag dan ook zeker als een eigenaardige bijzon derheid worden aangemerkt, dat juist van dien toondichter bij die plechtige gelegenheid een werk zal worden ten gehoore gebracht in Amerika, het land der toekomst bij uitnemendheid, waar de componist der Tannhauser zich in zooveler sym pathie mag verheugen. Doch het was ons doel niet de aandacht onzer lezers uilsluitend bij de opening der Transatlanti sche wereldtentoonstelling te bepalen. Integendeel wilden wij wijzen op een karakteristiek verschil, dat de exhibition zelf zal kenmerken in tegenstel ling van haar verschillende voorgangsters in Europa karakteristiek, omdat het louter een uitvloeisel is van de zeden en gebruiken van het Araerikaansche volk zelf; wij bedoelen de groote rol, die de vrouw op de tentoonstelling zal spelen. Ook al wist men het niet uit de veelvuldige berichten, reeds nu uit Amerika tot ons overge bracht aangaande tal vaD bijzonderheden, die de expositie belooft te zullen opleveren, men zou het a priori hebben kunnen afleiden uit de geheel eigenaardige positie, die de schoone sekse in het land van Columbus inneemt, dat zij door een voor Europeanen onbegrijpelijk groot aantal inzendin gen op verschillend gebied zal schitteren. In geen ander land ter wereld toch treedt de vrouw in zoo hooge mate als zelfstandig persoon op ge lijk daar. Wordt haar eer en onderscheiding be wezen, 't geschiedt niet op de ridderlijke, hoffe lijke wijze, die daarbij in Europa pleegt gevolgd te worden, maar op een degelijker grond, die be rust op het besef, dat tegenover de veelal zoo zware plichten, die der vrouw worden gesteld, haar ook rechten toekomen. Schier geen maatschappelijke betrekking, of zij kan in Amerika door een lid der schoone sekse worden vervuld. Men heeft ingezien dat ook der vrouw, die óf door omstandigheden buiten haar óf door eigen neiging belet wordt in het huwe lijk te treden, de weg moet openstaan om op eerlijke, onafhankelijke wijze zelve door hand of hoofd in haar onderhoud te voorzien, een denk wijze, die men zal 't licht bevroeden ook uit het oogpunt van zedelijkheid aanbeveling ver dient. Ook in menig ander opzicht is het lot der Amerikaansche vrouw heel wat benijdenswaardiger dan dat der Europeesche. Gezwegen van die ge vallen, waarin de wet b. v. bij ons te land geen onderzoek toelaat en die in Amerika integendeel voor den rechter kunnen worden gebracht, ver gunt de wet aan elk meisje, in het huwelijk te treden zelfs zonder toestemming der ouders. Wij zullen de eersten zijn om toe te geven, dat een zoo milde wetsbepaling tal van ongelukkige echtverbintenissen ten gevolge heeft met den zoo licht verklaarbaren nasleep van allerlei huiselijk leed enmenige echtscheiding, en gelukkig bestaat er vooreerst Diet de minste kans dat zulk een wetsartikel, zoo ooit, hier te lande zou worden toegepast. Maar toch schijnt de vraag niet ongeoorloofd, of wij op onze beurt ons in legenovergestelden zin wel niet eens aan overdrij ving schuldig maken. De vrouw die, zonder zich ook een haar breedte van het pad van eer en deugd te verwijderen, gedreven door meerdere onafhankelijkheid van karakter dan haar gezellinnen eigen pleegt te zijn, zich louter schuldig maakt aan overtreding van den uiterlgken vorm zulk een vrouw wordt niet zelden uit de beschaafde maatschappij geban nen, die door haar onzedelijkheid en ongebonden heid zelve oorzaak is, dat onze vrouwen en doch ters er zich niet vrijer kunnen bewegen. Aan Amerika is Europa reeds menige les ver schuldigd en daaronder vermaningen, die ons in den vorm van spoorwegactién duur genoeg te staan kwamen. Wij zullen daarom wél doen ook eens iets goeds van de Amerikanen over te nemen, zonder ons aan hun overdrijving schuldig te maken. Daartoe zal de Philadelphia-tentoonstelling ruim schoots de gelegenheid aanbieden. De vele belang rijke inzendingen der Amerikaansche vrouwen en dochters zullen ons het bewijs leveren, dat daar, waar de vrouw zich binnen de grenzen der be tamelijkheid het meest vrij kan bewegen, zij ook het krachtigst haar zegenrijken invloed doet ge voelen. LEIDEN, 20 April. Tot sluiting van het Leidsche tooneel gaf het gezelschap der Nieuwe Rotterdamsche Schouwburg- vereeniging onder het bestuur van de heeren Le Gras, Van Zuylen en Haspels gisteravond hare laatste abonnementsvoorstelling alhier, bestaande in: „Een Faillissement", van Bjornsterne Björn- son. Het lokaal was vrijgoed bezet. Ongetwijfeld heeft de eerste opvoering van dit stuk op allen, en vooral op de meer ontwikkelde schouwburg bezoekers, een gunstigen indruk gemaakt. Het be stuur der Rotterdamsche afdeeling der Holland- sche Maatschappij van fraaie kunsten en weten schappen heelt door de bezorging der vertaling ons tooneel met een drama verrijkt, dat alleszins recht heeft op het repertoire der heeren Le Gras c. s. voor te komen. De uitvoering was, zooals men dit van de Rotterdamsche looneelisten verwachten mocht, in alle opzichten verdienstelijk. De talrijke vergade ring toonde dit dan ook op ondubbelzinnige wijze te waardeeren. In de plaats van het aangekondigde oorspronkelijke blijspel van Justus van Maurik: „Tooneelsludiën," werd ten slotte opgevoerd het reeds van vroeger hier niet onbekende: „De weg naar het hart," dat èn door de wijze van uitvoering èn door de verschillende varianten o. a. die op het niet doorgaan der voorstelling alhier van „Jan van Leiden," welke een daverend applaus uitlokte het publiek onophoudelijk deed schaterlachen. Met deze voorstelling hebben de Nieuwe Rotterdamsche looneelisten hun met roem verdienden goeden naam volkomen gehandhaafd, en bij velen zullen onge twijfeld de genoeglijke en genotvolle avonden, dezen winter door hen aangeboden, in aangename en dankbare herinnering blijven. Gisteren zijn in Den Haag geëxamineerd voor de Fransche taal zeven candidaten, van welke 6 werden afgewezen; toegelaten de heer G. Van Rijn, uit Den Haag. Het stoomschip „Prins Hendrik", van Nieuwe- diep naar Batavia, is 18 dezer van Southampton vertrokken. Gisteren werd aan het ministerie van bin- nenl. zaken aanbesteed het onderhouden gedurende een jaar van de werken tot verbetering van den waterweg van Rotterdam naar zee aan den Hoek van Holland, ingaande 1 Mei 1876 en eindigende 30 April 1877. Minste inschrijver was A. Volker te Sliedrecht, voor f 53,000. In de zitting van den raad van state, afd. voor de geschillen van bestuur, is gisteren o. a. behandeld het beroep van den gemeenteraad te Alkemade tegen een besluit van dien gemeen teraad nopens de jaarwedden der onderwijzers. De staatsraad Boot bracht in deze zaak rapport uit. Het beroep werd toegelicht door den wet houder Van Klink en den heer Los, maar Le- streden door twee onderwijzers, die op handhaving van het besluit van Gedep. Staten aandringen, dat verhooging hunner jaarwedden ten doel heeft. De pogingen tot vermeerdering van den bloei en de welvaart van Middelburg, door de firma Van Zeylen en Decker aangewend, slagen aanvan kelijk goed. Het laat zich aanzien, dat het droge dok, een in alle opzichten bewonderenswaardig werk, nu de groote bezwaren zijn overwonnen, op den bepaalden tijd (1 Juli a. s.) zal kunnen wor den opgeleverd. De houten vloer in het achterdok is gereed en weldra zal een aanvang worden ge maakt met de afwerking van de schipsluis door het metselen van de omgekeerde kluis. Omtrent de pogingen om eene stoomboot op Batavia in de vaart te brengen verneemt men, dat van de 4 ton, die daarvoor noodig worden geacht, reeds 3 bij elkander zijn gebracht, zoodat nog slechts 100,000 noodig zijn om Middelburg in recht- streeksche gemeenschap te brengen met Indië. Volgens de „Stoompost" heeft de regeering de aanbesteding uitgeschreven voor het maken en stellen van den ijzeren bovenbouw eener loskraan te Vlissingen, met een draagkracht van niet min der dan 50,000 KG. Reeds lang deed zich in onze Noordzeehavens de behoefte gevoelen aan een kraan, met een dergelijk krachtig vermogen. Nog onlangs zocht de firma Krupp tevergeefs in onze Noordzeehavens naar een kraan van vol doend vermogen voor het vervoer van een kanon,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1876 | | pagina 1