LEIDSCH
DAGBLAD.
N°. 4919.
A°. 1876.
Donderdag
24 Februari.
DE LEIDSCHE WOESTENIJ.
PRIJS DEZER COURAST:
Yoor LeidcB por 3 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers0.02.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Van 16 repelsf 1.05.
Iedere regel meer...0.17
Grootere letters naar plaatsruimte
Met 1 Maart begint een nieuw kwartaal
van het Leidsch Dagblad. Zij, die zich als
dan op deze courant wenschen te abonnee-
ren, ontvangen de nog tot dien datum ver
schijnende nummers gratis.
Zusier Anna, ziet ge nog niets komen? Reeds
byna twee en een half jaar klinkt het antwoord
op die vraag van Leidens ingezetenen ontkennend.
"Vooral zij, die in de omgeving van de Ruïne
wonen, herhalen die verzuchting telken dage met
smachtend verlangen, neen met ongeduld en wrevel,
nadat zij zoolang tevergeefs hebben uitgezien naar
de stofwolk in de verte, de langverwachte bood
schapster der naderende redding.
Voor den elders woonachtigen landgenoot, die
-er zich niet met eigen oogen van kan overtuigen,
moet het een bijna ongelooflijk feit zijn, dat sinds
'een dertigtal maanden het grootste plein, in het
schoonste gedeelte van de eerste academiestad des
Rijks, wordt ontsierd door een wanstaltige om
heining, die daar uitsluitend schijnt geplaatst te
zijn om een beschutting op te leveren voor het
onkruid, dat binnen de afgeperkte ruimte aller-
wege welig opschiet. De vale tint, die planken en
palen onder den invloed van weer en wind heb
ben aangenomen, zou de omwonenden de gegronde
hoop kunnen doen koesteren, dat eerlang de tand
des tijds hun te hulp zou komen om vanzelf het
onooglijk staketsel te doen nederstorten gelijk
weleer de muren van Jericho onder het bazuin
geschal van den omtrekkenden vijand.
Doch ook dat vooruitzicht is hun henomen.
Met een stalen volharding, een hetere zaak waar
dig, wordt van Rijkswege de houten omheining
onderhouden, wier eenig doel schijnt te zijn
de plaats aan te wijzen, waar men vóór zoo- en
zooveel maanden voornemens was een academiege
bouw op te trekken. Reeds ruim een jaar geleden,
tegen de nadering van den grooten feestdag in
Februari 1875, toonde men allerwege zijn verba
zing, dat de eerste spade voor het nieuwe aca
demiegebouw zelfs toen nog niet in den grond
zou worden gestoken. Toch was den belangstellen
den een verrassing bereid; er werd althans een
plan ter bezichtiging gesteld. Welk lot daaraan
ten deel viel, is bekend. Gewogen en te licht be
vonden zoo luidde de uitspraak niet alleen
in het binnen-, maar ook in het buitenland.
De gronden na te gaan, waarop dat oordeel
berustte, behoort niet tot onze taak, aangenomen
dat wij daartoe bevoegd waren, wat wij in de
verste verte niet willen beweren. Wij vermelden
slechts de feiten, die aanleiding gaven tot het
bestendigen der „Leidsche Woestenij". Maar gaan
we verder I
Weder verliep een jaar, een gansch jaar van
verlangend uilzien voor de om de Ruïne wonenden en
Leidens ingezetenen in het algemeen naar de
stofwolk in de verte. Zuster Anna, ziet gij
nog niets komen? Ja, waarlijk, een nieuwe stof
wolk vertoonde zich aar. de starende blikken om
zich op te lossen in een tweede plan. „Een tweede
ontwerp", zoo ongeveer luidden de dagbladberich-
ten, „een tweede ontwerp voor een academiegebouw
is aan curatoren en professoren ter bezichtiging
aangeboden en schijnt algemeen te voldoen."
Was het meer dan schjjn, meer dan een stof
wolk? Wij weten het niet; wél weten wij, dat
het feit zelf, dat men hier te doen heeft met een
tweede plan, reeds een malum omen, een slecht
voorteeken mag heeten. Of zou het zoo verwon
derlijk zijn, dat de voorstanders van het eerste
ontwerp thans juist niet een zuiver objectief oor
deel uitspreken, zoo onverklaarbaar, dat men,
wellicht onbewust, tot een parti pris kwam en
personen op den voorgrond stelde in plaats van
zaken?
Hoe het zij, de „algemeene voldoening" schijnt
werkelijk niet hoven alle bedenking verheven te zijn.
In die omstandigheden zou het zeker niet on
begrijpelijk zijn, indien het gerucht, dat ons ter
ooren kwam, waarheid bevatte: de hooge regee
ring nl., het geharrewar, gehaspel en gekibbel
moede, zou voornemens zijn alle plannen voor een
nieuw academiegebouw te laten rusten; ja er
wordt bijgevoegd, dat men er in de residentie loe
overhelt zich voorshands te bepalen tot het her
stellen en uitbreiden van het oude gebouw.
In die phase ongeveer moet de zaak van den
academiebouw thans verkeeren, indien wij goed
zijn ingelicht. Maar zelfs al maakten wij ons hier
of daar aan een kleine onnauwkeurigheid schuldig,
staat niet de afzichtelijke omheining nog altijd
doelloos voor onze oogen ten bewijze van deze
niet weg te cijferen hoofdwaarheid: Na bijna 21/,
jaar is men nog geen slap gevorderd?
En welig groeit het onkruid in de „Leidsche
Woestenij" en geen paal is nog uitgerukt, geen
plank gevallen van de tergende omschutting 1
Mag dat zoo blijven? Telden wij lot dusver bij
jaren sedert Leidens ontzet of wel sedert de stich
ting onzer hoogeschoo), thans kunnen wij een
nieuwe chronologische orde volgen. Reeds schrijven
wij „de vierde maand van het derde jaar der
omheining".
Is dat nog niet genoeg? Vraag het hun, die
langs de Ruïne of in den omtrek wonen, vraag
het allen ingezetenen, het antwoord zal niet twij
felachtig zijn, en wij spreken in naam van velen,
als wij zeggen:
Aan alles komt een eind, ook aan het geduld
van hen, wien de „Leidsche Woestenij" een er
gernis is. Daarom vragen wij met ernst en aan
drang Zoo de regeering werkelijk wil bouwen,
dal het dan spoedig geschiedeReeds al te lang
ergert ons de aanblik der „Leidsche Woestenij"
ten spot van landgenoot en vreemdeling. De bui
tenlander noemt ons wel eens de Chineezen van
Europa. Zal hij niet wijzen op dien nieuwen Chi-
neeschen muur op onze Ruïne tot rechtvaardiging
van die weinig vleiende benaming?
Maar zoo de regeering niet wit bouwen, om
welke reden dan ook, welnu zij geve den om
heinden grond aan de gemeente terug, opdat deze
hem weder in behoorlijken slaat brenge en onder-
houde gelijk geschiedde in de dagen van voorheen,
toen wij nog niet telden bij „jaren der omheining."
Zoo kome er een einde aan de ruïne der Ruïne;
want voorwaar, wij hebben thans genoeg van de
LEIDSCHE WOESTENIJ.
LEIDEN, 33 Februari.
Bij de Tweede Kamer is ingekomen een
wetsontwerp lot uitvoering van de nieuwe orga
nisatie van het kadaster. Daarin is op den voor
grond geplaatst, dat het verband tusschen de kadas
trale indeeling en de hypothecaire boekhouding
volkomen moet blijven bestaan. Aan het kantoor
van den controleur zullen volgens de besluiten
geconcentreerd worden al de werkzaamheden be
treffende de instandhouding van het kadaster, ook
die tot nutoe door de controleurs der directe be
lastingen, in- en uitg. rechten en accijnzen en
door die van het kadaster worden verricht. De
groote vereenvoudiging in den dienst, ten gevolge
der nieuwe regeling, springt in 't oog. Alle werk
zaamheden betreffende den gewonen dienst, binnen
den kring van het kantoor, worden volgens het
besluit onder de krachtige leiding van een amb
tenaar gebracht. De landmeters voor den velddienst
staan onder de onmiddellijke controle van één
ambtenaar, die het arrondissement voor de uit
voering der wetten op de grondbelasting in ver
schillende richtingen doorkruisen moet, en door
dat verscherpt toezicht kan er voor worden gewaakt
dat de landmeters uitsluitend ten dienste van het
rijk werkzaam zijn. Het technisch werk, door de
landmeters verricht, zal voorts onderzocht worden
door de ingenieurs-verificateurs. Een groot voordeel
voor het publiek zal het opleveren, dat, in plaats
van naar verschillende kantoren voor hypotheken,
meling, schatting enz. te worden verwezen, volgens
de nieuwe organisatie alles vereenigd zal worden
in twee naast elkander staande kantoren, geves
tigd in één gebouw in de hoofdplaats van het arron
dissement waar de eigendommen gevestigd zijn.
Het geldt eene eenvoudiger dienstregeling, waarvan
op goede gronden eene verbetering van het kadaster
te verwachten is; de zekerheid van den eigendom
en het grondcrediet kunnen daardoot niet anders
dan worden gebaat. Volgens eene berekening,
aan het slot der mem. van toelichting voorko
mende, bedraagt de verhooging, als direct gevolg
van de organisatie, 85,700.
-Luidens vertrouwbare berichten heeft het
voorstel, door den heer Moens bij de Tweede
Kamer ingediend, de strekking om wijziging te
brengen in de artikelen 12, 18, 19 en 31 36
der wet van 1857, namelijk de opleiding van
onderwijzers, het aantal onderwijzers in de school,
hunne jaarwedden en de kosten van het onderwijs.
Door heeren docenten aan het Nassau-Ve-
luwsch gymnasium is een adres opgezonden aan
den minister van binneni. zaken, om adhaesie
te betuigen aan de wijziging van de wetsvoor
stellen op het hooger onderwijs, die zijn uitge
drukt in de brochure, getiteld „Onpersoonlijke
amendementen."
Het stoomschip Hampton, van Rotterdam
naar Batavia, is 20 dezer van Southampton ver
trokken; de Koning der Nederlanden, van Ba
tavia naar Nieuwediep, is 21 dezer Point de
Galle gepasseerd; de Conrad, van Nieuwediep
naar Batavia, is gisteren van Southampton ver
trokken.
Gisterochtend is van Vlissingen naar Nieuw-
York vertrokken het stoomschip „W. A. Schollen,"
kapitein J. Jansen, van de Nederl. Amerik. Stoom
vaartmaatschappij, aan boord van welk stoomschip
de leden der hoofdcommissie voor de Philadel-
phia-tentoonstelling enz. zich bevinden, benevens
de geheele inzending van voorwerpen door de
Nederlandsche industrieelen, landbouwers en schil
ders voor de tentoonstelling bestemd. De voorzitter
der hoofdcommissie, prof. E. H. Von Baumhauer,
en de leden De Monchy en Van der Keilen, als
ook de directeur der Nederl. Amerik. Stoomvaart
maatschappij, de heer Plate, hadden zich naar
Vlissingen begeven om de inscheping der goederen
te regelen en de vertrekkenden uitgeleide te doen.
De Haagsche gemeenteraad heeft gisteren,
naar aanleiding van een indertijd door ingezete
nen van Scheveningen ingediend verzoek, dat aldaar
ook meer uitgebreid lager onderwijs rnoge worden
gegeven, in beginsel tot de oprichting van zulk,