LEIDSCH
DAGBLAD.
N°. 4891,
A0. 1876.
Zaterdag
22 Januari.
PRIJS DEZER COURAST:
Voor Leiden per 3 maandenf 1.10.
Franco per poslB 1.40.
Afzonderlijke Nommersn 0.02.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIES:
Van 16 regels
Iedere regel meer
Grootere letters naar plaatsruimte.
1.05.
0.17*.
EEMGE BESCIIOUIVINGEN OVER DE
NIEUWE VERORDENING, REGELENDE
HET PENSIOEN VAN GEMEENTE
AMBTENAREN.
Na vele gewisselde stukken en lange discus-
siën is door den Raad onzer stad de bovenge
noemde verordening vastgesteld en ingevoerd. Daar
•echter de zuiver finantieele zijde van deze zaak
nergens wordt toegelicht, nog veel minder gren-
dig behandelden ook de openbare bespreking,
hoewel in vele bijzonderheden van juridischen aard
-afdalende, juist de voornaamste quaestie geheel
ter zijde ging, zal het voor vele onzer gemeente-
-ambtenaren wellicht niet onwelkom zijn, wan
neer hier eenige beschouwingen over het meer
of minder voordeelige van deze verordening wor
den meegedeeld.
Ieder ambtenaar der gemeente stort jaarlijks
1 pCt. van zijn tractement, en ontvangt na eervol
•ontslag voor elk jaar dienst 1/60 van dit tracte
ment als pensioen, zoodanig dat het nimmer meer
dan 2/3 van het tractement kan bedragen.
Beginnen wij nu met de berekening van eenige
gevallen. De formulen daartoe dienende, zullen
hier als minder op hare plaats worden wegge
laten, en zijn die, welke tot grondslag voor alle
berekening van pensioenen, lijfrenten, spaarbanken
enz. dienen; met geringe wijzigingen kunnen zij
voor deze pensioen-bepaling worden opgesteld.
De rente zal genomen worden a 4 pCt., heigeen
zeker niet te laag is met het oog op de omstan
digheden van dit vraagstuk, en overeenkomt met
de rente van de spaarbank en de staatspapieren.
Zoodra de tijdruimte groot is, en aan de solidi
teit der zaak niet getwijfeld mag worden, kan
de rente moeielyk hooger worden gesteld.
1. Het normale geval is, dat een ambtenair op
25-jarigen leeftijd aangesteld, elk jaar zijne bij
drage betaalt, en na 40-jarigen dienst op 65-
jarigen leeftijd wordt gepensioneerd op 2/3 van
zijn tractement.
Indien hij dezelfde som, die hij nu moet stor
ten, jaarlijks in de spaarbank bracht, dan zou
hij na 40 jaren 95/100 van zijn tractement be
zitten, en kon hem daarvan juist l'/2 jaar hel
pensioen als lijfrente worden toegekend. Volgens
de met zorg opgemaakte tabellen van de levens
verzekering-maatschappijen is op 65 jarigen leef
tijd, het gemiddeld aantal overige levensjaren 10,
zoodat deze ambtenaar op 8'/2 jaar voordeel in
zijn pensioen mag rekenen.
2. Een bijzonder geval is het volgende. Een
ambtenaar wordt op 40-jarigen leeftijd aangesteld
op een zeker tractement; hij blijft 25 jaar in
dienst, vraagt op 65-jarigen leeftijd eervol ont
slag en ontvangt voor zijn overige levensjaren een
pensioen van 25/60 van zijn tractement. Hij heeft
dus gedurende 25 jaar 1 pCt. van zijn tracte
ment gestort, dat is met rente op rente berekend
nog niet de helft van één jaar tractement te
zamenhij heeft dus de waarschijnlijke kans 10
jaren lang zijne geheele storting jaarlijks als pen
sioen te genieten. Bij eene solide maatschappij
zou deze ambtenaar onder gelijke omstandigheden
in plaats van 1 pCt. jaarlijks ruim 11 pCt. moeten
storten, zoodat hij een voordeel van 10 pCt. op
zijn tractement geniet.
3. Een meer saaragesteld geval, dat weer als
type van een menigte anderen kan dienen, is het
volgende. Een ambtenaar wordt op 25-jarigen leef
tijd aangesteld op een tractement van 1500
na vijf jaren ontvangt hij eene verhooging
van 500; tien jaren hierna weder eene ver
hooging van 500; eindelijk na 10 jaar nog
maals eene verhooging van f 500, op vijftigja
rigen leeftijd heeft hij dus een tractement van
3000, dat hij tot op zijn 65ste jaar geniet.
Nu verkrijgt hij na 40-jarigen dienst een pensioen
van /2000 'sjaars. Door zijne jaarlijksche stortin
gen van 1 pCt. zou hij een kapitaal van ƒ2100
hebben verkregen, waarvoor hij zich bij eene
solide maatschappij eene lijfrente van /235 kan
koopen. De stad geeft hern daarentegen een pen
sioen van 2000, zijnde ongeveer negen-maal
dat bedrag. Onder gelijke omstandigheden zou hij
bij de maatschappij elk jaar minstens 10 pCt.
moeten storten, tegenover 1 pCt. aan de gemeen
tekas.
4. Een ander geval, dat met de verordening
overeenkomt, is dat een ambtenaar op G5-jarigen
leeftijd gepensioneerd juist 15 jaren in dienst is
geweest. Alles bij elkander gerekend, heeft hij d^n
een vijfde van zijn tractement gestort, en ont
vangt daarvoor een pensioen van een vierde,
dus jaarlijks meer dan de geheele storting met
rente op rente berekend bedraagt. Bij de maat
schappij zou hij onder gelijke omstandigheden jaar
lijks 14 pCt. moeten storten.
Deze gevallen kunnen met vele andere vermeer
derd worden; door middel van vaste mathema
tische formulen en eenige statistische tabellen kan
voor elk ambtenaar naar zijne bijzondere omstan
digheden, het groote voordeel van de pensioen
bepaling berekend worden. Natuurlijk staat hier
tegenover de kans, dat men sterft, vóór dat het
eervol ontslag is verleend, en gaan in dit geval
de stortingen verlorenmaar deze ongunstige
kans is gedeeltelijk in de berekening opgenomen,
en wordt overigens ruimschoots opgewogen door
de voordeelige bepalingen omtrent het pensioen
voor de gevallen, dat men door in de uitoefening
der functie bekomen wonden of gebreken, of uit
hoofde van ziekte ongeschikt wordt voor verdere
dienstvervulling.
Zooals uit de bovenstaande berekende gevallen
blijkt, zijn de bepalingen het voordeeligst voor hen,
die op later leeftijd in functie tredenverder ook
voor hen, die eene doorloopende of sprongsgewijze
verhooging van tractement ontvangen, omdat de
berekening van het pensioen steunt op het laatst
genoten traktement, terwijl de stortingen in de
eerste jaren, die door de oploopende renten het
meeste gewicht in de schaal leggen, naar een
kleiner bedrag plaats hebben.
Ingevolge de bepaling, dat alle ambtenaren bin
nen eene maand moeten verklaren, of zij genegen
zijn bij te dragen, en daardoor recht op pensioen
te verkrijgen, kan ik, uitgaande van de meege
deelde berekeningen, niet anders dan hun ten
stelligste aanraden daaraan deel te nemen, daar
nergens, noch bij eenige maatschappij, noch bij
andere openbare ot bijzondere pensioenfondsen,
zulke voordeelige bepalingen bestaan. Eene weige
ring of verzuim zou, hoogst bijzondere omstandig
heden buiten gesloten, met het oog op de toekomst
onverantwoordelijk zijn, onverschillig of het trac
tement groot of klein zij. Van den burgemeester af
tot den werkman in dienst der gemeente, voor
allen zijn de bepalingen voordeelig, maar vooral
voor hen, die bij de invoering der verordening
reeds een geruim aantal jaren in functie zijn.
Met de bepalingen van de rijks-pensioenwet
vormt onze gemeente-verordening het scherpste
contrast. Vroeger werd elke ryks-ambtenaar ge
dwongen eene afloopende korting van zijn geheele
tractement, ook bij elke verhooging, en dan nog
eene doorloopende jaarlijksche korting van 2 pCt.
te ondergaandeze bepaling was voor de ambtena ren
zoo nadeelig, dat het pensioenfonds in betrekke lyk
weinige jaren rijk werd. Nog niet lang geleden is in
gevolge daarvan de doorloopende korting afgesch aft,
en is dus de toestand voor den ambtenaar iets verbe
terd, doch, zooals ik bij eene andere gelegenheid uit
voerig heb uiteengezet, nog altijd zoo ongunstig,
vooral voor hem, die op betrekkelijk jeugdigen
leeftijd eene rijksbetrekking ontvangt, dat hij bij
elke solide maatschappij voordeeliger terecht kan
komen. De vrees, in een der gedrukte stukken
van de Tweede Ivamer uitgedrukt, dat het pensi
oenfonds zou dalen, en wellicht niet meer in staat
zijn aan zijne verplichtingen te voldoen, heeft vol
strekt geen grond, en bewijst alleen hoe ondoor
dacht zulke meeningen worden uitgesproken.
Daarentegen is het voor hem, die in dergelijke
berekeningen eenigszins thuis is, eene zonderlinge
gewaarwording, in de courant te lezen, dat een
ambtenaar, na vele jaren den staat te hebben
gediend, eervol ontslag verkrijgt met de groote
gunst: aanspraak op pensioen ten laste
van den staat, terwijl zijne stortingen bij eene
particuliere solide maatschappij gedaan, hem veel
voordeeliger pensioen zouden opleveren. De pen
sioenwet is alleen voordeelig voor hen, die op
later leeftijd in rijksdienst overgaan niet echter ten
laste van den staat, maar ten koste van alle ambte
naren, die lange jaren hunne krachten aan eene
landsbetrekking hebben gewijd.
De gemeente-verordening is, zooals wij zagen,
geheel in het voordeel van de ambtenaren. Plaatst
men zich echter op het standpunt van de gemeente-
financiën, dan wordt zij omgekeerd een zware
post, waarop bij hare vaststelling in het geheel
niet schijnt gelet te zijn. Het bestuur der gemeente
heeft alle gegevens in handen, die mij ontbreken,
om het waarschijnlijk bedrag van de jaarlijksche
uilkeering aan pensioenen te berekenen, maar
schijnt daarvan in het geheel geen gebruikte heb
ben gemaakt, terwijl toch in onze stad genoeg
deskundigen zijn te vinden om daartoe, zoo noodig,
bijstand te verleenen. Men verlieze hierbij niet uit
het oog, dat de berekening voor elk ambtenaar
in het bijzonder slechts een zekeren graad van
waarschijnlijkheid heeft, maar voor de gemeente,
bij haar groot aantal ambtenaren, veel meer vast
heid verkrijgt, die op mathematische gronden is
te bepalen. Eene voorloopige berekening, die
echter op geene voldoende gegevens berust, leidt
mij tot het resultaat, dat van de pensioenen onge
veer !/g door de bijdragen wordt gedekt en 7/g ten
laste van de gemeentekas komen. Het is daarom
maar goed, dat aan het denkbeeld om een afzon
derlijk pensioenfonds op te richten, geen gevolg is
gegeven, want dan zou in vervolg van tijd daar
aan uit de gemeentekas zevenmaal het bedrag
moeten gesuppleerd worden, om aan alle verplich
tingen te voldoen.
De bovenstaande beschouwingen samenvattende,
blijkt, dat de verordening op het pensioen is:
een voorrecht voor de gemeente-ambtena
ren, gunstig afstekende bij den dwang den
rijksambtenaren door de pensioenwet opgelegd,
eene groote vermeerdering van uit
gaven voor de gemeentekas in de toekomst, gelijk
staande met eene verhooging van alle tractementen
met ongeveer 10 pCt. VAN GEER.
LELDEN, 21 Januari,
Voor de leden van het Leidsche departement
der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen en
hunne dames trad gisteravond als spreker op
Dr. Jan Ten Brink uit Den Haag. Met de hem.