LEIDSCH
DAGBLAD.
N°. 4818.
Woensdag
A0. 1875.
27 October.
PRIJS DEZER COURANT:
(1foor Leiden per 8 matndenf 1.
Franco per post1.40.
Abonderigke Nommers0.02.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PBIJS DEK ABVERTENTIEN:
Van 16 regelsf 1.05.
Iedere regel meer0.17$.
Groolere letters naar plaatsruimte.
STADS-BERICHTEJf.
Vergadering yan den Gemeenteraad van Leiden
op Donderdag 28 October des namiddags te een uur.
Onderwerpen:
1°. Benoeming van een hulponderwijzer aan de school n°. 2
voor minvermogenden. (266)
2°. Idem als voren aan de school voor voorbereidend onderwya
der 2de klasse, voor jongens en meisjes. (268)
8*. Voordracht betrekkelijk de vernieuwing van het plantsoen
op de Kaiserstraat. (269)
4°. Begrooting der inkomsten en uitgaven van de gemeente, voor
1876.
LEIDEN, 26 October.
Er bestaat gelegenheid tot verzending der
correspondentie naar Ned.-Indië door middel van
het stoomschip Prins Hendrik, van de maatschappij
„Nederland", waarvan het vertrek uil Nieuwediep
op 30 dezer is bepaald. Behalve naar Batavia zal
eene brievenmail naar Paaang worden verzonden.
Z. M. heeft benoemd tot rechter-plaatsver-
vanger bij de rechtbank alhier den heer Mr.
J. A. F. Coebergh, notaris en advocaat alhier.
Gisteren zijn bij de akte-examens voor het
m. o. toegelaten mevr. A. De Prez-Richardson van
Leiden, voor Eng. taal- en letterkunde, en mevr.
G. Dirkmaat, van Utrecht, voor boekhouden. Af
gewezen éèn voor Duitsche taal- en letterkunde.
Aan het rapport der Comm. van financiën
op de ontwerp-begrooting voor 1876 ontleenen
wg het volgende
Wanneer de door de Commissie voorgestelde
wijzigiogen mochten worden aangenomen, dan
zouden de ontvangsten eene som van 6786,76
meer bedragen dan de uitgaven. In dit verschil
zou kunnen worden voorzien door de opcenten
op de hoofdsom der pérsoneele belasting, aan
vangende 1 Mei 1876, op 40 vast te stellen, in
welk geval de opbrengst daarvan zal bedragen
45302,37, en alzoo ƒ6955,37 minder dan Ihans
is geraamd. Blijkens mededeeling van commissa
rissen der gasfabriek kan de op de begrootiDg uitge
trokken winst met 700 worden verhoogd, niet
tegenstaande de prijs van het gas bij raadsbesluit
van 21 October op 10 cents per kubiek meter
is vastgesteld. Dit artikel kan alzoo worden ge
raamd op ƒ53650. Het voorstel om de jaarwedde
van den tweeden opziener der 1ste klasse met
100 te verhoogen kan de goedkeuring der Com
missie niet wegdragen, daar de titularis eerst den
30sten Juni 1873 als zoodanig benoemd is. Ge
voegelijk kan in de behoefte worden voorzien
door voor dag- en weekgelden der werklieden en
bedienden in dienst der gemeente en verdere kos
ten der fabricage eene som van 600 beschik
baar te stellen voor de kosten van teekenwerk.
Tegen het voorstel van B. en Ws. voor een nieuw
artikel „bezoldiging van den gemeente-veearts
400" bestaat bij de Commissie geene bedenking.
De noodzakelijkheid van de demping der Korte
Langegracht wordt niet ingezien. Het argument:
behoefte aan uitbreiding der Beestenmarkt komt
der Commissie althans niet voldoende voor om
eene zoo aanzienlijke uitgave te rechtvaardigen,
al moge enkele malen in dit jaar de toevoer van
vee van dien omvang zijn geweest dat voor eenige
ladingen geene behoorlijke plaatsing kon worden
gevonden. Uit een geschied- of bouwkundig oog
punt kan bezwaarlijk aan de Morsch- of Calgpoort
belangrijke waarde worden toegekend, terwijl ten
gevolge jvan de oprichting der garnizoensinfirmerie
haar behoud in het belang van het uitzicht niet meer
behoeft le worden aangeprezen. De Comm. zou zich
daarom zonder bezwaar kunnen vereenigen met een
besluit om tot de slooping dier poort over te gaan.
De Commissie stelt er prijs op dat het dag. be
stuur worde uitgenoodigd een onderzoek te doen
plaats hebben ten einde eene beslissing kunne
worden genomen of de verstrating der Maarsmans-
steeg alsmede de overige verstratingen, die in den
loop van hel volgend jaar moeien plaats hebben,
geschieden zullen bij openbare aanbesteding dan
wel onder eigen beheer. De Commissie ziet niet
in dat zich omstandigheden hebben voorgedaan
waardoor eene herziening der jaarwedden van de
inspecteurs van politie en der agenten 3de en 4de
kl. thans reeds noodzakelijk zou wezen. Dat onze
gemeente in het bezit blijve van een muziekcorps
acht de Commissie van het uiterst belang, en de
tot dusver daarvoor bestemde jaarlijksche toelage
komt ook haar in alle opzichten gewettigd voor.
Niet alleen op grond dat het Gemeentebestuur
alsdan bij voorkomende gelegenheden daarover
zal kunnen beschikken, maar bovendien en voor
namelijk omdat het behoud van een muziekcorps
in de gemeente niet anders dan een heilzamen
invloed kan uitoefenen in het belang van de be
schaving en veredeling des volks. Daar de hulp
onderwijzer Offenberg eerst is aangesleld den 5den
Februari 1874 op eene jaarwedde van /600, is
in het bedrag daarvan na zoo kort tijdsverloop
geene verandering noodig. In de sectiën is het
thans gevolgd wordend systeem van prijsuitdeeling
aan de scholen ter sprake gebracht en de vraag
geopperd of tot de afschaffing daarvan, allhans
voor een deel, al of niel zal worden overgegaan.
B. en Ws. geven in hunne memorie van antwoord
de toezegging dat zij de door het schooltoezicht
in te dienen voorstellen desbetrefiende gaarne in
overweging zullen nemen. De Commissie stelt voor
B. en Ws. uit te noodigen om na overleg met
de schoolautoriteiten aan den raad hun gevoelen
mede te deelen, in hoeverre een wijziging van
het thans in deze geldend stelsel wenschehjk kan
worden geacht.
In de zitting der Tweede Kamer van gis
teren (reeds kortelijk medegedeeld) zeide de heer
Van den Berch van Heemstede dal hij na al het
gebeurde rnet LeidenWoerden wenschte dat
de lijn LeidenUtrecht in dit wetsontwerp worde
opgenomen. Reeds jaren geleden heeft de Holl.
Spoorwegm. de lijn LeidenWoerden willen aan
leggen. Er werd zelfs een aanvang met een kunst
weg gemaakt. Was de wet van 21 Sept. 1861
aangenomen, de aansluiting zou reeds lang bestaan
hebben. Nu wenscht spreker niet te treden in
de gevoerde onderhandelingen tusschen de heeren
De Bordes en Stoet met de stad Leiden, even
min als in de onderhandelingen tusschen de directie
der Rijnspoorwegmaatschappij en die stad. Hij zal
te dier zake evenmin in beoordeeling treden van
de overeenkomst van 5 Juli en 29 Juni 1875.
Hij neemt volkomen aan, dat van verschillende
zijden alles te goeder trouw is behandeld gewor
den. Spr. stelt zich altyd en uitsluitend op het
standpunt van billijkheid. Leiden en de dorpen
langs de Rijnstreek mogen op gelijke behandeling
aanspraak maken als de steden en dorpen die
thans aan spoorwegen zijn gelegen, zonder dat
van deze geldelijke bijdragen worden gevraagd. Eene
lijn door de Rijnstreek is van evenveel belang als
de meeste lijnen. Misschien vraagt men: waarom
stelt gij dan niet voor eene lijn LeidenWoerden.
Spr. antwoord!omdat hel in mijn plan ligt dat
mijn lijn door de Holl. Spoorwegm. zal worden
geëxploiteerd als daartoe de meest gerechtigde na
na hetgeen in 1861 en 1862 is voorgevalleo. De
minister van binnenl. zaken is belast met het
toezicht op de spoorwegen, heeft te waken dat
de Rijnspoor niet van den weg der Holl. Maatsch.
het vrije gebruik hebbe. Anders zouden noodlot
tige botsingen te vreezen zijn. Spr. geeft de rich
ting zijner lijn aan en noemt de gemeenten, langs
welke zijne lijn zal loopen, om zich aan den Oos
terspoorweg en aan den Centraalspoorweg aan
te sluiten, ten betooge dat door deze lijn Zuid-
Ilolland en Utrecht gebaat zullen worden op eene
wijze als men elders tevergeefs zal zoeken op
zoo korten afstand. Zijn voorstel steunt op billijk
heid. De minister van binnenl. zaken kan
zich met het amendement niet vereenigen. Zijn
eerste bezwaar is: het zou zijn geld wegwerpen.
Behoefte bestaat alleen aan een verbinding Leiden
Woerden. Leiden is door een spoorweg aan Utrecht
verbonden. Dus acht hij eene nieuwe verbinding on-
noodig. Zijn tweede bezwaar beslaat hierin dat zelfs
geene raming kan worden opgegeven van een werk
dat verscheiden millioenen zal kosten. Voor zooda
nige werken zou men toch wel eene raming mogen
verwachten. Een derde bezwaar: De heer v. d.
Berch beroept zich op billijkheid. Maar juisl de
billijkheid verzet zich. Door den min. Geertsema
is den 7den April 1873 concessie verleend aan
de heeren Sloet en De Bordes. De concessiona
rissen zijn bereid en bij machte deze uit te voeren.
Is 't nu billlijk van staatswege aan die concessi
onarissen een concurrent op den hals te schuiven
Wij zijn daarloe gerechtigd. Doch eischt het lands
belang van het uiterste recht gebruik le maken,
zóó te handelen ten aanzien van concessionarissen,
op wie uit het oogpunt van soliditeit niets te
zeggen valt? De heer v. d. Berch zeide, dat hij
het gebeurde tusschen de heeren Sloet en De
Bordes en Leiden niet wilde aanroeren. Dat doet
den min. leed. Het ware anders nuttig geweest
deze zaak duidelijk in het licht te stellen, en dan
zou volkomen blijken van de onbevlekte goede
trouw en de loyauteit der concessionarissen en
van de volkomen kennis van zaken by het ge
meentebestuur van Leiden, waarmede dat gemeen
tebestuur eene zeer weinig bezwarende verplichting
op zich heeft genomen, welke in de plaats trad eener
andere, welke zij 2 jaren te voren op zich genomen
had. Dat de spr. niet spreekt over de overeenkomst
gestolen met de Rijnspoorwegmaatsch., appre
cieert de min.; daarmede huldig ik zegt de
min. zijne mij bekende prudentie. Wat het
publiek belang betreft, zegt de min., zal dit ge
baat worden het meest door eene verbinding
LeidenWoerden, waartoe eene onteigeningswet
zal worden voorgelegd. Dan zal blijken, dat het
niet aangaat den last op de schatkist te schuiven
voor werken, die particulieren bereid zijn aan te
leggen. En de min. vleit zich, dat de Kamer over
deze zaak in haar geheelen omvang zal kunnen
oordeelen, nadat zal zijn ingediend de onteige
ningswet, zoowel tot aanleg van den spoorweg
LeidenWoerden, als die tot het maken eener
verbinding van het gemeenschappelijk station van
den Holl. naar den Rijnspoorweg. De heer
Stieltjes verdedigt het amendement en treedt
daaromtrent in bijzonderheden. De heer Van
den Berch van Heemstede beantwoordt den min.
Dat spr. geen uitgewerklen slaat heeft medege
deeld, is volkomen juist. Hij is geen deskundige
en kan dus niet precies de kosten opgeven, maar
er is geen lyn in ons vaderland op zoo korten
afstand zoo nuttig als deze, geene waarhij eene
zoo talrijke bevoking belang heeft en die met
minder schade geëxploiteerd kan worden. De
min. van binnenl. zaken wil niet treden in de