LEIDSCH DAGBLAD. N°. 4796. Vrijdag A0. 1875. I October. Spoorweg Leiden—Woerden. PRIJS DEZER COURANT i Voor Leiden per 8 maaaden1.- Franco per post1A0. Afzonderlijke Nommers0.02. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS PER ADVERTENTIES: Van 16 regels1.05. Iedere regel meer0.17^. Grootere letters naar plaatsruimte. Abonnementen worden dagelijks aangenomen. II. Art. 52 der concessie luidt: „De concessie voor de exploitatie van den spoorweg wordt gegeven voor den tijd, gedurende welken de Nederlandsche Rhijnspoorwegmaatschappij belast blijft met de exploitatie der spoorwegen, waarvoor haar con cessie is verleend bij koninklijk besluit van 20 Mei 1845. „Na afloop van dien tijd gaat de weg met het materieel en alles wat tot een en ander behoort op den Staat over, op den voet als bij de artike len 14, 45, 46 en 17 der bij genoemd koninklijk besluit bekrachtigde overeenkomst van 46 Mei 4845 voor de daar bedoelde wegen is bepaald." Nu is bij genoemde artikelen vastgesteld, dat de Staat bij eventueele overname van den Rhijn- spoorweg in het jaar 4898, het tijdstip waarop de aan die Maatschappij verleende concessie eindigt, het aan hare lij oen, dus ook die van Leiden Woerden, bestede kapitaal terugbetaalt. In dat ge val zijn dus de inschrijvers verzekerd, dat zij terugontvangen wat zij thans voor hunne aan- deelen uitgeven. Blijft daarentegen de exploitatie aan de Rhijnspoorwegmaatschappij, dan waarborgt reeds alleen de volkrijke en welvarende streek, waardoor de lijn is getraceerd, dat zij in waarde zal toenemen. Daar nu, zooals wij boven zeiden, de Rhijn- spoorwegm. op zich heeft genomen van de voor den aanleg benoodigde 3 millioen aan te vullen wat daaraan niet door inschrijving mocht worden bijeengebracht, zou men wellicht geneigd zijn zich van deelneming te onthouden, denkende: het kapi taal komt er toch. Ter wederlegging van die meening bevat het prospectus een merkwaardige zinsnede, aldus luidende „Het belang der Neder landsche Rhijnspoorwegmaatschappij brengt wellicht mede, dat er slechts weinig door derden wordt ingeschreven, om recht te hebben van het restant voor zich te behouden. Voor de belanghebbenden moet dit echter juist een reden zijn om dubbel deel te nemen." Vergelijkt men met deze woorden de beide eerste alinea's van art. 35 der statuten van de naamlooze vennootschap Spoorwegmaat schappij LeidenWoerden, waarbij het Vólgende is bepaald: „De besluiten van de algemeene ver gadering worden genomen bij meerderheid van stemmen der aanwezige of vertegertwoordigde stem gerechtigde aandeelhouders...." en: „Elke vijf aandeelen van f 240 of 20 pond sterling geven recht op één stem", dan zal men begrijpen, dat wie later een woordje in deze wil meespreken, zich thans dat voorrecht kan verschaffen door in te schrijven voor vijf of meer aandeelen, elk groot/"240. Zoo niet, dan zal de Rhijnspoorwegmaat schappij krachtens het bezit van het groot aantal aandeelen, vertegenwoordigd door het restant dat zij van de 3 millioen voor haar rekening zal heb ben genomen, altijd, zoo zij dat in haar voordeel acht, in staat zijn de overige aandeelhouders te overstemmen. Zulk een verhouding zou zeker weinig strooken met het belang der inwoners van Leiden en de overige bij de zaak betrokken ge meenten, en tevens een wat al te scherp contrast vormen met de zeker zware opoffering, die onze stad zich getroostte door een subsidie van 400000 te verleenen. Ter beantwoording eener van ver schillende zyden geopperde vraag, of" hl. dat sub sidie aan de concessionarissen dan wel aan de Rhijnspoorwegmaatschappij komt, verwijzen wij in het voorbijgaan naar de 2de alinea van art. 40 der tusschen de concessionarissen en de Rhijn spoorwegmaatschappij gesloten overeenkomst, welke aldus luidt: „Hetgeen de N.-R.-S. krachtens dezen waarborg zal hebben betaald (nl. hetgeen aan de gegarandeerde f 4220 per jaar-kilometer mocht ontbreken) vormt een rentelooze vordering te haren gunste. De aan de concessionarissen ten behoeve der onderneming door de gemeente Leiden en eventueel door andere gemeenten te verstrek ken subsidiën, met daarop komende renten en het volgens het voorgaand artikel aan de concessio narissen toekomend aandeel in het bedrag, waar mede het batig saldo der exploitatie-rekening in eenig jaar 4220 per kilometer overtreft, worden geheel aangewend tot betaling dier vordering, totdat deze geheel is gekweten en worden tot dit einde bij deze aan deNederlandsche Rhijnspoorwegmaatschappij afgestaan." Slaan wij ten slotte nog een blik op het pro spectus, dat is onderteekend, behalve door de beide concessionarrisen, door de volgende leden der Prov. Staten van Zuid-Holland, de HH. Mr. P. L. F. Blussé, K. N. Hengeveld, J. Herrewijn Jz., Mr. P. Du Rieu, Mr. C. Van der Vlies, burgemees ter van Hazerswoude, door het lid der Eerste Kamer den heer T. P. Viruly, door Mr. W. O. T. Van Oudheusden, te 's-Gravenhage, benevens door de burgemeesters van Leiden, Zoeterwoude, Waarder, Bodegraven, Woerden, Zwammerdam, Oegstgeest en Alphen. Daaruit blijkt o. a., dat de lijn, aan den Hollandschen spoorweg nabij het station alhier beginnende, langs de zuidzijde van den Rijn voort loopt met stations of halten te Hazerswoude over de brug van Koudekerk, Alphen, Zwammerdam en Bodegraven om in de nabijheid van het station "Woerden te eindigen, en volgens de begrooting wordt aangelegd voor enkel spoor, maar met grondont eigeningen en fundeeringen voor dubbel spoor. Die begrooting, in 4873 opgemaakt, toen de bouwmaterialen duurder en de loonen hooger waren, zou, op ruime schaal berekend, slechts tot f 2800000 slijgen, zoodat men, door het voor den aanleg benoodigde kapitaal op f 3000000 te stel len, zich met vrij groote zekerheid mag gewaar borgd achten tegen een bovendien zeer onwaar schijnlijk tégenvallen der zoo ruim geDomen raming. De lijn, door concessionarissen aan te leggen ter lengte van 32 kilometers, volgens het voor beeld dei' lijn Gouda Den Haag, moet bij het eindigen der exploitatie-overeenkomst met de R. S. M. in goeden staat weder worden opgele verd aan de eigenaars, dat zijft de aandeelhouders in de op te richten naamlooze vennootschap, tenzij, wat het waarschijnlijkst is, het exploitatie-contract worde vernieuwd of, zooals wij boven zeiden, de Staat de lijn overneme. Voor hen, die ondanks de door ons opgegeven gronden nog mochten aarzelen zoo ruim mogelijk aan de inschrijving deel te nemen, laten wij ten slotte deze veelbeteekenende regels uit het pro spectus volgen: „Nu toch blijkt, dat hier zonder risico een spoorweg kan worden gebouwd, welke minstens 4^/a pCt. rente waarborgt, zou het inderdaad jammer wezen, dat daarvoor niet in Nederland het benoodigde kapitaal ware te vinden. Mocht deze onderneming ook op dit punt slagen, dan ware een schoon voorbeeld tot navolging aan anderen gegeven/' LEIDEN, 30 September. Door de Commissie voor het geneeskundig Staatsexamen alhier is heden tot arts bevorderd de heer J. A. Lodewijks, milit. student. Te Groningen zijn door de Staatscommissie ad hoe bevorderd tot apothekers de heeren J. F. A. Rijkholt, van Groningen, N. F. Reyst, van Leiden, en W. F. Hammes, van Rotterdam. De minister van binnenl. zaken heeft 1°.bepaald dat de commissie, aan welke wordt opgedragen het examineeren van hen, die eene akte van be kwaamheid voor het middelbaar onderwys wenschen te verkrijgen in wis- en natuurk. wetenschappen, zeevaartkunde, teekenen, boetseeren, gymnastiek en landbouwkunde, voor het jaar 1875 zitting zal houden te Delft2°. benoemdtot lid en voor zitter dier commissie, Dr. M. Salverda, inspecteur van het middelbaar onderwijstot leden Dr. G. F. W. Baehr, F. J. Van den Berg, Dr. J. D. Van der Waals, J. Versluys, D. Grothe, Dr. C. A. J. A. Oudemans, Dr. F. Van Calker, J. E. Cornelissen, J. Ph. Koelman, E. Gugel, F. Stracké, Dr. W. Koster en C. Fogteloo; 3°. bepaald, dat de com missie, aan welke wordt opgedragen het exami neeren van hen, die eene akte van bekwaamheid voor het middelbaar onderwijs wenschen te verkrij gen in de Ned. taal en letterkunde en de geschiedk. wetenschappen, de staatshuishoudkunde, de handels wetenschappen, de levende talen en hare letter kunde en hel schoonschrijven, voor het jaar 4875 zitting zal houden in Den Haag; 4°. benoemdtot lid en voorzitter dier commissie, Dr. D. J. Steyn Parvé, inspecteur van het middelbaar onderwijs; tot ledenDr. W. G. Brill, Mr. C. M. J. Willeu- mier, Dr. P. Romeyn, Dr. J. H. H. Hülsmann, E. H. C. Schaefer, N. W. Posthumus, F. J. Rode, J. H. Dijkman Bz. en A. C. Loffelt. De minister van marine brengt ter kennis dat in het volgende jaar eenige jongelingen na afgelegd examen als scheepsklerk zullen kunnen worden aangesteld. Het examen zal in Aug. of Sept. plaats hebben. Alleen komen in aanmerking zij die geboren zijn in 4859 of 4860. Het stoomschip Thomas Sorbyvan Batavia naar Rotterdam, is 21 dezer te Malta aangeko men; de Betsyvan Rotterdam naar Java, is 28 dezer te Port-Saïd aangekomen. Z. K. H. Prins Frederik is voornemens tot het begin van Februari rn Duitschland te ver toeven. Middelerwijl zal in Den Haag een nieuwe vleugel aan het paleis in het Voorhout, naar men verneemt bestemd tot verblijfplaats voor den Prins en de Prinses von Wied, worden gebouwd. Uit Eindhoven verneemt men dat de uit gebreide collectie oudheden van ongeveer 800 stuks, van den heer Hermans Smits aldaar, door tusschenkomst van den heer Van der Keilen, rijksadviseur, uit Amsterdam, voor rekening des rijks is aangekocht, en reeds naar het nieuw ge vormde Museum van oudheden in Den Haag vervoerd. Bij de begrooting voor het departement van oorlog is eene verhooging van de soldijen van het onderofficierskader voorgesteld, en wel als volgt: bij de inf. de adj.-onderoffic. van f 4,25 op f 2,00; de sergeanten-majoor van 4,40 op/4,25 en f 4.75 (twee klassen)de sergeanten en fou- riers van 0,77 op f 0,80 en f 0,90 (twee klas sen). Bij de overige wapens in dezelfde ver houding.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1875 | | pagina 1