LEIDSCH DAGBLAD, N°. 4772. Vrijdag A0. 1875. 3 September. STADS- BERICHTEN. PROEFSTATIONS. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maandenf 1. Franco per postn 1.40. Afzonderlijke Nommers0.02. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PBIJS DER ADVERTENTIES Van 16 regelsf 1.05. Iedere regel meer0.171. Grootere letters naar plaatsruimte. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN, Gezien art. 11, 2de alinea der Verordening van 4 Mei T822, op de openbare scholen voor gewoon lager onder wijs voor on- en minvermogenden Gemeenteblad n°. 10); Doen te weten, dat de inschrijving van nieuwe leerlin gen op de openbare scholen voor on- en minvermogenden zal plaats hebben van den Oden tot en met den 18den September e. k., in de schoollokalen in de Rijnstraat, in de Brandewijnsteeg, op de Binnenveslgracht aan het Plantsoen en aan de Marendorps Achtergracht, des voor- middags van halfneyen tot negen uren en des namiddags van haljïtoee tot twee uren, behalve des Zaterdags namiddags en des Zondags. Burgemeester en Wethouders voornoemd, STOFFELS, Weth. 1. B. E. KIST, Secretaris. Leiden, 1 September 1875. De BURGEMEESTER, Hoofd van het Gemeentebestuur van Leiden, doet te weten, dat aan den ontvanger der directe be lastingen alhier is ter hand gesteld het op den Sisten Augustus jl. invorderbaar verklaard kohier van het patentrecht voor wijk VI, dienst 1875/6; zijnde een ieder verplicht zijn aanslag op den bij de wet bepaalden voet le voldoen. En wordt deze door plaatsing in de Leidsche Courant afge kondigd. De Burgemeester voornoemd, v. d. BRANDELER. Leiden, 2 September 1875. ii. Maar allereerst zoo luidt de wensch van den meergemelden schrijver, en dien zullen alle belanghebbenden ongetwijfeld met hem deelen allereerst worde door de stichting van een wei- ingericht proefstation voldaan aan een dringende behoefte onzer landbouw-praktgk. Het geldt hier een der voornaamste bron nen van welvaart; 't zal voor ons, inwoners van Leiden, met zijn belangrijke veemarkt, wel geen betoog behoeven. Wij, Nederlanders, zijn een land bouwend volk bij uitnemendheid. Den boerenstand gaat 't goed, en ieder weet wonderen te ver halen van den voorspoed, dien men op het platteland aantreft bij die nijvere klasse van landgenooten. Zal 't haar blijven goedgaan? Ziedaar een vraag, die alleen dan bevestigend zal kunnen worden beantwoord, wanneer onze landbouwers zullen weten mee le gaan met hun lijd. Niet straffeloos kan men die waarheid uit het oog verliezen. Wilt ge een sprekend bewijs? Ons land mocht zich eenmaal verheugen in een uitgebreide koopvaardij vaart. Hoe treurig het met dezen tak van nijverheid gesteld is, heeft de voor eenigen tijd vanwege de Tweede Kamer in gestelde enquête aan het licht gebracht. En de schuld van dat bejammerenswaardige feit? Een voudig dat men in menig opzicht niet met zijn tijd wist mee te gaan. Welk een inspanning het zal kosten het eenmaal verzuimde weder in te halen, valt licht te begrijpen. Zware offers zullen moeten gebracht worden om te herstellen wat, indien er bijtijds en langs geleidelijken weg in ware voorzien, slechts weinig zou hebben geëischt. Aan een dergelijk gevaar mag die andere tak van welvaart, de landbouw, niet worden blootge steld. Daarom is het meer dan tijd, dat wij het voorbeeld van andere landen volgen, waar sedert korter of langer tijd proefstations met de gun stigste resultaten in werking zijn gebracht. De versnelde middelen van gemeenschap, die de markten als 't ware dichter bij elkander hebben gebracht en de verschillende volken in staat stellen daar te koopen, waar zij 't best terecht kunnen, maken het der natie, die niet op den •achtergrond wil worden gedrongen, ten plicht, zorg te dragen dat zij met hare naburen kan concurreeren. Bovendien, het zal veler aandacht niet zijn j ontgaan, dat zich op het gebied van den land bouw nu en dan minder gunstige verschijnselen I voordoen wat betreft de hoedanigheid der door sommige niet al te nauwgezette landgenooten aan het buitenland afgeleverde waren, met name naar Engeland uitgevoerde boter. Nu zouden naar onze meening proefstations, even goed als zij zich belasten met het onderzoeken van de deug delijkheid der meststoffen, zaden en zoo voorts, die de landbouwers inslaan, ook voor de belang hebbenden controle kunnen uitoefenen op de hoe danigheid der landbouwvoorlbrengselen, door de producenten aan de markt gebracht, en dat wel in het belang juist van deze laatsten. Immers het geval heeft zich meermalen voorgedaan, dat te Londen boter, die in een ander land dan het onze bereid was, als Hollandsch product te koop werd aangeboden. Hoe zullen die proefstations er komen? Het buitenland kan daarop bet antwoord geven. Uit een tabellarisch overzicht van de ontwikkeling der buitenlandsche landbouwproefstations in 1874, door Dr. Salverda aan zijn belangrijk opstel toegevoegd, blijkt dat in 28 van de 45 gevallen de stichting der proefstations uitging van landbouwvereenigin- gen, dus belanghebbenden, doch tevens dat de meeste van regeeringswege worden gesubsidieerd. Ook bij ons te lande heeft men wij ver melden het met genoegen den goeden weg ingeslagen. Nadat de heeren Dr. L. Mulder te Arnhem, Dr. J. M. Van Bemmelen, hier ter stede, en E. Van den Bosch te Goes, op het Landhuis- houdkundig Congres te Zierikzee benoemd ter zake van bet daar besprokene over proefstations voor den landbouw in Nederland, hadden voorgesteld, dat het 29ste Landhuishoudkundig Congres te Hee renveen er zich toe zou bepaleu de boven door ons uiteengezette meening van Dr. Salverda bij de regeering te steunen, werd aldaar op de tweede vergadering de volgende motie aangenomen: „Het Congres te Heerenveen dringt bij de hooge regee ring aan op een eerste proefstation, opdat ook Nederland binnen korten tijd een inrichting van regeeringswege bekome, zooals in vele landen reeds bestaat." Nu ware het wellicht wenschelijker, dat het initiatief tot de oprichting van belanghebbenden zeiven, b. v. landbouwvereenigingen, uitging, ge steund door een subsidie van regeeringswege, gelijk wij zagen dat in het buitenland meestal plaats had; want indien de landbouwer zijn belang goed begrijpt, zal hij bij herhaling van de goede dien sten van het proefstation gebruik maken, en zie daar reeds een niet te versmaden bron van inkomsten, die een aanmerkelijke bijdrage kan leveren tot dekking der kosten. Zooveel is echter zeker, dat de belangstelling in die voor een landbouwende natie inderdaad onmisbare inrichtingen hier te lande voorgoed is ontwaakt, en indien het bericht, dat bij het depar tement van binnenlandsche zaken het ernstig plan bestaat, aan de Rijks hoogere burgerscholen of andere openbare inrichtingen van onderwijs een cursus over landbouw en aanverwante vakken te openen, waarheid blijkt te behelzen, dan mag men daaruit ongetwijfeld het bewijs putten, dat ook j door de regeering de belangen van den landbouw in het algemeen niet uit het oog worden ver- loren. Moge de spoedige oprichting van een proef- j station daarvan opnieuw getuigen i i LEIDEN, 2 September. De gelegenheid tot verzending van brieven naar Ned.-Indië per stoomschip Conrad blijft geopend tol Vrijdag 3 dezer, middernacht, terwijl de druk werken des avonds te 6 uren aan het postkantoor alhier behooren bezorgd te zijn. In den loop van de gisteren gehouden zit ting der Eerste Kamer (reeds kortelijk medege deeld) heeft de lieer Coenen zijne interpellatie gericht aan den minister van binnenlandsche zaken over de bekende verkiezings-circulaire. Hij was van meening dat, kieschheidshalve, de burgemees ters zich moeien onthouden van de uitoefening van invloed op de verkiezingen, schoon geene wet of verbod deswege bestaat. Zijnerzijds vestigde hij de aandacht op de misbruiken door de rijksveld wachters en jachtopzieners gepleegd na 't ver schijnen der circulaire, door 't controleeren der burgemeesters en vreesaanjaging der kiezers. De minister van binnenlandsche zaken heeft zijne circulaire voornamelijk verdedigd met een beroep op de antecedenten van onderscheidene voorgan gers, niet 't minst op den heer Thorbecke. De heeren I^incoffs, Borsius, Hein en Joost van Vollenhoven hebben de circulaire op zichzelve, als zij strekte om ongeoorloofden invloed door administratieve ambtenaren op de verkiezingen tegen te gaan, volstrekt niet afgekeurd, maar wel de toelichting aan den commissaris des konings in Zuid-Holland, waaruil zou volgen, gelijk er ook staat, dat het onverschillig is of die ambtenaren al dan niet van hun titel gebruik maken. De minister gaf nadere inlichtingen en zag het groote verschil tusschen de circulaire en de toelichting, die niet in haar geheel was vermeld, niet in, en beriep zich ander maal op zijne voorgangers. Wat de quaestie der veldwachters betreft, de minister hoorde de zaak nu voor 't eerst. Hij heeft nooit eenigen last tot bemoeiing gegeven en zou de zaak onderzoeken. De heer Coenen was daarmede bevredigd en dankte den minister voor de overige mededeelingen. De minister van koloniën heeft bij een zijner ontwerpen pertinent ontkend wat in vreemde bladen is medegedeeld wegens misbruiken bij de werving van manschappen, bestemd voor den dienst in Indië. Wij hebben geen enkel agent in den vreemde orn de werving aan te moedigen, veel minder om ongeoorloofde middelen le bezigen. Het congres der „Association pour le droit des gens" is gisterochtend in het gebouw voor kunsten en wetenschappen in Den Haag geopend door den heer Bredius, die allen hartelijk welkom heette in den broederkring en opwekte om het schoone doel der vereeniging, de verbroedering der volkeren, te helpen bevorderen. De heer Dudley Field, voorzitter van het congres, heeft voor de ontvangst bedankt en zijn genoegen betuigd bijeen te zijn in een land, dat, na zooveel strijd, vrijheid en vrede verwierf. Een talrijk auditorium was tegenwoordig. Gistermiddag te halfdrie had de eerste vergadering plaats, waarin door den heer B. Miles verslag werd uitgebracht. Voorts is daarin mededeeling gedaan van lal van ingekomen stukken en rapporten. De lijn AmsterdamZutfen is reeds zoover gereed, dat de raad van administratie der Holl. Spoorwegmaatschappij Dinsdag eene inspectiereis langs dien weg kon doen. De heeren rijksadviseurs Jhr. De Stuers en Cuypers, die de kerk te Deventer bezocht hebben, ten einde de onlangs ontdekte muurschilderingen te bezichtigen, oordeelden <ieze kunstwerken de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1875 | | pagina 1