LEIDSCH DAGBLAD. i\°. 4744. Zaterdag A0. 1875. 31 Juli. STADS-BERICHTEN. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maandenf 1. Franco per postn 1-40. Afzonderlijke Nommersn 0.03. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADYERTENTIEN Van 16 regelsf 1.05. Iedere regel meern 0.174. Grootere letters naar plaatsruimte. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN doen te weten, dat de rekening en verantwoording van de inkomsten en uitgaven dezer gemeente, over het dienst jaar 1874, met al de daarbij behoorende bescheiden aan den Gemeenteraad op heden is overgelegd, tegelijk voor een ieder gedurende veertien dagen ter lezing nederge- legd op de secretarie dezer gemeente, en in druk, tegen betaling der kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld. Geschiedende daarvan, ingevolge art. 219 der Wet van 29 Juni 1851 Staatsblad n°. 85), openbare kennisgeving door plaatsing in de Leidsche Courant. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. d. BRANDELER, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. Leiden, 29 Juli 1875. Vergadering van den Gemeenteraad van Leiden, op Maandag den 2den Augustus 1875, des na middags te drie uren. LEIDEN, 30 Juli. Op de tweede lijst van deelnemers aan het Anti-dienstvervangingbond, 92 namen tellende, komt voor die van prof. J. E. Goudsmit. Bij beschikking van het prov. gerechtshof in Z.-H. van 23 dezer is aan den heer J. F. Wallbrink, overeenkomstig zijn verzoek, een eer vol ontslag verleend uit zyne betrekking van deur waarder bij de rechtbank alhier. Door de algemeene vergadering van het Ned. Onderwijzersgenootschap is aangenomen het voorstel van de afdeeling 's-Gravenhage, volgens hetwelk door het Genootschap tot heeren inspec teurs van het lager onderwijs het verzoek zal worden gericht om mede te werken tot afschaffing -der gewoonte om eene medaille of een boekwerk uit te reiken aan onderwijzers, die 40 of 50 jaren achtereen hunne betrekking hebben vervuld. Voor die rubriek „onderwijzend personeel" is het vol gende eenigszins gewijzigde voorstel der commissie aangenomen: „1°. Het onderwijzend personeel be staat uita. hulponderwijzers en hulponderwijze ressen b. onderwijzers en onderwijzeressen. Kwee- keling-onderwijzers behooren niet tot het onder wijzend personeel, maar worden in de lagere school toegelaten uitsluitend voor hunne practische vorming. 2°. Het minimum van bezoldiging is: voor hoofdonderwijzers en hoofdonderwijzeressen aan openbare scholen van gewoon lager onderwijs, behalve vrije woning, f 900 'sjaars; voor onder wijzers en onderwijzeressen aan die scholen of voor hoofdonderwijzeressen bij het voorbereidend lager onderwijs, 700; voor hulponderwijzers en hulponderwijzeressen bij het gewoon of het voor bereidend lager onderwijs, f 500. De bepaling van het minimum van bezoldiging wordt om de tien jaar herzien. 3°. De benoeming geschiedt door den Ge meenteraad a van hulponderwijzers en hulponder wijzeressen, zoowel voor het gewoon als het voorbe reidend lager onderwijs, benevens van onderwijzers en onderwyzeressen bij het gewoon en voortgezet lager onderwijs, uit eene voordracht, op te maken door burgemeester en wethouders, den school opziener en den betrokken hoofdonderwijzer, in gemeen overleg; b. van hoofdonderwijzers en hoofdonderwijzeressen, uit eene voordracht, op te maken door burgemeester en wethouders en den schoolopziener. 4°. De opleiding tot hulponder- wyzer en hulponderwyzeres voor het gewoon en van hulponderwijzer en hulponderwijzeres voor het voorbereidend lager onderwijs geschiedt van Rijkswege, a. aan Rijks-kweekscholenb. aan al of niet gesubsidieerde gemeentelijke, districts- of provinciale, gemeentelijke of bijzondere kweek scholen. Aan elke Rijks-kweekschool wordt voor de praktische vorming eene lagere school verbon den, die geheel of ten deele door het Rijk wordt bekostigd. Aan elke kweekschool worden lessen verbonden tot verdere opleiding van dienstdoende hulponderwijzers en hulponderwijzeressen." Ook werd aangenomen het voorstel der commissie aangaande „de kosten van het onderwijs". De algemeene vergadering van 1876 zal le Enschedé gehouden worden. De nieuwe indeeling van het rijk in vijf militaire afdeelingen is in hoofdzaak als volgt: lste milit. afdeeling Amsterdam, standplaats Am sterdam. waartoe behooren de provincie Noord- Holland, behalve van het gedeelte, uitmakende de 5de, en van dat gevoegd bij de 2de militaire af deeling; de prov. Friesland, Groningen en Drente. 2de milit. afdeeling, standplaats Utrecht, waartoe behooren van de provincie Noord-Holland het Z. O. gedeelte, van de provincie Zuid-Holland het N. O. gedeelte, de provincie Utrecht, Reeuwijk, Nieuw koop, Bodegraven, Rietveld, Lange Ruige Weide, Waarder, Barwoutswaarder, Woerden, Papekop, Hekendorp en Oudewater; van de provincie Gelderland, het gedeelte benoorden den Rijn, en de provincie Overijsel. 3de milit. afdeeling, standplaats Gorcum, waartoe behooren van de provincie Gelderland het gedeelte bezuiden den Rijn en de Lek; van de provincie Zuid- Holland het oostelijk gedeelte, de provincie Noord-Brabant, met uitzondering van het weste lijk gedeelte, gevoegd bij de 4de militaire af deeling en de provincie Limburg. 4de milit. af deeling, standplaats Rotterdam, waartoe behooren de provincie Zuid-Holland, met uitzondering van de gedeelten gevoegd bij de 2de en 3de militaire afdeeling; de provincie Zeeland, en van de provincie Noord-Brabant het westelijk gedeelte. 5de milit. afdeeling, standplaats Helder, waartoe behoort van de provincie Noord-Holland het noor delijk gedeelte, benevens de eilanden Wieringen, Tessel, Vlieland en Terschelling. Het bevel in die afdeelingen wordt gevoerd door een generaal-majoor of kolonel. Het hoofdkwartier van de tweede divisie, thans te Amsterdam, wordt 1 Mei 1876 te Haarlem gevestigd. Tot commandeur der orde van den H. Gre- gorius den Grooten is benoemd de heer A. A. J. C. baron Van der Heyden van Doornenburg en Suideras. Tot leeraar in de geschiedenis en aardrijks kunde aan de hoogere burgerschool voor jongens met driejarigen cursus te Rotterdam is benoemd de heer L. B. Van der Kolk, leeraar te Groningen. Door de commissie voor het geneeskundig staatsexamen te Utrecht is het getuigschrift voor het lste gedeelte van het artsexamen uitgereikt aan den heer G. H. Schlencker, milit. student. De staatsraad commissaris des konings in de provincie Gelderland heeft ter kennis van de gemeentebesturen in dat gewest gebracht, met uitnoodiging daaraan de noodige publiciteit te geven, dat door de Pruisische regeering niet langer zullen worden geduld die processiën welke hier te lande verboden zijn, waarvan de deelnemers nadat zij de Nederlandsche grenzen hebben over schreden zich tot dusverre met ontplooiing van vaandels en de overige gewoonlijk plaats hebbende ceremoniën tot een optocht vormen en in bewe ging stellen. Door de Koninklijke Belgische academie zijn tegen 1877 een vijftal prijsvragen uitgeschreven, waaronder eene over eene geschiedenis van Jacoba Van Beieren en eene over eene vergelijkende studie omtrent de Vlaamsche poëzie en die van andere Germaansche talen, met het oog op het geen door de eerste aan de laatste ontleend is, en den invloed op de laatste door de eerste uit geoefend. Voor elk bekroond antwoord wordt eene gouden medaille uitgeloofd, ter waarde van zes honderd fr. Bij het departement van koloniën is ont vangen eene som van f 440 door de ontbonden „Kegelclub" in Den Haag aangeboden, ten be hoeve van de in Atjeh ziek geworden of gewonde militairen. Aan den luit.-kolonel der infanterie van het O.-I. leger J. G. Van Thiel, die zich thans met verlof in Den Haag bevindt, zal in de volgende week op plechtige wijze het ridderkruis der Mili taire Willemsorde worden uitgereikt ter zake van zijn moedig gedrag bij de Atjehneesche expeditie. Den 7den der volgende maand zal van het koloniaal werfdepot te Harderwijk per spoortrein over Utrecht en Den Haag naar het Nieuwediep vertrekken een detachement suppletietroepen, sterk 250 man, om dien dag te embarqueeren aan boord van het via Suez naar Java bestemde stoomschip Prins van Oranje. Het bevel over dat detache ment is opgedragen aan den van verlof naar Java terugkeerenden kapitein der infanterie van het O.-I. leger P. H. Van Hulstijn met medegeleide der 2de luitenants der inf. van dat leger I. Burg, die eveneens van verlof retourneert, B. K. Ste- ringa en B. Ten Broek. De luit.-ter-zee 2de kl. J. G. Roosenburg en C. Moll, eerstgen. aan boord van Zr. Ms. wacht schip te Willemsoord en laatstgen. van Zr. Ma. raderstoomschip Valk, worden, de tweede met intrekking zijner overplaatsing aan boord van boven genoemd wachtschip, respect, met den 15den Aug. en laatsten dezer op nonact. gesteld, terwijl de luit.- ter-zee 2de kl. H. Velthuyzen met den 16den Aug. wordt geplaatst aan boord van Zr. Ms. wacht schip te Willemsoord, ten einde later bij den torpedodienst gedet. te worden. Z. M. heeft aan N. Van Struy venberg, eervol ontsl. bakenmeester op het 3de kwartier van den Neder-Rijn, verleend een pensioen ten bedrage van 317 'sjaars; het besluit van 10 Juli j.l., waarbij o. a. de sergeant-schrijver A. Willmaring, van het lste reg. inf., en de sergeant J. A. Fraterman, van het reg. grenadiers en jagers, werden benoemd tot 2den luit. der inf. van het leger in Ned.-Indië, voor zooveel die onderofficieren aangaat ingetrokken en buiten werking gesteld, en de genoemde onder officieren benoemd tot 2den luit. by de inf. hier te lande, den sergeant-schrijver Wilmaring bij het lste en den sergeant Fraterman bij het 2de reg. van het wapenden off.-van-gez. 3de klasse C. J. De Freytag, van het personeel van den geneesk. dienst der landmacht, overgeplaatst bij het leger van Ned.-Indië, en gelijktijdig bij dat leger benoemd tot off.-van-gez. 2de klasse. Gemengd Nieuws. Hedenmorgen omstreeks 4 uren is door den politie-agent O. uit de Heerengracht opge haald het lijk van den negenjarigen B., die sedert eenige dagen werd vermist. Op de Haarlemmerstraat is heden morgen omstreeks halfelf, terwijl eenige timmer lieden bezig waren met werken, een stuk hout gevallen op het hoofd van zekeren L, die in bewusteloozen toestand naar zijn woning is vervoerd. Gistermorgen kwam eene vrouw,die eenige boodschappen had verricht, in haar woning

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1875 | | pagina 1