1 voor deze laatsten openstaat. De vraag, wanneer er gouden „tientjes" in omloop zullen komen, valt derhalve voor alsnog moeilijk te beslissen. j Het twaalfde nationale zendingsfeest, dat gisteren te Boekenrode, het schoone landgoed der farniliën Messchert van Vollenhoven en Van Len- nep, gevierd werd, heeft niet minder dan in 1873 duizenden uit alle oorden des lands tot zich ge trokken. Van kwart over zeven, toen de eerste trein van feestgangers uit Amsterdam hij de Zand- voortsche Laan stilhield, tot den laatsten feest- trein, die even voor 10 uren aankwam, 6tond de stroom der bezoekers niet stil. Spreekplaatsen, cantine en de inrichting over 't geheel getuigden van de uitstekende zorg, die de hoofdcommissie droeg, om het den bezoekers zoo gerieflijk en genoeglijk mogelijk te rnaken. Met een hartelijken welkomsgroet van den gastheer ingeleid, na wien prof. Lamers de openingsrede hield, werd het feest geregeld voortgezet. Omstreeks één uur werd in de nabijheid van de ruime tent, waar den genoodigden een voortreffelijk déjeuner bereid was, door een aantal hervormde weesmeisjes uit Haarlem den gastheer en der gastvrouw eenige liederen toegezongende heer Bromet, predikant te Amsterdam, gaf herhaaldelijk eenige der be kende gezangen van Sankey in Hollandsche over zetting ten beste, terwijl twee tot het christen dom bekeerde negers uit Suriname de belang stellende nieuwsgierigheid wekten van niet weinigen der aanwezigen. Voor de vrienden der zendings feesten is dit een der schoonste geweest, en men hoorde overal als uit éénen mond de onbeperkte gastvrijheid roemen, waarmede elke plek van het fraaie landgoed voor ieder toegankelijk was gelaten. Met zekerheid verneemt men dat op de ondiepte „de Pollen" voor Harlingen nu reeds verdieping aan de noordzijde van den stroomtei- denden dam is waar te nemen. Vroeger peilde men op den hoogsten rug der Pollen 36 centi meter beneden de volzee, terwijl men thans op die plaats eene diepte van 40 decimeter beneden volzee vindt, met een minimum vaargeul van 60 M. breedte. Aan een schrijven van een jeugdig officier van ons expeditionaire leger te Atjin is het vol gende ontleend De Atjineezen zijn zóó beangst geworden, dat ze bijna niet meer durven schieten, nog minder te voorschijn komen. Maar ook niet zonder reden, want elk schot, dat op zij een onzer bentings durven lossen, wordt dadelijk met een 14-tal granaat- of granaatkartetskogels beantwoord. Vooreerst wordt aan oprukken nog niet gedacht; eerst moet er groote versterking van Java zijn aangekomen. Er moeten nog twee zeer sterke kampongs genomen worden, en dan zal het daar bij wel blijven. Het zijn Ketopen-doea en Bidal. Het eten wordt ons door het gouvernement ver strekt en is zeer goed en voldoende. Dagelijks krijgen wij tevens een halve flesch goeden wijn. De eenige slechte zijde van Atjin vond ik in het eentonig leven en den minder goeden gezond heidstoestand, die voornamelijk toegeschreven wordt aan het slechte drinkwater, waarvan ik mij dan ook zorgvuldig onthoud. We drinken meest altijd koude thee, bier, wijn en cognac. Staatsblad n°. 126 behelst het besluit van den 30sten Juni j.l., tot aanvulling van het kon. besluit van 17 April 1874, houdende bepalingen tot beteugeling der longziekte onder het rundvee. Door den consul-generaal te Rio-de-Janeiro is tot consul der Nederlanden te Pernambuco ad interim aangesteld C. L. F. Roeck. De scheepsklerk G. A. Zeegers, laatst behoord hebbende tot het eskader in Oost-Indië, en van daar in Nederland teruggekeerd, isopnonact.gesteld. Z. M. heeft de benoeming van Jhr. D. C. J. Van Akerlaken, burgem. Van Beets, tot secretaris dier gem. goedgekeurd; benoemd tot rijkstele grafist 3de kl., de rijkstelegraafklerken 2de kl. C. J. Bourié, H. G. Doyen, A. N. Van Rooyen, T. G. De Jong. G. J. Jongkindt, W. S. M. E. Everts, D. Van de Rotte, J. H. E. D'Arnaud, J. G. Jongman, D. Koeleman en J. H. Bödeker; aan den voor den dienst in Indië bestemden soldaat E. Zahlrnann, van het kolon. werfdepot, vergund het dragen van de Fransche herinneringsmedaille voor de expeditie in Mexico. Gemengd TVierrws. Den 29sten Maart jl. liep te Rotter dam een kleine hond zonder muilband 't was in den tijd dat het ongemuilband los loopen der honden nog verboden was de plaats van het Gereformeerd Burgerweeshuis op, door de open staande poort. Een weesmeisje, A. S. Van Vrees wijk, 15 jaren oud, werd door 't hondje gebeten. Het dier werd weggejaagd, maar den geneesheer van 't gesticht werd niet medegedeeld wat er gebeurd was. Eerst op 2 Juli openbaarde zich de vreeselijke ziekte bij 't meisje. Zij werd naar 't ziekenhuis vervoerd en bezweek den volgenden ochtend. Gistervoormiddag geraakte te Schie- dam een kind van vijf jaar onder een sleepers wagen, terwijl het de straat wilde oversteken. Het hoofd werd 't kind van den romp gescheiden. Gisterochtend omstreeks acht uren miste een schipper, die te Haarlem met zijn vaartuig in de Nieuwe Gracht vóór de kazerne ligt, zijn vijfjarig zoontje. Zijn vermoeden, dat het kind in die gracht zou zijn geraakt, werd be vestigd toen het een uur daarna levenloos werd opgehaald. Men meldt uit Grave dat Dinsdag in 't naburige Nifterik een zekere H., van beroep ezelkoopman, zijn vrouw in een vlaag van jaloe zie met een mes zoodanig heelt gewond, dat er onmiddellijk de dood op volgde. Door de rijks veldwachters uit Wijchen gevat, is hij naar het huis van bewaring te Nijmegen overgebracht. Te Sappemeer had Dinsdag-ochtend de 14-jarige eenige zoon van brave ouders, terwijl hij werkzaam was op de fabriek van de firma Romkes, Bakker Van Calcar, het ongeluk te dicht bij de machine te komen, zoodat hij door het vliegwiel gegrepen en zoodanig gekneusd en gewond werd, dat hij reeds tijdens de geneeskun dige behandeling overleed. Eene schoonmaakster te Amsterdam wist zich dezer dagen in het huis, waar zij werkzaam was, meester te maken van een trommeltje, waarin f 500 aan effecten en ƒ500 aan bankbiljetten en comptanten. De vrouw en haar man werden al spoedig door de politie gearresteerd, doch nog alleen in het bezit bevonden van eenig geld. De trommel met effecten was verdwenen, doch werd den volgenden dag door een paar baggerlieden opge- vischt en door de politie in beslag genomen. Bij onderzoek bleek, dat de effecten nog ongedeerd in het trommeltje lagen. Een verversknecht uit W ij k - b ij - Duur stede, vader van zeven kinderen. Maandag-namid dag bezig zijnde de wijzerborden van de hervormde kerk te Nederlangbroek te schilderen, had het ongeluk van den vrij hoogen toren te vallen. Hij heeft beide beenen gebroken en is inwendig zwaar gekneusd. Uit Den Helder wordt gemeld dat de vangst langs de kust steeds minder wordt en wel hoofdzakelijk doordien de Engelschen alles voor den neus der Hollanders wegvisschen. Nauwelijks hadden eenige Urkers voor omlrent 14 dagen een plekje ontdekt, waar ze met succes hunne netten konden uitwerpen, of er verschenen den volgenden dag een 400-tal Engelsche kotters, die alles wat maar leefde wegvingen. Met hunne zware korren beploegen ze letterlijk het vischrijk gedeelte, en zoodoende wordt ook de teelt totaal vernietigd. Van zulk een ontdekte vischplek is de Engelsch- man onbeperkt meester, want onze kleine scheepjes durven zich aldaar niet wagen, vreezende's nachts averij te bekomen of last te krijgen van baldadig heden. De aanbrengst van zeevisch bestond in den laatsten tijd dan ook meestal uit wat schol en tong. Het gevolg van die flauwe vangst is, dat verschillende visschers weer aas het ansjovis-vis- schen zijn gegaan. In een schoenmakersgezin te Brussel viel dezer dagen een betreurenswaardig tooneel voor. De schoenmaker was aan zijn werk, zijne vrouw verrichtte huiswerk, hun achttienjarige zoon was nog te bed. Reeds herhaalde malen had zijne moeder hem verzocht op te staan; eindelijk sprenkelde zij water op zijn gezicht, waarop de jongeling in drift opsprong, een schoenmakers- leest opvatte en naar het hoofd zijner moeder j wierp. Toen hij haar niet trof, wierp hij met een stoel naar haar. De vader, dit ziende, snelde toe en bracht zijn zoon twee steken met een schoen makersmes toe, waardoor de jongeling gevaarlijk gewond werd. Auguste Wolff van de firma Pleyel Wolff Co., te Parijs, heeft eene groote verbe tering gebracht in het mechanisme der pianino. Tot nutoe namelijk werd van het groote pedaal veel misbruik gemaakt, waardoor een cacophonie, eene verwarring van geluiden, ontstond. Dit gebrek is verholpen door de nieuw ingevoerde „pédale tonale." Rech tzalren. Een schaapherder uit Pernis, beschuldigd van diefstal van vee uit de weide, stond gisteren voor het prov. gerechtshof in Zuid-Holland terecht ten einde zich omtrent genoemd feit te verant woorden. In den ochtend van 8 April jl. werden uit eene weide onder de gemeente Hof van Delft vermist drie schapen en twee lammeren, die den zelfden dag op de Delftsche veemarkt werden ver kocht aan twee Rotterdamsche kooplieden voor 50, hetgeen plaats had in tegenwoordigheid van verschillende personen, die gisteren den verkooper als den beschuldigde herkenden. Deze echter ont kende de bedoelde persoon te zijn geweest, voor gevende in de laatste vijf jaren Delft niet bezocht te hebben en ook niet aan schapendiefstal schuldig te zijn. Hij trachtte zijn afwezigheid duidelijk te maken door de opgave van toen te Dordrecht, Schoonhoven en Klaaswaal te hebben vertoefd, hetgeen echter niet werd bevestigd. Alleen omtrent laatstgenoemde plaats kwam aan het licht dat hij in den namiddag van 8 April aldaar was aange komen, maar dat hij ook daar werd gearresteerd. Adv.-gen. Jhr. Mr. Van den Bergh noemde het feit van diefstal van vee in de weide een zeer ernstig feit, dat evenwel nog verzachtende omstan digheden kon met zich brengen. In deze zaak echter had de besch. door pertinente ontkentenis elke verzachting van straf verbeurd. Hij achtte het feit voldoende bewezen en requireerde de veroor deeling van besch. tot 5 jaren tuchthuisstraf. De verdediger Mr. Horch hield een vrij uitvoerig pleidooi, waarin hij trachtte aan tetoonen, dat het bewijs van den diefstal niet was geleverd en zijn cliënt te dier zake ook niet kon worden veroordeeld. Na re- en dupliek is de uitspraak op a. s. Woensdag te elf uren bepaald. De kerkeraden der Doopsgezinde gemeenten te Amsterdam, Enkhuizen, De Joure, Rotterdam, Utrecht en Zutfen hebben bij de Tweede Kamer een adres ingediend betrekkelijk de kerkelijke goederen en middelen waaronder eene in schrijving op het Grootboek der Doopsgezinde gemeente te Dordrecht. Die goederen zijn van het laatst overgebleven lid der gemeente, den koster J. Karsdorp, overgegaan op zijn neef A. Karsdorp, van dezen bij testament op de weduwe A. Van de Weg en daarna door verkoop op een koek en banketbakker. Sedert 1861 is te Dordrecht weer een Doopsgezinde gemeente gevestigd, doch tever geefs trachtte zij in het bezit van bedoelde eigen dommen te geraken; de arrond.-rechtbank te Dordrecht ontzegde haar den eisch, en in hooger beroep is dit vonnis bevestigd. De kerkeraden der genoemde gemeenten, bij welke de tegen woordige Dordische Doopsgezinden hun belijdenis hebben afgelegd, hebben zich toen tot den Koning gewend, en vooral gewezen op de ongeoorloofde overdracht der inschrijving op het Grootboek, die volgens art. 9 der wet op het armbestuur voor een doel, zooveel mogelijk nabijkomende aan de oor spronkelijke bestemming behoorde te zijn aangewe zen, b. v. voor de armen der tegenwoordige Dordtsche gemeente. Eerst vijf jaar later in het eind van 1874 kwam het antwoord der regeering, enkel meldende dat het verzoek van regeeringswege voor geen inwilliging vathaar is bevonden. Thans wenden de adressanten zich tot de Tweede Kamer, met verwijzing naar art. 9 der armenwet, terwijl zij het betreuren, dat de regeering geen enkel motief voor hare beslissing heeft aangevoerd. „Ofschoon" zeggen zij, „ook de meest gunstige beschikking slechts een betrekkelijk klein financieel voordeel mocht opleveren, meenen zij, dat hier het beginsel op het spel staat, dat zij meenen in art. 9- te zijn nedergelegd; dat het tot de taak der regee-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1875 | | pagina 2