wetenschap, ook bij de tegenwoordige studeerenden
gloeide diezelfde liefde voor de hoogeschool, maar
ook niet minder bij hen, die op dezen dag door
zoo'n talrijke opkomst de uitnoodiging tot bijwo
ning van het feest hadden beantwoord. „Een moeder
vergeet men immers niet, al wordt de ouderlijke
woning verlaten. Die opkomst wordt len hoog
ste gewaardeerd." Daarna ging spreker na wat
het studentencorps vroeger en nu was en logen
strafte de bewering van sommigen dat er nu een
jansaliegeest onder het corps zou heerschen. Dezelfde
geest van Klikspaan bezielde ook hen nog. In
kernachtige taal herinnerde hij den oud-stu
denten hunne jeugd, hier doorgebrachtdie dagen
zullen steeds in aangename herinnering blijven en
men behoeft zich voor de vroegere studenticositeit
niet te schamen; men kan met gerustheid nog
eens aan zijn studenten-leven terugdenken, 't Is
het aandenken aan een zoo gelukkig verleden.
Doch er is ook een schaduwzijde. Geen rozen
zonder doornen. Ziet rond, en beoordeelt de be
schuldigingen, die ons worden toegeworpen. Men
zal er spoedig de ongegrondheid van inzien...
"Wanneer men op een dag als heden en op
zulk een wijze na jaren scheidens weder samen
kom, komen treurige herinneringen van verlo
ren vrienden, van trouwe handen die wij drukten^
van gouden harten die nu niet meer kloppen, voor
den geest. Het Io Vivat zal evenwel steeds de
leus blijven en de invalide bij haar melodie weer
jong worden en zijn kracht voelen terugkeeren. Ver
volgens ging hij, soms op allergeestigste wijze, na
hoeveel er geheel veranderd, maar ook gebleven is.
Vergelijk het oude Minerva en haar eigenaardige illu
straties met het tegenwoordige. Alles is nieuw gewor
den, ook van buiten. Van binnen zal echter dezelfde
omgang, dezelfde broederschap blijven heerschen.
Langs de straten ziet ge vreemde gezichten gaan.
Voor de vensters, vreemde gezichten, die u ver
halen, dat de lui nog niet bij de hand zijn. Maar
ga bovenwaag 't met denzelfden kans van vroeger
om den nek te breken en als ge er zijt, dan mag
misschien de schrijftafel wat mooier, de schilderij
wat fraaier geëncadreerd zijn, maar overigens, al
oude geblevenGe dineert uit. Het zilver
heeft misschien een schijn van onechtheid, de gast
heer heeft wat meer kosten gemaakt, dat is
veranderd. Doch vlei u evenmin als vroeger ver
zadigd van tafel op te staan of's avonds geen eetlust
meer te hebben geblevenNeen, de geest van Klik
spaan en Hildebrandt slaapt niet.Ten slotte riep spr.
den aanwezigen nogmaals een hartelijk welkom toe,
waarna de president der reünisten, de heer Gevers
Deynoot, dank zeide voor de hartelijke ontvangst,
die tevens aangenaam is en tot feestvreugde op
wekt. „Men is hier gekomen om feest te vieren.
Verscheidenen hebben dit ook reeds den 86ten Fe
bruari gedaan; die dagen van 1875 zullen in de
geschiedbladen worden opgeteekend. Fier oude
Academieburgers te zijn, willen wy nogmaals Mi
nerva begroeten. Wanneer wij hier zijn, voelen
wij ons weder jong worden. Vivat Academia
Beide toespraken werden met daverende toejui
chingen beantwoord.
Onder het spelen en aanheffen van het oude,
maar steeds verjongende studentenlied maakte
men zich gereed om zich weder in optocht naar
het feestterrein te begeven, waar Prof. Beets, van
Utrecht, tot de oud studenten en studenten der
Leidsche Hoogeschool eene toespraak zou houden.
Van de groote tribune, waarop 's morgens koor
en orkest de plechtige opening hadden opge
luisterd, was thans niets meer te herkennen.
Omstreeks halfdrie kwam rnen er aan en kort
daarna betrad de redenaar den katheder. Onder
de toehoorders bevond zich ook Z. K. H. Prins
Frederik, die eveneens bij het feest der hooge
school, door zijn grooten Voorzaat gesticht en op
wier rol van kweekelingen hij ook zelf, gelijk
zoovelen van zijn vorstelijk geslacht, eenmaal
werd ingeschreven, niet wenschte te ontbreken.
Spreker begon met na te gaan wie hij onder zijn
gehoor mocht tellen van hen, die eenmaal hier
hunne opleiding hadden ontvangen, waaronder
ook zij, die weleer, blakende van de geestdrift der
jeugd, hunne sludiën hadden afgebroken en het
bedreigde Vaderland met de wapenen te hulp
snelden. Maar ook de bloem der vaderlandsche
jongelingschap is hier vereenigd. Allen, zoowel
zij die de roem, de kracht en de steun, als zij
die de hoop des Vaderlands zijn, bood hij zijn
feestelijker! groet aan. Vraagt men om welk feest
wij hier zijn gekomen? Het feest der stichting is
reeds gevierd. De stichting, de stichter, de roem
der hoogeschool, allen en alles is toen herdacht;
uit den vreemde kwam men over om dat feest mede
te vieren; geschenken werden aangeboden enz.
Na zulk een feest vieren wij thans een feest des
harten, een feest der vriendschap, een huishou
delijk feest; na zulk een historisch feest vieren
wij thans een feest der opgewekte herinnering. Naar
aanleiding daarvan herinnerde spr. den oud-stu
denten den invloed, dien hun omgang aan de
Hoogeschool op lateren leeftijd heeft gehad. Daarbij
treden ons allerlei herinneringen voor den geest.
Wat al ervaringen heeft men niet ondervonden,
wat al ongezochte ontmoetingen gehad, wat al
banden aangeknoopt, wat al denkbeelden opge
nomen, wat al inzichten verkregen, wat al ontwik
keling opgedaan, wat al hoop gekoesterd, wat al
luchtkasteelen heeft men toen niet gebouwd!
Het feest der herinnering is een feest van her-
eeniging, een feest van wederzien. Mocht Van der
Palm vroeger op een feest als dit, in 1828, tot
zijne mede-oudstuuenten het woord voeren, het
geschiedde toen in de hofstad. Spreker achtte zich
daarom althans in dit eene opzicht gelukkiger.
Hy sprak thans te midden der ook nu nog stu
deerenden in de stad, waar de straten, de gevels
der huizen, de ramen der kamers, waar wij
het grootste deel onzer jeugd doorbrachten, en
zooveel anders ons allerlei herinneringen te
binnen roepen, of waar het venster, waar wij zoo
gaarne voorbijgingen, ons een lief meisje voor
den geest doet treden. Bij dit wederzien moet
men evenwel zoovelen missen wien men nog eens
de trouwe hand zou willen drukken, doch die
nu niet meer zijn. Elk gedenkt thans de zijnen.
Die weemoedige gedachten mogen ons evenwel den
moed niet doen verliezen, de feestvreugde niet storen.
Wij vieren thans het feest der academische
herinnering, een feest der academische broeder
schap. Maar tevens vieren wij het feest van den
300sten verjaardag der hoogeschool, welke dag
door der stichting roemvollen aanvang, niet minder
gedenkwaardig is. Dat wij dit feest vieren met een
opgeruimd hoofd.
Viert feest op de plaats, waar voor velen schoone
herinneringen aan zijn verbonden, de plaats waar
nu ongeveer zeventig jaren geleden de hechtste
huizen tot een puinhoop werden herschapen, de
plaats waar nu weldra de eerste steen van een
nieuwe hoogeschool zal worden gelegd, de plaats
van waar later het licht der wetenschap zal
uitgaan. Viert feest en toont u de stichting van
Willem I waardig.
Na deze toespraak, die evenwel over 't algemeen
in het ruime lokaal niet duidelijk te volgen was,
werd de stoet ontbonden en stroomden als 't ware
studenten, réunisten en genoodigden naar de Bree-
straat. Het oflicieele programma toch kondigde aan
dat te halfvier de opening der nieuwe sociëteit
Minerva" zou plaats hebben. Reeds toen men
nog met de werkzaamheden er aan bezig was,
liet 't zich aanzien dat ze haar voorgangster geheel
in de schaduw zou stellen, 't Is een prachtig en
grootsch gebouw, opgetrokken in Hollandschen
renaissance-stijl, 30 meter breed en 20 meter diep,
bij een hoogte van 14 meter tot aan de kroonlijst.
De gevel heeft aan beide zijden een avant-corps
(4 meter hooger opgetrokken), waarin de toe
gangen, met bordes daarvoor.
Het parterre van het gebouw tusschen de
avant-corps wordt geheel ingenomen door de
conversatie- en biljart-zaal; voor en achter 5
breede boogramen breed, een oppervlakte van
400 vierk. meter hebbende, en in het midden
over de breedte gescheiden door arcade-bogen.
De zoldering van deze zaal is op de meest
sierlijke wijze met Amerikaansch grenenhout
met vakken en paneelen betimmerd. Deuren en
verdere betimmering zijn van blank Amerikaansch
grenenhout. Het fiksche, prachtige buffet is van
notenhout. Rechts van de groote zaal bevinden
zich het buffet, de buftetkamer en de commissaris
kamer, links de garde-robes.
De hoofdingang is links. Het portaal is met mo
zaïeken vloer ingelegd. Een 2 meter breede trap
leidt naar de bovenverdieping, waar over de ge-
heele breedte der benedenzaal aan den tuinkant
de eetzaal zich bevindt, die door een breede doorloo-
pende gang gescheiden is van de collegium- en de
leeskamers, respectievelijk met 2 en 3 ramen, aan
straat uitkomende. Ook op die verdieping vindt
men in de avant-corps links de garde-robes, reels
dispuutkamers.
Op de bovenverdieping heeft men de kolossa*
kapconstructiën van 20 meter spanning, tusschei
de avant-corps besloten, welke de woonkamers var.
den kastelein bevatten.
Het gebouw heeft aan den rechterzijkant een
derden toegang, ook naar de groote zaal leidend,
maar hoofdzakelijk voor den kastelein en het be
dienend personeel bestemd, daar hier de trap naar
de sousterrains is aangebracht.
Daar bevinden zich de keuken, garde-manger,
wijn- en bierkelders, de verwarmings-toestellen
(système Kauffmann) enz.
In den loop van den dag hielden verschillende
studenten-gezelschappen hunne feestvergaderingen,
zooals het dispuut „Archimedes" 's middags te
halfdrie, waarvan de leden zich te zes uren te
Noordwijk in het „Hof van Holland" aan een diner
vereenigdenhet collegium bood namens het
Leidsche studentencorps aan de senaten der be
vriende studentencorpsen een collation aan, enz.;
terwijl des avonds te zeven uren de réunie der
oud-studenten op Zomerzorg plaats had, opgeluis
terd door een concert der stafmuziek van het
regiment grenadiers en jagers, onder directie van
den heer Dunkier. Hier eerst was het voor velen
een waar feest. Hoe menige hartelijke handdruk,
hoe menig vriendenwoord werd hier niet gewis
seld. Men gevoelde zich weer een geheel ander
mensch, nu men hier met zoo menig tijdgenoot
van vroeger een gesprek kon voeren en men zich
onwillekeurig de gulden dagen der jeugd, binnen
Leidens veste doorgebracht, herinnerde.
Intusschen bracht de Hollandsche spoor steeds
nieuwe bezoekers aan. Ten einde het vervoer van
passagiers zoo geregeld mogelijk plaats hebbe, nam
de directie de noodige maatregelen en zal nu ook
het terrein voor het station in gebruik worden
genomen. Het is natuurlijk dat er met die vreem
delingen en de stadgenooten, die hier en daar reeds
een kijkje gingen nemen of in opgewonden toestand
verkeerden, een buitengewone drukte langs de stra
ten heerschte. Op de Breestaat vooral was dit het
geval, waar aan de nieuwe „kroeg" eene gasillu-
minatie was aangebracht, prykende ter weerszijden
met de jaarlallen op het derde eeuwfeest betrek
king hebbende. Nauwelijks was het feest op Zomer
zorg afgeloopen, of weldra deed zich hier het
orkest van het regiment huzaren uit Haarlem onder
directie van den heer Kohier hooren. De „hoop
des vaderlands" vereenigde zich thans weer in
zijn eigen lokaal en zou zich ruimschoots schade
loos stellen voor het gemis, in den laatsten tijd
ondervonden.
15 Juni. Bij het ter perse gaan ziet het weer
voor de feestviering op heden er niet al te gunstig
uit. In den vroegen morgen herhaalden zich de
regenbuien, die gisteravond de drukte op de straat
deden verdwijnen. Niettegenstaande is men reeds
algemeen druk bezig alles voor de illuminatie in
orde en versieringen aan te brengen en brengt
de Hollandsche spoor steeds nieuwen aanvoer van
vreemdelingen. Langs de straten heerscht daardoor
de grootste drukte.
Met den laatsten klokslag van twaalven zal
de Maskerade-Commissie besluiten of de optocht
hedenmiddag al of niet zal plaats hebben. Is het
op dat oogenblik droog, dan zal ze een gunstige
beslissing nemen.
Onder de groote schare van dichters, die op het
jubelfeest van 1775 zongen, was er één, die profe
teerde „dat men zulk een feest, als men toen vierder
nimmer meer vieren zou."
„Vergeefs uw kracht beproeft, o! gij nakomelingen!
„Uw dichters zullen nooil zoo schoon een feest bezingeu
„Als lhans het dichtrenkoor in 't schoone Lcidsch Atheen.''
Het bleek weldra dat die dichter een valsch
profeet was. Al de latere jubilés overtroffen dat
van 1775, en dat het jubilé van 1875 al de
vorige verre, zeer verre zal achterlaten, beloven,
ons de plakaten, programmata, de weeldrig ge
tooide en versierde stadja, zeggen wij met
denzelfden dichter:
.Gelijk de zon, de maan en aller sterrenhcir,
„De roos bel bloemcnlal",
zoo zal het feest van heden de vroegere
feesten overtreffen.
Ook is het opmerkelijk dat de studenten van
1775 er reeds over dachten om het feest te