haalden al de vreemdelingen met vorstelijke gast
vrijheid. Avond-recepties werden gegeven door den
burgemeester, de curatoren der Universiteit en in
den vorm van opera's en concerten door de Leid-
sche burgerij. De Koning en Koningin der Neder
landen lieten zich de vreemde gasten plechtig
voorstellen. Prins Frederik bood hun een prachtig
gastmaal aan op zijn paleis „het Huis de Pauw,"
in de nabijheid der stad. Maar het karakteristiekst
van alles was wellicht het onthaal dat de stu
denten aan de verzamelde geleerden boden, telkens
wanneer al de plechtigheden van den dag waren
afgeloopen, en waardoor de genoegens van het
samenzijn dagelijks schier tot den morgen werden
gerekt. Bij deze belangwekkende „conversaziones"
scheen er een wedstrijd te zijn om de verschei
denheid der wijnen. gelijken tred te doen houden
met de verscheidenheid der talen waarin de gasten
hunne toosten uitspraken. Er werd gesproken in
vijf talenLatijn, Nederduitsch, Fransch, Engelsch
en Hoogduitsch, zoowel door als tot de studenten
en men kon veilig zeggen dat er in Europa geene
tweede Universiteit is, waar zoo iets zou mogelijk
zijn. Het was, zooals Professor De Vries het geestig
uitdrukte, eene „diversitas linguarum non Baby-
lonica, sed vere Academica."
„Behalve al deze gezellige bijeenkomsten waren
er drie plechtige vereenigingen aan eigenlijk Aca
demische zaken gewijd; twee in de St.-Pieterskerk,
tot het aanhooren der rede van den aftvedenden
rector, Professor Heynsius, en van eene rede
door den nieuwen rector Prof. Buys uitgesproken
hij gelegenheid dat aan een aantal geleerden de graad
van doctor honoris causa plechtig werd ge
schonken. De derde had plaats in de Senaatskamer
waar de vreemde universiteiten hunne adressen
van gelukwensching aan de Lands-Universiteit
kwamen aanbieden. Deze laatste vooral leverde
een treffend tooneel op; want terwijl de wanden
der beroemde kamer hekleed zijn met de portretten
der groote mannen aan wie de Universiteit haren
vroegeren luister dankte, was daarbinnen de ge
leerdheid en het genie van het hedendaagsche
Europa op groote schaal vertegenwoordigd. Bij die
gelegenheid vertoonden zich allen in het plechtge
waad der verschillende Universiteiten, wat veel
ffenot verschafte aan de goede Leidenaars, die
zich aan de vensters verdrongen om het schouw
spel te zien toen de stoet zich van de Senaatskamer
naar de zaal begaf, waar de Koning gehoor ver
leende. Alle huizen prijkten met vlaggen en wim
pels; en de benedenvensters waren overal prachtig
versierd met bloemen en uitheemsche gewassen,
zoodat, ware het weer niet zoo scherp koud geweest,
men zich geen vroolijker en prachtiger tooneel
zou kunnen voorstellen. De ochtenden, voor zoover
men ze niet, door vermoeienis en uitputting ge
dwongen, in bed moest doorbrengen, waren
gewijd aan het bezoeken der groote mannen en
het aanhooren hunner gesprekken. Want bij de
openbare gastmalen was het aantal der gehouden
redevoeringen zoo groot, en de woordenvloed zoo
aanhoudend, dat het moeilijk was, een woord uit
te brengen, zonder dat men door den verwijten
den blik van een luisterenden nabuur tot de orde
gedwongen werd. Alle mogelijke gezondheden en
toosten werden gedronkenen elk denkbaar voor
werp van algemeen belang gaf gelegenheid tot
luide toejuichingen. Zelfs aan „de Leidsche flesch"
werd door een Duitsch Professor een plechtige
rede gewijd, zonder dat hij scheen te bemeiken
dat een woud van flesschen op de tafel aan zijne
welsprekende loftuitingen een eigenaardige „pointe"
gaf. Maar bij alles wat de toeschouwers hier aan
trok en aftrok, bleven toch altijd voor den naden
kenden waarnemer de beroemde gaslen, de groote
hoogleeraars der Leidsche Universiteit zelve, hare
verzamelingen en musea, en het karakter en de
levenswijze harer studenten de hoofdzaken. Het
was natuurlijk onmogelijk zelfs maar met een klein
deel der groote mannen kennis te maken, maar
de proeven die men er van zag deden verlangen
naar een rustiger tijd en een meer vertrouwden
omgang. Bovenal werd iedere bezoeker als be-
tooverd door den schitterenden en krachtigen
Cobet, de roem dor klassieke school van Leiden,
de ware opvolger van Bent ley en Pof son, de groolste
Hellenist, en zoo niet de grootste Jualinist, zeker
de beste spreker in 't Latijn, van Eu» opa. Zooals
zijn beroemde ambtgenoot, Professor Dozjr, in eene
aanspraak aan de studenten geestig opmerkte, ter
verontschuldiging van zijn gebi nik der Franoche
taal„il ne reste que deux hommes en Europe
qui parient le Latin, ce sont le Pape et M. Cobet."
Professor Dozy zelf, die zijne kennis van hel Ara
bisch zoo gelukkig heeft aangewend tot het schrijven
van zijn groot werk over de geschiedenis der
Mooren in Spanje, was mede zeer in trek. Voorts
waren er de physioloog Heynsius, wiens krachtige
aanval op de theologie in zijne feestrede, eenigermate
aan Prof. Tyndall deed denkende rechtsgeleerde
Buys, wiens toespraak vol was van fijne ironie
en luim de theologen Scholten en Kuenen, be
roemd door hunne stoute kritische behandeling der
oorkonden van onzen godsdienst-al deze mannen
kon men dagelijks zien en spreken, terwijl zij zich
zelfs opofferden om aan de vreemde bezoekers de
openbare bibliotheken, musea en laboratoria te
toonen. Een enkel woord tot besluit over de stu
denten. Eén blik op hen was toereikend om
te doen zien, hoe geheel zij in levenswijze en
manieren van de Duitsche studenten verschillen
en tot de Engelsche naderen. Zij schenen over het
algemeen bemiddelde jongelieden te zijn, wier door
de stad verspreide woningen zijn ingericht met
evenveel weelde en smaak als die der studenten
van Cambridge. De wanden prijken met fraaie
platen en schilderijen, gemakkelijke armstoelen en
schrijftafels versieren hunne kamers; een buffet
is van goede wijnen (gemeenlijk portwijn) voorzien.
Hunne houding als ceremoniemeesters bij de regeling
der verschillende groote receptiën gaat boven allen
lof. Hun aantal bedraagt thans omstreeks 800, en
verreweg het meerendeel siudeeren in de rechten,
maar meer omdat de doctorale graad den be
schaafden man lot sieraad strekt, dan om in de
rechtspraktijk een middel van bestaan te vinden.
In kennis van vreemde talen overtreffen zij onze
studenten zeer verre; en toch staan zij in weten
schappelijke kennis bij de onze niet achter. Het
gansche feest gaf derhalve den indruk, dal het,
in onze dagen althans, nauwèlijks mogelijk zou
zijn het elders te evenaren."
Onze lezers zullen wellicht in deze beschrijving
eenige kleine onnauwkeurigheden opmerken, ge
makkelijk te verontschuldigen in een vreemdeling
die zich niet zoo aanstonds in onze locale toe
standen kan thuis vinden; maar zij zullen onge
twijfeld den toon van waardeering, die in dit opstel
doorstraalt, op hoogen prijs stellen. Het vormt een
merkwaardig contrast met hel belachelijk bericht
van den „occasional correspondent" van de T i m es,
die ten volle den snedigen inval van „Uilenspiegel"
verdiend heeft, dat eene inschrijving geopend is
om hem in de gelegenheid te stellen zijn bezoek
in Nederland te herhalen, om ook andere merk
waardigheden te beschrijven, en hem bij die ge
legenheid twee flesschen jenever daags aan te
bieden. Ofschoon het opstel in „the Academy"
den naam des schrijvers niet draagt, gelooven wij
ons aan geene onbescheidenheid schuldig te maken
door mede te deelen, dat het gevloeid is uit de
pen van den heer J. P. Mahafty, die onze feestvie
ring als afgevaardigde der Universiteit Dublin heeft
bezocht, en door zijne groote kennis, zijn geestige
gesprekken en zijn aangenamen omgang bij stu
denten zoowel als hoogleeraren de aangenaamste
indrukken heeft achtergelaten.
Z. M. heeft benoemd tot ridder der Orde
van den Nederlandschen Leeuw Dr. C. H. J.
Hubert te Groningen.
Uit Bergen-op-Zoom meldt menVan de
16 onderofficieren, die bij het derde reg. inf. aan
het examen voor den 1ste klasse-cursus hebben
deelgenomen, hebben de '10 volgende voldaan:
Mesch, Feber, Pel, Holland, Visser, Reigers, Van
Wijk, Sitsen, Hering, Okhuijzen. Deze tien onder
officieren zullen dus vermoedelijk den lsten April
op de hoofdcursussen te 's-Hertogenbosch en te
Maastricht gedetacheerd worden.
Een wetsontwerp is bij de Tweede Kamer
ingekomen, strekkende om art. 58 der begroo-
tingswet voor het departement van oorlog, dienst
1875, te doen vervallen, en in plaats daarvan
een nieuw artikel te stellen, waarbij eene som
van f 3,000,000 wordt aangewezen lot dekking
der uitgaven, die aanvankelijk in het dienstjaar
'1875 noodig worden gerekend tot voltooiing van
het vestingstelsel. Eene reeds voorgestelde wijzi
ging in de loopende Indische begrooting wijst de
middelen aaii tol dekking dezer verhoogde uitgave.
De oud-kapt.-ter-zee Halverhout is, naar
men verneemt, bgnoemd tot directeur der reederij
tot uitoefening eener geregelde stoomvaart tus-
schen Vlissingen en een der havens op den Theems.
Tweede Kamer. Gedurende de heden
gehouden discussie over het ontwerp tot regeling
van den dienst en het gebruik van spoorwegen
is ingekomen een voorstel van de lieeren Godefroi,
's Jacob, Mirandolle, Tak, Viruly, Van Loon, De
Roo en Rutgers, tot het houden eener enqnête
over dat onderwerp. Het zal gedrukt en naar
de afdeelingen verzonden worden. Intusschen
is de aangevangen discussie, waarin vele bezwaren
tegen 't ontwerp der regeering zijn aangevoerd,
voortgezet, doch nadat de ministers gesprokeft
hadden, door de voorstellers van de enquête het
voorstel gedaan de discussiën voor onbepaalden
tijd uit te stellen. Ten slotte werd dit voorstel
verworpen met 44 tegen 18 stemmen. Morgen dus
voortzetting. Aan het slot der zitting zijn nog in
gekomen drie ontwerpen: 1° tot intrekking der
wet van 29 Mei 1849, Staatsblad n° 21; 2°
tot wijziging van art. 84 der wet op de rechterlijke
organisatie, en 3° tot opheffing van provinciale en
instelling van nieuwe gerechtshoven.
De luit.-ter-zee 2e kl. A. P. Tadema, laatst
behoord hebbende tot het eskader in Oost-lndië,
en van daar den 16den dezer in Nederland te
ruggekeerd, is met dat tijdstip op nonactiviteit
gesteld.
Z. M. heeft benoemd tot procureur bij de
arrond.-rechtbank te Gorcum Mr. W. B. Rey-
nen Jr., adv. te Nymegentot rechter in de
arr.-rechtbank te Rotterdam Mr. L. U. De Sitter,
rechter te Sneekmet 15 Maart tot griffier bij
het kantongerecht te Raalte Mr. A. J. van Riems
dijk, procureur bij de arrond.-rechtbank te Hee
renveen.
Gemengd Nieuws.
De trein, die Zaterdag- middag te 3
u. 6 m. uit Rotterdam aankwam, is te Rozendaal
bij het inkomen van 't slation gederailleerdde
locomotief bleef alleen in 't spoor en sleepte den
trein een eind door het zand. Gelukkig is men met
den schrik vrijgekomen. Men veronderstelt dat
het ongeluk is ontstaan door '1 breken van een
as des tenders of door de sterke kromming van den
weg.
Vier meisjes uit Hardenberg, die uit
Gramsbergen over het Overijselsche kanaal huis
waarts wilden keeren, geraakten Donderdag door
het ijs. Door spoedige hulp werden drie nog bij
lijds gered, terwijl het vierde, een 15-jarig meisje,
levenloos uit het water werd opgehaald.
De heer Bouchoni reisde dezer dagen
op een der treinen naar Marseille met zijne schoon
zuster, mej. Reynaud, met de tweede klasse. Een
onbekende, goed gekleed, maar van een alleron
aangenaamst voorkomen, stapte achter hen in en
deed het portier dicht. De beide reizigers stapten
onmiddellijk uit en gingen naar een ander compar
timent. De onbekende volgde hen ook daar.
Zij veranderden nogmaals, hij desgelijks. Nu sprak
de heer B. den chef-conducteur aan, die den
onbekende verzocht zich van een andere plaats
te voorzien, maar deze weigerde. Hij had zijn
plaats betaald, was vrij te gaan zitten waar hij
verkoos en wilde niet wijken voor eene, volgens
hem beleedigende, caprice van reizigers, die geen
andere rechten hadden dan hij. Hij sprak zoo gede
cideerd, dal de chef-conducteur niet eens verzocht
zijn biljet te mogen zien. Later bleek, dat hij
slechts een 3de klasse-biljet had, van Avignon naar
Nimes, en te Tarrascon, waar het verhaalde voorviel,
van trein had moeten veranderen. De chef-con
ducteur, dus het viseeren van het biljet verzui
mende en den man niet kunnende dwingen in
een ander compartiment le gaan, gaf toe en de
heer B. met zijne schoonzuster moest zich het
fataal gezelschap getroosten. Nauwelijks was de
trein in volle vaart, of de ellendeling haalde een
fleschje uit den zak, hield het mej. R. voor en
zei gebiedend: „drink!" Met een gil wierp zij
zich ach 1 erover. Toen gooide de onbekende het
fleschje uit het portier, greep haar hij haar gou
den collier en trok haar naar zich toe. Zij rukte
zich los, maakte het portier open, sprong op de
loopplank, maar moest zich vastklemmen om het
evenwicht niet te verliezen. De aanvaller greep
haar weder aan. De heer B., van den eersten
schrik bekomen, viel nu.den onbekende op het