LEIDSCH
DAGBLAD.
N°. 4601.
Woensdag
A0. 1875.
10 Februari.
STADS-BERICHTEN.
Derde Eeuwfeest der Leidsche
Uoogesclïool.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maandenf 1.
Franco per post1.40.
Af2onderlijke Nommers0.02.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIEN
Van 1—6 regelsf 1.05.
Iedere regel meern 0.174.
Grootcre letters naar plaatsruimte.
!5FDe VOORZITTER van den Gemeenteraad van Leiden noo-
digt by deze, krachtens art. 7, 2de alinea, der wet van 1 Juli
1850 Staatsblad n°. 37), de inwoners dezer gemeente nit om,
zoo zij elders in de directe belastingen zijn aangeslagen, daar
van vóór den 15den Februari e. Jc., door overlegging der aan
slagbiljetten ter Secretarie dezer gemeente te doen blijken, ten
einde zoo noodig hnn recht te bewijzen om, bij de jaarlijkscbe
herziening der lijsten van kiesbevoegden, daarop te worden ge
plaatst.
En geschiedt hiervan afkondiging door plaatsing in de
Leidsche Courant.
De Voorzitter voornoemd,
v. d. BRANDELER.
Leiden, 30 Jannari 1875.
ii.
De hoogleeraar Heynsius deed zijne feëstrede
in de Nederlandsche taal, naar hij zeide omdat
een vaderlandsch feest in de vaderlandsche taal
rnoet gehuldigd worden. Na den Koning eenigszins
uitvoerig begroet te hebben, betoogde hij in het
breede, dat de actueele toestand der Leidsche
Hoogeschool Nederland nog tot eer strekt, en dat
de vrijzinnige en verlichte geest, waarnaar zij
streeft, de uitdrukking der vreugde over dezen
grooten verjaardag volkomen wettigt. De spreker
wees daarbij achtereenvolgens op den tegenwoor-
digen toestand der verschillende faculteitende
theologische, met haren Scholten, die, sedert zij
de overige wetenschappen als hare gelijken behan
delt, den spreker welkom is in de rijde letter
kundige, die met haren Gobel en Dozy nog in
onze dagen Leidens roem is als weleer; de juridische
vooral ook op het gebied der staatswetenschappen
de faculteit der natuurwetenschappen, die in deze
eeuw zoo ontzettend ontwikkeld zijn, met haren
Kaiser, wiens naam voor altijd aan het Leidsche
Observatorium verbonden is; de faculteit der ge
neeskunde, met hare voor de natuurkundige methode
zoo uitstekend georganiseerde hulpmiddelen.
Is er dan echter reorganisatie van het hooger
onderwijs noodig? Ja, meent spreker, vooreerst in
het belang der zuster-academiën, die minder be
voorrecht zijn, en voorts onder anderen in het
belang van het naar zijn oordeel in zeer treurigen
staat verkeerende gymnasiaal onderwijs. Hij heeft
echter goeden moed, want in den tegenwoordigen
minister van Binnenlandsche Zaken begroet hij
een wetenschappelijk man, wiens leus is: de we
tenschap in de eerste plaats om de wetenschap,
en die in het door hem ingediende wetsontwerp
getrouw is gebleven aan den vrijzinnigen geest
der besluiten van 1815.
De redenaar sprak daarna achtereenvolgens den
Koning, de curatoren, den burgemeester en den
Raad, de afgevaardigden der vreemde Academiën,
die der Nederlandsche Academiën en van het
Amsterdamsche Athenaeum, zijne Leidsche ambt-
genooten, de oud-studenten en de tegenwoordige
studenten der Leidsche Hoogeschool toe en droeg
ten slotte het rectoraat aan den hoogleeraar Buys
over. Voordat de heer Heynsius deze toespraken
hield, voerde het orkest, onder directie van den
heer Wetrens, de Jubel-ouverture van Weber uit,
eindigende met het Wien Neerlandsch Bloed, ter
wijl het bij het einde der plechtigheid, die bijna
twee uren duurde, de 5de symphonie van Beet
hoven speelde. De uitvoerige redevoering is op ver
zoek van den rector-magnificus in het Fransch
vertaald door den heer Ghavannes, van welke
vertaling aan de buitenlandsche hoogleeraren een
exemplaar is aangeboden; terwijl ook de prorec
tor, Prof. De Vries, van de beroemde Latijnsche
oratie, welke hij het vorige jaar bij het overdra
gen van het rectoraat aan Prof. Heynsius hield,
aan de vreemde afgevaardigden een exemplaar
aanbood.
Na het uitspreken der oratie verlieten de
vorstelijke personen de kerk om zich naar
de Stadszaal te begeven. Nadat dezen daar even
waren aangekomen, naderden ook de binnen-
en buitenlandsche hoogleeraren, die zich in op
tocht en voorafgegaan door de beide pedellen,
door de Koorsteeg eveneens naar de Zaal bega
ven, waar der koninklijke familie namens de cura
toren een dejeuner werd aangeboden en de bui
tenlandsche hoogleeraren aan Z. M. den Koning
werden voorgesteld. De zonderlinge en kleurige
hoofddeksels der Portugeezen, de roode toga's van
Riehl, uit Munchen, en anderen, de gouden hals
keten van Nelleman uit Kopenhagen, de dolman,
pluim, zwaard, laarzen en sporen van den Hongaar
enz. gaven aan den stoet van meestal in deftige
zwarte tabberden gekleede geleerden een eigen
aardig aanzien. Aan de Stadszaal werd de kon.
familie door een eerewacht der schutterij met
de muziek opgewacht. Tevens waren in de
kleine zaal vier teekeningen van het nieuwe
Academiegebouw ter bezichtiging gesteld, waarvan
wij hieronder eene korte beschryving laten vol
gen. Omstreeks 4 uren keerden H.H. M.M.
de Koning en de Koningin benevens Prinses
Von "VVied weder naar de residentie terug en wer
den tot aan de Wiltepoort op de gebruikelijke
wijze door de verschillende autoriteiten uitgeleid,
waar zich eene eerwacht van het 4de reg. huzaren
geplaatst had.
Op de plechtigheid, die 's morgens in de Se
naatskamer plaats had, wenschen wij thans meer
in bijzonderheden terug te komen. De portretten
van de geleerden, die aan Leidens Hoogeschool
van de stichting af werkzaam zijn geweest, waren
thans zoo geschikt, dat die der meest beroemde ook
't meeste licht ontvingen. Zooals wij reeds meldden
opende de president-curator met een kort woord
de plechtigheid. Daarna hield de prorector eene
keurige, met gloed en verheffing uitgesproken rede
in 't Latyn. In den aanhef herinnerde hij, hoe
drie eeuwen geleden op dezen dag deze zetel der
Muzen werd geopend door den Vader des Vader
lands, wiens beeltenis, altijd geëerd, thans vooral
met de meeste piëteit werd begroet. Vervolgens
schetste hij in korte trekken, hoe de Academie,
klein begonnen, toenam in bloei en beteekenis,
in heilzamen invloed op beschaving, humaniteit,
kennis en handhaving der heiligste rechten van
den mensch. Maar zou dit uitvoeriger geschieden
in de feestrede van den rector, de prorector had
de vreemden welkom te heeten en dank te zeggen
voor hunne komst. Wat was 't, dat hen ondanks
winter en kou herwaarts dreef? Het bewustzijn
der eendracht, die tusschen beoefenaars der weten
schap van elk land en iedere natie bestaat en
bestaan moet, zal de waarheid gevonden, 't heil
der menschen bevorderd worden. Die broederzin
sprak uit alle brieven, waarmede de uitnoodigingen
werden beantwoord. En nu, welk een geluk, zoovele
verdienstelijke mannen welkom te heeten op een
plaats, waarvan Niebuhr getuigde: „buiten Grie
kenland en Italië is er geen plek, heiliger voor
den philoloog." De mannen, wier beeltenissen
dit heiligdom versierden, werden herdacht, en
tevens werd medegedeeld, dat dezer dagen door
de curatoren aan de buitenlandsche academiën
zou worden aangeboden een exemplaar van 't Album
der studenten, die in de afgeloopen eeuwen te
Leiden waren ingeschreven. 70,000 namen bevat
dat album, en onder deze verwonderlijk veel namen
van vreemdelingen 600 uit Groot-Britannië, meest
discipelen van Boerhaave, en ontelbaar vele uit
Duitschland.
Het is onmogelijk, al de redevoeringen, de
meeste kort maar sommige lang, mede te deelen,
die namens de deputaties gehouden werden. Bij
zonder trokken de redevoeringen der Zwitsersche
afgevaardigden de aandacht; de een herinnerde
dat Bazel 't graf van Erasmus bewaakt, en dat
Leiden aan Zwitserland nog altijd een Hokinger
schuldig is, die op reis naar Leiden zoo onge
lukkig omkwam.
De afgevaardigde van Bern merkte op dat zijn
hoogeschool in deze zaal reeds door Wijttenbach
vertegenwoordigd was op uitstekende wijzede
heer Gurtius sprak namens de Berlijnsche hooge
school, Renan in 't Latijn voor de Académie
des Sciences te Parijs, en Wurtz overhandigde
met een toespraak in 't Fransch 't geschenk der
Fransche regeering. Ten slotte sprak de heer
De Vries een hartelijk woord, dat de Academie
in 't buitenland steeds zoo gewaardeerd blijve,
zooals ze gewaardeerd werd.
Daarna legden de deputaties de keurig geschreven
brieven en geschenken over, die ze van hare
Academies hadden medegebracht.
Te 5 uren had het diner, dat door rector en
senaat werd gegeven, plaats. Behalve door de
bloemisten hier ter stede, waren door de bloe
misterij Kew-Garden van Rotterdam tot orneering
van de tafel niet minder dan 1000 camelia's, 600
azalea's, seringen, tulpen enz. in 't geheel 4000
bloemen voor de 35 tafelbloemstukken Ier
beschikking gesteld. Gedurende het diner, waaraan
ook H.H. K.K. H.H. Prins Frederik, Alexander
en Von VVied deelnamen, en dat uit 185 couverts
bestond, werden herhaaldelijk zoowel op de Leidsche
als buitenlandsche hoogescholen toosten uitgebracht
en deed zich bij afwisseling uit het aan de zaal
grenzende bovenlokaal de muziek der grenadiers
en jagers hooren. Omstreeks te 10 uren was de
maaltijd afgeloopen en begaven de binnen- en
buitenlandsche genoodigden zich naar de tribune,
die voor hen tot bezichtiging van het af te steken
vuurwerk vóór het Physiologisch Laboratorium was
opgeslagen. Inmiddels heerschte er ook nu
weer door de stad eene buitengewone drukte en
hadden er op de Koornbeurs en Beestenmarkt
muziekuitvoeringen plaats. De lucht, die 's mor
gens zoo helder was, was evenwel langzamerhand
meer en meer betrokken, tot eindelijk de sneeuw
in losse vlokken neerviel. Gelukkig bepaalde zich
dit tot eene kleine hoeveelheid en helderde de lucht
eindelijk weer wat op. De illuminatie had er
daardoor niet van te lijden. De verlichting
was slechts aan eenige openbare gebouwen en
academische instellingen, benevens aan de wonin
gen van professoren en enkele particulieren aan
gebracht. Sommige dier verlichtingen, zooals die
aan het stadhuis, het museum van natuurlijke
historie, de academie, het gebouw van Rijnland,
dat tot langs de kanleelen verlicht was, en de
Stadszaal, maar vooral die van het Physiologisch
Laberatorium maakten een goed effect. Hier en
daar was ook een chassinet aangebracht, waar
van die van den hoogleeraar De Vries bij
zonder uitmuntte door hetgeen ze voorstelde en
waarop de woorden van Prins Willem I: „De
hoogeschool van Leiden een vast steunsel tot onder
houd der vrijheid", waren aangehaald. Tegen het
uur dat het vuurwerk zou worden afgestoken,
vereenigde zich eene ontzaglijke volksmassa op en.