Na het verhoor der getuigen bekende de beklaagde,
onder het storten van tranen, zijne schuld, en
riep het mededoogen der rechtbank in. Het O. M.
requireerde veroordeeling tot eene cellulaire ge
vangenisstraf van zes maanden, maar concludeerde
tot vrijspraak voor zooveel de valschheid in ge
schrifte betreft. Nadat de bek]., voorgevende aan
zenuwtoevallen te lijden, zijn rechters verzocht
had de geëischte eenzame opsluiting in een ge
wone gevangenisstraf te veranderen, .bepaalde de
rechtbank hare uitspraak op a. s. Magndag.
Dinsdag-middag te 2 uren is in de
Ruysbroeck-straat te Brussel, in de nabijheid van
het Paleis van Justitie, een hevige brand uitge
barsten in het huis van een lampenmaker, die
tevens petroleum verkoopt. Tien vaten petroleum
waren in den kelder van het huis opgeslagen,
en door deze gevaarlijke brandstof nam het
vuur zoo spoedig en zoo snel toe, dat het
geheele huis in een half uur tijds was afgebrand.
De brandweer slaagde er in, de aangrenzende ge
bouwen te redden, die aan de buitenzijde zeer
veel door den gloed en de brandende petroleum
geleden hebben. De zijmuur van het Paleis van
Justitie is o. a. sterk beschadigd. In een oogwenk
stond het geheele huis in vlam, met het onge
lukkig gevolg, dat de jonge vrouw van den bewoner,
die eerst sedert eenige maanden gehuwd was, in
het vuur is omgekomen en een loopjongen van
15 jaar zich ternauwernood redde. Met opgeheven
armen en brandenden rug vluchtte hij schreeuwende
uit het huiseen politie-agent wikkelde hem ter
stond in zijn mantel en rolde hem daarin door
den modder, waardoor het vuur gebluscht werd,
doch de ongelukkige was reeds met brandwonden
overdekt en moest naar het gasthuis worden
vervoerd. Het lijk der ongelukkige vrouw is geheel
verkoold, in geknielde houding, op de eerste ver
dieping gevonden.
Het schip Pericokapt. Torrance, van
West-Indië naar de Clyde bestemd met suiker en
rum, is op de zuidwestzijde van Sanda-eiland ge
strand en geheel wrak. Drie man der equipage zijn
verdronken, terwijl zij beproefden op een vlot het
land te bereikende stuurman werd door het
vallen van den grooten mast gedood en de zeil
maker viel den dag voor de schipbreuk van de
groote ra en was onmiddellijk een lijk. Tien man
der equipage, waaronder de gezagvoerder, diens
vrouw en twee leden zijner familie zijn door de
pogingen der wachters van den vuurtoren met
gevaar van hun leven gered. Eenige vaten rum
zijn aan land gedreven en alle maatregelen
genomen om de lading te bergen.
"Vier moordenaars werden verleden
Maandag in Engeland opgehangen. Twee er van,
Mulan en Mc Cave, waren de voorgangers bij
't doodschoppen van Richard Morgan te Liver
pool; de derde had zijne vrouw doodgeschoptde
vierde zijn beminde de keel afgesneden. De Times
(eenstemmig met geheel de Londensche pers)
juicht 't toe, dat eindelijk de volle strengheid der
wet is toegepast geworden tegen de beestachtige
praktijk van schoppen, 't Gestelde voorbeeld, zoo
vertrouwt 't blad, zal afschrikkend werken, en
dus den voet van menigen schopper in bedwang
houden.
INGEZONDEN.
M. d. R.,
Voor eenige dagen-te Arnhem zijnde, bemerkte
ik dat de quaestie Hecker-Opzoomer hier niet
minder sensatie maakt dan het spiritisme démas
qué. Een vaderlandsehe Zwollenaar S. R. beweert
in de Arnh. Cl-, dat de taal, waarin eene ge
dachte wordt uitgedrukt, betrekkelijk weinig ter
zake doet, wanneer de gedachte zelve schoon en
edel is. Volkomen juist, maar even juist voor het
Nederlandsch als voor het Duilsch en elke andere
taal, want de bedoeling zal toch wel niet zijn,
dat uitstekende gedachten wél in het Duitsch
kunnen uitgedrukt worden, maar niet of niet dan
zeer gebrekkig in het Hollandsch, en dat
onze taal tekortschiet, wanneer men er stoute en
verheven gedachten in wil uitdrukken.
Verder beweert onze Zwollenaar: „Ieder, die
een werk schrijft en in het licht geeft, heeft het
recht te verlangen dat zijn geschrift door zeer
velen zal worden gelezen. Bedient hij zich echter
van de Nederlandsche taal, dan is het zeker dat
hij slechts een zeer beperkt getal lezers zal vinden."
Zeer juist, maar aan wie de schuld dat onze
moedertaal slechts door weinigen buiten onze gren
zen verstaan wordt? Zoolang wij het den vreem
delingen zoo gemakkelijk maken, zal onze taal
huiten onze grenzen zekerlijk een onverstaanbare
en ongelezen taal blijven. Maar zij zal dit niet,
wanneer in goed Hollandsch degelijke boeken
over wetenschap en belletrie geschreven worden.
Om de letterkunde van een land leert men de
taal van een land; hoe groot of klein zijn inhoud
in vierkante mijlen is, en hoe vele ot weinige
millioenen inwoners het telt, is geheel onverschillig.
En nu het allerlaatste argument (een kamper
streek waardig) van „de materieele zijde dezer
quaestie". Met de dichterlijke luim van „den
Schoolmeester" vraagt de schrijver: „Zal men nu
den dichter verbieden, wat ieder ander kunstenaar
mag doen, namelijk in het buitenland een behoor
lijk aangekleede boterham te gaan ver
dienen, als hij in het vaderland slechts droog
brood kan krijgen?" „Een door alle vaderlandsliefde
(zoo eindigt de schrijver) niet weg te redeneeren
teit is het, dat de poëet evenals ieder ander
sterveling eene maag bezit, wier eischen onver
biddelijk zijn." Punctum. Wel, wel! De
heer S. R. is tot de ontdekking gekomen dat
een poëet er ook eene maag op na houdt en dat
hij niet alleen met den geurigen nectar en de god
delijke ambrosia van den Olympus zich kan
voeden, maar ook trek krijgt in een behoorlijk aan
gekleede boterham, d. i. rnet Delfsche boter
en Leidsche kaas er op. Wij zullen ons
over dat ondichterlijk argument niet verontwaar
digd gevoelen, maar er hartelijk om lachen. Hij,
wien het niet te doen is om de wetenschap
en de kunst lief te hebben, om haar zelve,
maar die ze beoefent uit winstbejag, doet
oneindig verstandiger zich een ander métier te
kiezen. Waar ter wereld zijn de mannen der
wetenschap door hunne werken alleen rijk ge
worden Behalve broodjagers hebben wij ook
broodschrijvers, wien het alleen te doen is om een
behoorlijk aangekleede boterham en om
niets anders. Wij raden hun uit den grond onzes
harten, afscheid te nemen van het letterkundig
terrein en een zeer handig portatief boekje (dat
men gemakkelijk in den zak kan steken) zich
aan te schaften, getiteld „Hoe men geld verdient.
Naar het Engelsch van E. T. Freedley", 124 bh,
in keurigen omslag a 75 cents bij J. H. Dunk te
Rotterdam te verkrijgen. Daarmede gewapend
zullen zij een gemakkelijken weg vinden om for
tuin te maken, zonder hun geest met dicht of
ondicht te vermoeien, om eindelijk als een mis
kend genie met een holle maag weg te kwijnen
en van honger te sterven. De honger is niet
alleen eene verzachtende omstandigheid, maar zelfs,
om een rechtsterm te gebruiken, een fait jus-
titicatif, een daad die zich laatrechtvaardigen.
Hij die, uit vrees van honger om te komen, steelt,
of als volbloed Nederlander een Duitsch of Fransch
gedicht in honderd of meer zangen schrijft, ook
uit vrees door het weinige debiet anders van
honger weg te kwijnen, heeft niet anders ge
daan dan een zeer natuurlijken maatregel ge
nomen, aan ieder mensch eigen: nl. liever on
recht te doen, dan het zelf te lijden. Maar buiten
die hoogste noodzakelijkheid zie ik niet in, waar
om men afwijkt van den gewonen regel om zich
ten allen tijde als echte Nederlanders te
gedragen. Daarenboven is het onloochenbaar waar,
dat hij of zij, die om een „aangekleede boterham"
gedichten maakt, weinig succes zal hebben, daar
die litterarische producten te veel naar de money-
makerij rieken en uit den aard der zaak geen
waarde hebben.
De heer Opzoomer en de zestienjarige „Schrift-
slellerin" blijven natuurlijk hier buiten de be
schouwing. Wij hebben hier over feiten en niet
over personen te spreken. De vraag is alleen
deze: Is het een goed voorbeeld, is het voor
onze taal, voor onze letterkunde, voor ons volk
prijzenswaardig en aanbevelenswaardig, dat
Nederlanders, wanneer zij, bij uitzondering, eens
iets dat uitmunt leveren willen, zich daarvoor
bedienen van een vreemde taal? Wij antwoorden
onvoorwaardelijk: neen; het is een slecht voor
beeld, dat afkeuring verdient en openlijk afgekeurd
moet worden. Laat ons daarom trachten onze taal,
als product der geschiedenis, als rentegevende
erfenis van vereerenswaardige voorgeslachten, te
behouden, en ons ten allen tijde van haar te
bedienenlaten zij er vooral ernstig over denken,
ouders, die veelbelovende kinderen er op na houden.
U dankzeggende voor de ingeruimde plaats,
verblijf ik achtend Uw dw. dr.
Arnhem, 4 Januari 1875. C. L.
P. S. Kort na het bovenstaande te hebben
neergeschreven, kwam mij ter ooren dat (op
voorbeeld van mej. Opzoomer?) de heer Albert
Haeger te Sonsbeek bij Arnhem, onder den titel
van „die Handschrift des Figaro" een tooneelstuk
in vier bedrijven heeft geschreven. Binnenkort
zal een vertaling van dit stuk in den stads
schouwburg te Amsterdam worden opgevoerd.
Ja, waarlijk! zoover zal het moeten komen, dat
wij voortaan, om de voortbrengselen onzer eigen
letterkunde te kunnen verstaan, moeten beginnen
met Hoogduitsch te leeren. Het ziet er treurig uit
voor het Tooneelverbond en ons Hollandsch too-
neel, dat wij nog lang ons zullen moeten verge
noegen met voorstellingen voor den bak en de
galerij van slecht vertaalde en slecht gespeelde
Fransche en „verbirchpfeifferde" Duitsche drama's.
KOLOINIËIV.
BATAVIA, 5 December.
Het inlandsche staatje Mukkey, op de westkust
van Sumatra, zuidelijk van Analaboe gelegen, had
eenigen tijd geleden onze souvereiniteit erkend.
Onlangs bemerkte de commandant van een onzer
oorlogsbodems, langs de kust kruisende, dat daar
onze vlag niet meer wapperde en zond onmiddel
lijk een sloep met een tolk naar den wal, om
het inlandsche hoofd rekenschap van zijn gedrag
te vragen. Zijne houding en die der bevolking
tegenover onzen zendeling was verre van vriend
schappelijk, terwijl met de gegeven verklaring of
verontschuldiging geen vrede kon genomen worden.
Intusschen bleef men weigeren de Nederlandsche
vlag te hijschen. In overleg met den militairen
bevelhebber en den commandant der zeemacht
in de wateren van Atjin zullen eenige oorlogs
bodems naar Mukkey gezonden worden, om dat
staatje voor zijn dubbelzinnig gedrag te tuchtigen
en door kracht van wapenen tot rede te brengen.
De gezondheidstoestand in Indië is over
het algemeen voldoende, al zijn ook hier en daar
gevallen van cholera te betreuren.
Het Soerab. Hbl. verneemt dat de betrek
king van leeraar in de Indische taal-, land- en
volkenkunde aan het gymnasium te Batavia is
aangeboden aan Mr. Vreede Jr.
"Van Makasser is bericht ontvangen, dat
den 27sten October de heer J. Mohrmann Jr.„
een jong man, op zijne onderneming Boeloa, onge
veer 20 palen van Bonthain gelegen, door een
inlander is gewond en kort daarna overleden. Dit
feit is des te treuriger, omdat het officieele blad
terecht zegt, dat de verslagene geheel door eigen
schuld den dood vond. Het uitvoerig verhaal in
het Mak. Hbl. komt hierop neder, dat de lieden
van den heer M. een inlander, die langs den
publieken weg reed, noodzaakten af te stijgen als
blijk van eerbied, en de heer M. hem in drift
eenige stokslagen toebracht. Daarop kwetste de
inlander een opzichter met zijn piek en bracht
den heer M. eene doodelijke buikwonde toe, waar
aan hij een dag later te Bonthain overleed. De
dader is voortvluchtig.
Te Makasser zijn bijna 5000 menschen van
huisvesting beroofd, ten gevolge van een hevigen
brand. In den nacht van 3 November ontstond
deze in kampong Wadjo. Eene groote hoeveel
heid koopmanschappen werd vernield. De oorzaak
wordt aan onachtzaamheid toegeschreven. De
Javasche Ct. spreekt van eene schade van een
millioen guldenparticuliere berichten gewagen
van de helft dier som. Het jaar 1874 heeft ook
in andere opzichten den handel van Makasser
zwaar getroffen, zoodat de gevolgen van den brand
te meer gevoeld worden.
Door den gouverneur-generaal van Ned.-Indië zijn de volgende
beschikkingen genomen.
Civiel Departement. Verleend: wegens ziekte, een tweej.
verlof naar Ned., aad den ambt. op non-activ. A. P. J. Tegel
berg en den verificateur 5de kl. J. H. Pieters; wegens ziekte,
een tweej. verlof naar Europa, aan den comm. 2de kl. J. W.
A. Alting Siberg. Ingetrokken: op verzoek, het aan l!
O'Brien, gevr. civiel gezagh. op de Solor-eil., verleend tweej.
verlof naar Ned., wegens meer dan 15 jaren onafgebr. dienst.
Ontslagen: eervol, met behoud van recht op pens., de ambt.
op wachtg. E. Schalk en E. N. Kijkschroeff. Benoemd: tot