LEIDSCH
DAGBLAD.
JV°. 4559.
A0. 1874.
baandag
21 December.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maandenf 1.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke IS'oraracrs0.02.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven,
PRIJS DER ADVERTENTIE*:
Van 16 regelsf 1.05.
Iedere regel meern 0.17J.
Groolcrc lellers naar plaatsruimte.
Zij, die zich met 1 Januari a. s. op
deze courant abonneeren, ontvangen de tot
dien datum verschijnende nummers gratis.
Van het kwartaal Dec.Febr. worden dan
alleen de maanden .Tan. en Febr. ad 67 ets.
in rekening gebracht.
STADS-BE RICHTEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN,
Gezien de adressen van 1°. "W. Hoogeustraaten C0.,
houdende verzoek orn in het pakhuis in de Kerksteeg
li0. 11 brandstoffen te mogen bergen; 2°. Bartholomeus
Johannes Dn Mortier, kuiper, daarbij verzoekende om
in het pakhuis in de lvlarensteeg n°. 5 eene kuiperij te
mogen doen inrichten; en 3°. David Machiel Spijer,
vleeschhouwer. om het achterste gedeelte van het huis
aan de Breestraat n°. 141 tot slachtplaats le mogen doen
inrichten;
Gelet op art. 4 van het Koninklijk besluit van 31 Januari
1824 Staatsblad n°. 19)
Doen te weten, dat tot het hooren der eigenaars en be
woners van de naast bijgelegene en belendende panden,
ten opzichte der informatiën de commodo et incommodo, door
Burgemeester en Wethouders zal worden gevaceerd op
het Raadhuis dezer gemeente, op Donderdag den 21sten
December aanslaande, 's voormiddags te elf uren; zullende
de belanghebbenden verplicht zijn hunne bezwaren tegen
die verzoeken op dien tijd in te brengen, terwijl, bij ver
lui m daarvan, zij gehouden zullen worden zich tegen de
iiuyilliging niet te hebben verzet.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. d. BRANDELER, Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
Leiden, 19 December 1874.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN doen
te weten, dat het tweede suppletoir kohier van de plaat-
olijke directe belasting voor 1874 is goedgekeurd door
Gedeputeerde Staten dezer provincie bij besluit van 15
Jecember jl. en op heden aan den Gemeenteontvanger ter
nvordering ter hand gesteld en dat ieder verplicht is
ijnen aanslag op den bij de wet bepaalden voet te vol
doen.
En wordt deze door plaatsing in de Leidsche Courant
ïfgekondigd.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. D. BRANDELER, Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
Leiden, 49 December 1874.
De BURGEMEESTER van LEIDEN,
Gezien art. 21 der wet van 4 December 1872 Staatsblad
434);
Brengt ter kennis van de ingezetenen dat in de afge-
loopen week geene personen aan de Mazelen zijn overleden.
En geschiedt hiervan openbare kennisgeving door plaat
sing in de Leidsche Courant.
De Burgemeester voornoemd,
v. d. BRANDELER.
Leiden, 19 December 1874.
LEIDEN, 19 December.
In de zittingen van 18 en 19 December
zijn door de Commissie voor liet examen van
apotheker bevorderd de heerenJ. Mebius, geb.
te Ternaard; J. Jurrewitz, geb. te Rotterdam;
H. D. Kruseman, geb. le Haarlem, en J. B. Kalmt-
hout, geb. te Goes.
Heden zijn aan de hoogeschool alhier bevor
derd tot doctor in de rechten de heeren F. Witte-
veen, geb. te Melslawier, en M. E. Booy, geb.
te Woubrugge, beiden met stellingen; en gisteren
aan die te Utrecht tot doctor in de wis- en
natuurkunde de heer A. J. Verwey, van Deventer.
Naar wij vernemen zal de godsdienstige
viering van het Kerstfeest in de Remonstrantsche
kerk worden opgeluisterd door een zangkoor, dat
enkele koralen zal uitvoeren van de Nederlandsche
koraalvereeniging.
Gedurende deze week zijn dagelijks in het
Werkhuis alhier opgenomen van 8093 vol
wassen personen en van 2531 kinderen.
Aan de memorie van antwoord betreffende
de regeling van het hooger onderwijs ontleenen
wij het volgende.
Het aantal der gewone en buitengewone hoog
leeraren aan onze hoogescholenr die der theolo
gische faculteit niet medegerekend, bedraagt thans
71, waarvan 30 te Leiden, 22 te Utrecht en 19
te Groningen. Indien van de tegenwoordige 10
hoogleeraren in de theologie, 5 te Leiden geplaatst
worden bij de faculteit der letteren (voor de
vakken tot de godsdienstwetenschap behoorende)
en de 4 hoogleeraren der rijksinstelling voor
Indisch onderwijs, bij opheffing dier instelling,
evenzeer bij die faculteit voor het Indisch onder
wijs, dan klimt het getal der Leidsche hoogleera
ren tot 39. Aangenomen dat er te Leiden na
die vermeerdering nog 1 hoogleeraar wordt aan
gesteld, te Utrecht nog 3 en te Groningen, orn
haar met Utrecht gelijk te stellen, nog 6, dan
zouden er in het geheel voor de drie rijksuniver
siteiten 89 hoogleeraren worden gevorderd, van
welke denkelijk 80 beschikbaar zouden wezen.
Dat de 9 overige zonder bezwaar zullen kunnen
gevonden worden, zal wel niet twijfelachtig zijn.
De jaarwedden van 40 hoogleeraren te Leiden,
berekend tegen 5000, het middelcijfer door de
wet bepaald, zouden 200,000 'sjaars vorderen.
Voor verder personeel, hulpmiddelen bij het onder
wijs, onderhoud van gebouwen en meubelen, stu
diebeurzen en verschillende uitgaven zou, de
tegenwoordige uitgaven lot grondslag genomen,
evenzeer f 200,000 'sjaars worden vereischt. De
opheffing der rijksinstelling voor Indisch onderwijs
zou eene besparing van ongeveer ƒ25,000'sjaars
medebrengendaarentegen zal wellicht gelijk
bedrag noodig zijn voor uitbreiding van personeel
en materieel aan die universiteit. Voor Leiden
ware dus in het geheel op 425,000 te rekenen,
waaronder, hetgeen bij eene vergelijking met de
beide andere universiteiten niet uit het oog mag
worden verloren, ruim 100,000 voor het aca
demisch ziekenhuis.
De jaarwedden van 25 hoogleeraren te Utrecht
zouden naar denzelfden maatstaf 125,000's jaars
vorderen, de verdere hierboven vermelde uitgaven,
verhoogd met 10,000 voor uitbreiding, 100,000
's jaars, in het geheel alzoo 225,000.
Te Groningen zouden de jaarwedden der hoog
leeraren insgelijks 125,000 eischen, de overige
uitgaven, mede verhoogd met 10,000 voor uit
breiding, 50,000 's jaars, te zamen 175,000.
De gewone kosten der drie rijksuniversiteiten
zouden derhalve jaarlijks op 825,000 te stellen
zijn. Daartegenover staan evenwel de inkomsten,
namelijk de bijdragen van hen, die alle of slechts
enkele lessen volgen, de examengelden en de
bijdragen van hen, die opgeleid tot leeraren voor
het Hervormd kerkgenootschap, sommige lessen
aan de universiteit zullen volgen. Na aftrek van
hen, die thans in de theologie studeeren, schijnt
op een cijfer van 1250 studenten, die alle lessen
zullen volgen, jaarlijks te kunnen worden gere
kend, hetgeen tegen betaling der bij de wet
hiervoor gevorderde bijdrage van 200, eene
jaarl\jksche inkomst van 250,000 oplevert. Hoe
veel de overige ontvangsten zullen opbrengen is
niet met juistheid te ramen, maar de examen
gelden zullen licht eenige duizenden beloopen.
Voorts komt nog in aanmerking de besparing, te
verkrijgen door opheffing van de instelling voor
Indisch onderwijs. In alle geval zal dan het
cijfer der gewone uilgaven tusschen de twee en
drie ton lager worden.
Doch ook de buitengewone kosten komen in
rekening. Te Leiden zal gedurende onderscheidene
jaren ƒ300,000 'sjaars noodig zijn voorhet nieuwe
academiegebouw en de rijksmusea voor natuur
lijke historie, oudheden en ethnographie. Ook ter
vergrooting der lokalen voor de schei- en natuur
kunde zijn niet onbelangrijke sommen gevraagd.
Te Utrecht zal in 1876 nog eene som van
ƒ30,000 a ƒ40,000 noodig zijn voor het physisch
laboratorium.
Te Groningen is dringende behoefte aan een
nieuw ziekenhuis, zonder krachtige bijdragen van
het rijk niet tot stand te brengen. Ook andere
buitengewone behoeften zullen nu en dan aan de
universiteiten te bevredigen zijn.
Maar gesteld de drie instellingen vorderen in de
eerstvolgende jaren eene jaarlijksche uilgaaf van
ƒ800,000 of ƒ900,000, dan nog mag dit cijfer
niet geacht worden onze financieele krachten te
boven te gaan, daar het zelfs lager zou zijn dan
hetgeen voor 1875 is aangevraagd, zonder dat
daartegen bedenkingen zijn geopperd.
In de zitting der Tweede Kamer van heden
heeft de Minister van koloniën, in antwoord
op eene vraag van den heer Gevers, geantwoord,
dat inderdaad door den gouverneur-generaal is
herhaald het eerst voorwaardelijk en later
onvoorwaardelijk gedaan verzoek om ontslag.
Hedenavond zal in de Staatscourant het
Koninklijk Besluit, houdende aanneming van het
ontslag en benoeming van zijn opvolger, voor
komen.
Uit vertrouwbare bron wordt gemeld, dat tot
opvolger van den gouverneur-generaal Loudon be
noemd is de heer Van Lansberge, onze gezant
te Brussel.
In de gisteren gehouden avondzitting der
Tweede Kamer kwam, nadat de artikelen betreflende
het materieel der artillerie waren aangenomen, in
behandeling de afzonderlijke begrooting van uitgaven
voor de voltooiing van het vestingstelsel. Die be
grooting werd door de heeren De Roo, Storm,
Stieltjes, Van Houten en anderen bestreden.
Daarna deed de heer v. d. Putte 't voorstel om,
met het oog op 't belangrijke der zaak en het
nog heerschende verschil van gevoelen, de verdere
behandeling uit te stellen, zoodat de minister in
de gelegenheid gesteld worde, gebruik te maken
van de gegeven wenken en met een gewijzigd
ontwerp te komen na het reces. Hierover ont
stond langdurige discussie. De minister van oorlog
verklaarde zich niet tegen het uitstel, mits dit niet
te lang zou zijn. De minister van binnenlandsche
zaken zag ook geen bezwaar, mits de zaak
spoedig in het volgend jaar ter hand worde geno
men. Ten slotte is de motie van den heer Van
de Putte aangenomen met 42 tegen 29 stemmen.
Na deze stemming stelde de heer Van de Putte
een amendement voor om de som van 4 millioen
te veranderen in 8 ton, tot voortzetting der reeds
aangevangen werken in de nieuwe Hollandsche
waterlinie en betaling voor reeds aanbestede wer
ken. De minister van oorlog nam dat amendement
over, waarna het aldus gewijzigd art. 58 werd
aangenomen. Vervolgens kwam in discussie het
amendement-De Roo, om art. 59 te verminderen
met ó40,500 voor kazerneering en andere uit
gaven, tot daaromtrent een vast stelsel van gar
nizoenen en militie-indeeling zal zijn aangenomen.
De minister bestreed dit amendement. Ten slotte
is het amendement-De Roo aangenomen met 41
tegen 31 stemmen.
Het geheele budget van oorlog, alsnu beloopende
18,502,913, werd aangenomen met 43 legere
29 stemmen.