voet op straat viel, een ernstige wonde aan het hoofd bekwam, doch gelukkig naar het schijnt niet inwendig gekneusd is. Omtrent het vergaan van de Scheve- ningsche bomschuit bij den noordelijken dam van den Hoek van Holland worden nader eenige treffende bijzonderheden gemeldHet vaartuig was Dinsdag-avond na het vallen van de duis ternis op de hoogte van Scheveningen gekomen, en de stuurman A. Meeuwenoord was voornemens te landen, toen de bemanning hem voorstelde liever door te varen naar Vlaardingen, waar men de averij aan de netten zou kunnen herstellen, victualie innemen en voortgaan met visschen, om dan met een betere vangst thuis te kunnen komen. Men vervolgde den tocht zonder loods, daar men een stoomboot voor zich had, die in dezelfde richling koers zette. Op de hoogte waar het onheil omstreeks halfnegen voorviel, bleef de stoomboot plotseling liggen, om welke reden begreep de be manning der bomschuit echter niet. Dit vaartuig moest nu afwijken en 't was zijn ongeluk; het geraakte in onstuimig water en sliet met een vreeselijken schok op de fondamenten van den dam. Stuurman M., die op den voorsteven stond, sprong in het water en klemde zich aan een ijzeren pijler van de fondamenten vast. Inmid dels was het broze vaartuig weldra verbrijzeld, zoodat ook de mast met het want, waarin zich de meeste opvarenden hadden trachten te bergen, naar beneden kwam. De matroos M. Bruin, die zijn toevlucht had genomen tot den top van den mast, kwam eveneens in de nabijheid van het ijzerwerk van den dam neder en had het geluk zich daaraan te kunnen vasthouden. Een der twee jongens, die zich onder de negen man der equipage bevonden, klemde zich aan de voeten van den matroos vast, doch deze, den dood voor oogen ziende, maakte een onwillekeurige beweging waar door hij den ongelukkigen knaap van zich afstiet. On middellijk was de arme jongen in de diepte verdwe nen. Een nog vreeselijker tooneel wachtte den stuur man. Steeds aan den reddenden pijler vastgeklemd, zag hij beneden zich zijn zoon den tweeden jongen met de golven worstelen, zonder dat hij een hand tot redding kon uitsteken. Maar hij zal het beproeven. Daar klinkt 't hem eensklaps uit de diepte tegen„Vader, houd je maar liever vast; g'n nacht!" Ook hij was verdwenen voor de starende blikken van den wanhopigen vader. Eerst des morgens ongeveer 7 uur werden de beide mannen gered door de Engelsche stoomboot Lord Cardigan. De matroos M. Bruin, die zich uit het want had moeten loswarren, eer hij het ijzerwerk der fondamenten kon bereiken, werd daarbij ernstig gekwetst. Een van de lijken der zeven omgekomen personen is op het strand aan gespoeld. Reeds Zondag-avond waren een dertigtal haringschuiten met groote schade aan netten en tuigage uit zee teruggekomen. Van een dier bodems, toebehoorende aan den reeder Verhey, was een man overboord geslagen. De reeder van de vergane bomschuit moet voornemens zijn schadevergoeding van den Staat te eischen, wegens gebrek aan bebakening op de plaats des onheils. De kermisvermakelijkheden te Win- terswijk hebben dit jaar een slachtoffer geëischt. Als naar gewoonte had men zich daar ter gele genheid van de kermis vermaakt met vogelschie ten en was er bij die gelegenheid veel, zeer veel gedronken. Eenige jongelieden, in niet geheel nuchteren toestand verkeerende, liepen na het schieten door een zeer nauw straatje en kwamen daar een doofstommen kameraad, Freriks geheeten, tegen, die eenige bewegingen met zijn geweer maakte, waarop een der anderen, YV. Willemsen genaamd, den doofstomme met zijn geweer een ^slag op het hoofd gaf, zoodat hij ter aarde stortte. Allen verwijderden zich daarop en eerst later werd de verwonde door een buurman opgenomen -en naar huis gebracht. Hier stierf hij circa 10 dagen later, zonder dat hem geneeskundige be handeling was ten deel gevallen. De dokter ioch, oen wien rnen eenige malen had gezon-. -den, had het niet noodig geoordeeld te komen Op grond van het bovenstaande stond Willemsen Donderdag voor het hof te Arnhem terecht, be schuldigd van moedwilligen doodslag. Hij bekende zijn misdrijf, maar voegde er bij, dat de verslagene hem eerst met zijn geweer had geraakt, waarom hij, om van zich af te weren, den slag had toege bracht, welke ten gevolge van besch's. dronkenschap een door hem nooit bedoelde doodelijke verwonding had veroorzaakt. Getuigen, die bij het ongeval tegenwoordig waren geweest, verklaarden echter eenstemmig, dat de verslagene wel eenige bewegin gen met zijn geweer had gemaakt, maar den besch. niet had geraakt. Twee dokters, die de lijkschou wing hadden verricht, als deskundige getuigen gehoord, gaven op, dat aan Freriks vermoedelijk met den haan van het geweer door zijn pet heen een verwonding in den schedel was toegebracht, waardoor een stukje van het laken en de voering der pet daarin waren gedrongen, welke stukjes met een brokje van den schedel door een der dokters ter terechtzitting waren medegebracht. Een en ander had een drukking op de hersenen en bloeduitstorting veroorzaakt, waarvan de dood het gevolg was geweest. Beide dokters gaven echter te kennen, dat, ware tijdig geneeskundige behan deling aangebracht, de verwonde zeer goed gered had kunnen worden. De advocaat-generaal, Mr. De Meijier, achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, evenals ook de moedwil van den beschul digde, weshalve hij de feiten als moedwilligen doodslag qualificeerde. Spr. verbaasde en ergerde zich over de verregaande onverschilligheid van verscheidene in dit proces genoemde personen. De thans overledene doofstomme was door al zijne kameraden verlaten, toen hem de noodlottige slag was toegebracht en, wat nog schandelijker was, de dokter had zich niet verwaardigd naar hem te komen omzien. Tegen den beschuldigde eischte spr. een tuchthuisstraf van 8 jaar. Jhr. Mr. Van Nispen, die als verdediger optrad, trachtte te be- toogen, dat van moedwil bij dezen beschuldigde geen sprake kon zijn en hij dus moest veroor deeld worden wegens manslag door onvoorzich tigheid. Uitspraak a. s. Donderdag. BUITENLAND. Fraukrij k. In de nationale vergadering voerde gisteren mgr. Dupanloup bij de discussie betreffende de vrijheid van het hooger onderwijs het woord. Bij het linkercentrum rees de vraag op; of men naar aanleiding van de boodschap van Mac Mahon geen voorstel moest doen betreffende de constitutioneele wetten, maar men kwam tot de conclusie, dat het zaak was de voorstellen af te wachten die, hetzij van het gouvernement, hetzij van het rechter- centrum, zouden uitgaan. Het hoofdpunt van het wetsontwerp op de organisatie van het leger, hetwelk thans bij de nationale vergadering in behandeling gekomen is, bestaat in de inrichting der bataljons infanterie en de regeling der sterkte van de compagnieën. Volgens het plan der commissie van rapporteurs zal het bataljon op den voet van oorlog 1000 manschappen sterk zijn en verdeeld worden in vier compagnieën van 250 rnan, eene inrichting welke veel overeenkomst heeft met de in Duitsch- land bestaande; volgens het ontwerp der regeering zou daarentegen het bataljon bestaan uit zes com pagnieën, behalve eene depot-compagnie. Bij dat ontwerp wordt verder het regiment gevormd uit 3 bataljons van 18 compagnieën, tellende 3000 man en 342 kader, namelijk 5 officieren en 288 onder officieren. De commissie stelt daarentegen de regi menten op 12 compagnieën, waarbij het kader 2/3 van die sterkte zou hebben. Dit verschil is zeer aanzienlijk en de beweegredenen die voor de aanneming van het eene of van het andere stelsel worden aangevoerd zijn zeer talrijk. De commissie voert ten voordeele harer voor stellen vooral aan dat de tegenwoordige compag nieën in vredestijd, door verloven, ziekte of corvée- diensten, nu en dan tot op 35 of 40 manschappen versmolten zijn, waarover dan een kapitein, een eerste en een tweede luitenant het bevel voeren; de rechtstreeksche invloed van den bevelhebber wordt daardoor verzwakt en de samenhang, de groote kracht van het leger, komt in gevaar. De voorstanders van het voorstel der regeering voeren hiertegen aan, dat de Fransche officieren niet eveneens gevormd worden als de Duitsche, dat deze laatsten allen speciale scholen doorloopen hebben en ontwikkeld en bekwaam genoeg zgn om gewichtige commando's te voeren, terwijl daarentegen een groot deel der Fransche officieren, de zoogenaamde officiers de fortune, niet veel geschiktheid voor hoofdwerk bezitten en niet kunnen vertrouwd worden met eene zoo groote verant woordelijkheid, waardoor in tijden van oorlog eene afdeeling van 250 manschappen onder bevel van een tweeden luitenant konde gesteld worden. Hiertegen wordt wedei'om de tegenwerping gemaakt dat met vermindering der officierskaders ook het uitkiezen van de meest geschikte officieren wordt gemakkelijk gemaakt, en het beter is een berekend en bekwaam man te hebben als den aanvoerder van 50, dan twee minder geschikte en bekwame elk als aanvoerder van 25 man. Men vermoedt dat de discussie over dit ontwerp, dat met den naam van wetsontwerp tot regeling der kaders bij het leger aangeduid wordt, de nationale vergadering wel tot half Januari zal bezig houden. Duitschland In den rijksdag is gisteren door den voorzitter rnededeeling gedaan van een schrijven van den rijkskanselier, waarin, namens den keizer, de bij besluit van den bondsraad op de begrooting gevor derde som voor den gezantschapspost bij de Pioomsche curie ingetrokken wordt. Voorts is rnededeeling gedaan van een schrijven van de te Berlijn aanwezige Elzas-Lotharingsche afgevaar digden, te kennen gevende, dat zij aan den arbeid der afdeelingen betreffende het budget en andere wetsvoorstellen voor Elzas-Lotharingen geen deel kunnen nemen, en dit wel met het oog op den toestand van hunne landgenooten. Beide missiven zijn aan de commissie voor de dagelijksche zaken ter hand gesteld. Bismarck verklaarde verder in deze zitting, dat er van interventie in Spanje geen sprake geweest was, en dat er geen reden bestond tot wantrou wen omtrent de verhouding tusschen Duitschland en Pmsland. Uit goede bron verneemt men dat het be richt in het Börsenblatt voorkomende, dat het proces van graaf Arnim verschoven zou worden, ongegrond is. "Wel heeft de verdediger van graai Arnim een voorstel tot verdaging gedaan, doch het stadsgerecht heeft dit voorstel afgewezen. Daar twee studenten te Munchen zich heb ben doen inschrijven als leden van het socialis tisch werkliedenverbond, heeft de politie aan alle studenten eene voorloopige waarschuwing gezon den van aan dat verbond geen deel te nemen, f Spanje. De regeering heeft de Imparcial verlof gegeven j de volgende nieuwstijdingen mede te deelen. De projectielen uit de forten bij Bilbao hebben in de laatste dagen den vijand eenige verliezen berokkend. Te La Pena heeft een granaat een tiental personen gekwetst of gedood. Een granaat uit het fort Monte- Alegre in een groepje Carlistische officieren, bij welke zich ook een pastoor bevond, geworpen, heeft een luitenant gedood en een anderen officier gewond. In de provincie Orense neemt het aantal Carlisten sterk toe. Op verschillende punten in de provincie vertoonen zij zich bij geheele troepen en de plaatselijke autoriteiten zijn niet in staat geweest ze te bedwingen. De Imparcial verlangt, dat men spoedig een voldoend aantal troepen naar Orense zendt. De nabijheid van Portugal en het zeer geaccidenteerde terrein zouden, wordt het kwaad niet spoedig bedwongen, aanleiding kunnen geven tot groote verwikkelingen. Niettegenstaande de Portugeezen groote waakzaamheid aan den dag leggen in het beschermen der grenzen, vinden de opstandelingen toch gelegenheid hun buit in het naburige rijk in veiligheid te brengen en zich daar aan de vervolging te onttrekken als zij eens wat al te dicht op de hielen worden gezeten. De toestand is zorgwekkend, schrijft de correspondent van het Journal des Débats. De oneenigheid, bestaande tusschen Serrano en Sagasta, is thans volstrekt niet twijfelachtig. Het zooge naamde homogene ministerie is saamgesteld uit elementen die elkander afstooten. Ulloa is het in 't geheel niet eens met Sagasta en men is op 't punt een ministerie te formeeren, waarvan Sagasta en eenige anderen zullen worden uitge sloten. Men heeft aan Vega de Armijo, gezant te Parijs, getelegrapheerd of hij zich met de portefeuille van binnenlandsche zaken zou willen belasten, en deze heeft hierop een bevestigend antwoord ge zonden. Buiten deze geruchten loopt er nog een ander, n.l. dat een uitgebreide Alphonsistische beweging binnenkort zou uitbrekenmen heeft zelfs

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1874 | | pagina 2