LEIDSCÏÏ
DAGBLAD.
N°. 4540.
A0. 1874.
Zaterdag
5 December.
IETS VOOR GROOT EN KLEIN.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maandenf 1.
Franco per posl1.40.
Afzonderlijke Nummers0.02.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIES
Van 16 regel?f 1.05.
Iedere regel meer0.171.
Groolere letters naai* plaatsruimte.
Wij schrijven zoo dikwijls over de belangen van
ons zelf, volwassen leden der maatschappij, „groole
menschen", zooals onze kinderen ons wel eens
noemen, dat het een enkelen keer geen kwaad kan
ook eens een woord te wijden aan de belangen
der „kleine menschen", al ware 't alleen omdat
zy bestemd zijn om eenmaal met of ook wel na
ids als handelende personen op te treden, zoodat
wij, hun leidslieden, door onze daden niet alleen
liet tegenwoordige beheerschen, maar ook voor
?en niet gering deel een bepaalde richting aan de
oekomst geven door den invloed, dien wij op hunne
lersoonljes uitoefenen.
Voor kinderen zijn zoogenaamde kleinigheden,
die nauwelyks onze aandacht trekken, dikwijls
:aken van groot gewicht; hoeveel belangrijker
moeten dan niet voor hen die telken jare terug
kerende tijdstippen zijn, die als 't ware een
ust-, een glanspunt in het kinderleven vormen
wij mogen het bekennen of niet, ook door
ons niet met onverschilligheid worden gadegeslagen.
Juist in de omstandigheid, dat wij er zoowel op
jeugdigen als op rijper leeftijd deel aan nemen,
ligt het geheim van den anders onverklaarbaren
invloed dien zij gedurende ons geheele leven op
ons Llyven uitoefenen; zij maken de poëzie van
bet leven uit, zij vormen de schakels lusschen
hel verleden, het heden en de toekomst.
Tot die tijdstippen behoort zeker het St.-Nicolaas-
feest bij uitnemendheid, en daarom is het geen
onverschillige zaak hoe wij het onze kinderen
doen vieren. Of zou niet een bevattelijk verhaal
van den oorsprong van het feest en het leven van
den kinderlievenden Sint, naar den leeftijd en het
begrip der kleinen ingekleed, beter en vruchtbaarder
indruk nalaten dan een dikwijls meer angst dan
vreugde barende vertooning, gepaard met de ge
bruikelijke vermommingen en de traditioneele ket
tingen, roeden en wat dies meer zij? Of wel:
wat zal streelender herinnering bij de kleinen na
laten, een onverstandig toegeven aan de zucht
naar velerlei lekkernijen dan wel een gepaste
vrijgevigheid tegenover die minder bedeelde kleinen,
wier eenig genot op den lang verbeiden Sl.-Nicolaas-
avond veelal bestaat in het aangapen van al die
mooie winkels, wier begeerlijke schatten voor hen
niet zijn weggelegd?
Ook de keus van het speelgoed, dat wij gewoon
zijn bij het aanstaande feest onzen kinderen ten
geschenke te geven, is geen onverschillige zaak en
levert somtijds een verrassend bewijs van schro
melijke inconsequentie. Terwijl wij vredebonden
oprichten, terwijl onze volksvertegenwoordigers
vredemoties aannemen, vullen wij de handen
onzer speelgrage kinderen met gansche doozen
vol tinnen of houten soldaten, heel netjes uitge
dost in hun schitterende uniform. En juist in dat
„heel netjes" ligt ook alweer een fout. Gaven
wij onze knapen den soldaat als soldaat, dat wil
zeggen in de verschillende omstandigheden waarin
hij zich in lijd van oorlog bevindt, wij zouden
althans der waarheid getrouw blijven; nu daaren
tegen maken onze zoontjes slechts kennis met
den parade-soldaat, juist zooals hij reeds zoo menig
jongeling verleid heeft tot het kiezen van een
loopbaan, waaraan hij zonder die scheeve voor
stelling wellicht nooit de voorkeur zou hebben
gegeven.
Niet anders wordt er gehandeld met de poppen
onzer meisjes. Het zijn somtijds geen kinderen
met roode wangetjes, desnoods ietwat plomp, die
door onze dochtertjes met moederlijke zorg gekleed
en in haar wiegje gelegd worden; neen, het zijn
dametjes in bal-, in wandel-, in wie weet welk
costuum; ja lach niet, lezer! op een wan
deling door de straten der residentie zagen wij
in een der talrijke speelgoedwinkels al de vrou
welijke rollen uit de „Fille de mad. Angot" door
keurig gecostumeerde poppen voorgesteld. Nu, door
zulke cadeaux voeden wij onze meisjes zeker
veeleer tot coquettes dan tot huismoeders op.
zulk een emanicipatie gaat echter misschien wel
wat heel snel.
Wat wij van het speelgoed zeiden geldt ook
van de kinderlectuur. Moge de voorraad niet zoo
bijzonder groot zijn, er zijn toch genoeg goede
kinderboekjes voor verschillenden leeftijd te vinden
om niet genoodzaakt te zijn de toevlucht te nemen
tot schadelijke verhalen van verliefde ridders,
geïllustreerd met onmogelijke, hard gekleurde
voorstellingen en dergelijke wansmakelijkheden
meer.
Hoofd en hart, zij moeten reeds vroeg bij onze
kleinen worden gevormd. Daartoe kan ook een
Sint-Nicolaasfeest worden dienstbaar gemaakt, en
dan zal, als zij het later op hun beurt met hunne
kinderen vieren, hun hoofd helder genoeg zijn
om te begrijpen wat wij voor hen deden, hun
hart warm genoeg kloppen om er ons dankbaar
voor te zijn.
LEIDEN, 4 December.
In de groote Zaal aan de Breestraat bleef
gisteravond geen plaats onbezet. Geïmproviseerde
rijen zitplaatsen vulden zich in een oogenblik en,
indien het orkest niet als een onoverkomelijke
dam den stortvloed gekeerd had, zouden zij waar
schijnlijk tot in het oneindige zijn voortgezet. Geen
wonder, de heer Hermann Linde trad op en droeg
het grootste deel van Shakespeare's Othello
voor. Was de verwachting hoog gespannen, zij
werd niet teleurgesteld, maar overtroffen. Als een
drama, van al wat het aanschouwelijk maakt onlrlaan,
door éen persoon in een eenvoudigen leuningstoel
gezeten voorgedragen en daarbij, zooals onvermijde
lijk was, zeer bekort, zulk een overweldigenden
indruk maakt, zoo boeit en meesleept, als gisleren
de Othello de in ademlooze stilte luisterende toe
hoorders deed, dan moet niet alleen dit drama
zelf een meesterstuk, maar ook de vertolker een
meester zijn. En zoo was het. De heer Linde
heeft al de moeilijkheden, aan zulk een voordracht
verbonden, overwonnen. Grenst zijn geheugen aan
het wonderbare, heeft men reden zich te verbazen
over de oefening en kracht die noodig zijn om
zulk een vermoeienis (e kunnen weerstaan, men
denkt aan dit alles niet wanneer men hem hoort.
Hij heeft zijn Shakespeare niet uit het hoofd
geleerd, maar in zich opgenomen, in succum et
sanguinem. En hoe geeft hij hem weder! Zoo,
dat wij eiken persoon aanstonds herkennen, dat
wij, ook bij den levendigsten, snelslen dialoog,
niet behoeven te vragen wie spreekt; zoo, dat de
voordracht haast met een opvoering gelijk staat.
En dit doel bereikt hij door de eenvoudigste
middelenstembuiging en mimiek. Een weinig te
veel, een geringe overdrijving zou hier alles be
derven en belachelijk worden. De heer Linde
wacht zich daarvoor, en overschrijdt de gevaar
lijke grens geen oogenblik. Welk een duidelijk
onderscheid tusschen stem en gelaat van den
duivelachtigen Jago en van den onnoozelen Rodrigo
toch is het slechts een moduleering van zijn eigen,
buigzame, klankrijke slem, een andere uitdrukking
van zijn gelaat, geen nabootsen van andere stem
men, geen onnatuurlijk verwringen zijner trekken.
Wat meer is, in stem en uitdrukking weet hij
het eigenaardig karakter der verschillende per
sonen weer te geven. Zóó moet Jago, zoo Othello,
zoo de laffe Rodrigo, zoo de oude, klagende Bra-
bantio spreken. Met een weinig verbeelding ziet
gij hen voor u, zoodat wij haast zouden zeggen
Wij hebben gisteren den Othello niet gehoord
maar gezien, en gezien zooals dat zelden gebeurt
wij hebben niet slechts éen of twee rollen
door uitstekende kunstenaars zien spelen en
de andere door middelmatigheden zien beder
ven, wij hebben een aantal voortreffelijke kunste
naars vereenigd gezien in een enkel persoon.
En zullen wij nu nog critiek gaan uitoefenen?
Zoo wij er toe geroepen waren, hier zouden wij
er niet toe gerechtigd zijn. Het is een feest
waartoe wij genoodigd waren, en, zoo wij uit
ons zeiven niet wisten dat den gasten geen critiek
voegt maar slechts dankbaarheid, wij zouden daar
van ook weerhouden worden door de herinnering
aan het bekende geestige vers van Goethe en
vreezen, dat het Bestuur van Doctrina de
slotsom van dat vers ook op ons ging toepassen
en uitriep:
Schlagt ihn todt, den Hund, er ist ein Recensent!
Liever eindigen wij dus met onze hulde aan
dat Bestuur en aan het gezelschap te brengen
voor den goeden smaak waarvan het blijk gaf,
en onze erkentelijkheid voor de onbekrompen
wijze waarop het ook anderen in dit rijke kunst
genot liet deelen. En dan ten slotte nog deze
vraag: Zou er geen mogelijkheid zijn, dat de
heer Linde ons nog een voordracht schonk? Het
zou een contrapartij van de burgers aan de leden
van Doctrina kunnen wezen.
Het stoomschip Hollandvan Rotterdam
naar Batavia, is den 3den dezer des ochtends te
Southampton aangekomen en zou den 4den de
reis voorlzetten.
De heer G. Bonemeijer, lste luit. bij het
Isle reg. inf. te Groningen, heeft met goed ge
volg zijn doctoraal-examen in de wis- en natuur
kunde afgelegd. Hij zal nu ontslag uit den dienst
vragen, en zich, naar men verneemt, beschikbaar
stellen voor een benoeming als leeraar aan het
gymnasium Willem UI, te Batavia.
Naar men verneemt bestaat het voornemen
om de onthulling van het monument te Ginneken
door een medaille te vereeuwigen.
Bij beschikking van den minister van kolo
niën zijn de hoofdonderwijzers G. Van der Wende
en J. C. Van Duyn gesteld ter beschikking van
den gouv.-generaal van Ned.-Indië, om te worden
benoemd tot onderwijzer 3de kl. voor den dienst
daar te lande.
Z. M. heeft na afgelegd examen benoemd
tot surnumerair bij het vak der posterijen, J. J.
M. Hermans, wonende te Breda; A. A. D. E.
Van der Marck, te Grave; J. F. Ooms, in den
Haag; J. J. A. Queysen, idem; J. J. W. Kolder
man, te Dordrecht; J. G. F. Van Gennep, te
Gouda; J. J. Wichers Jzn., Ie Amsterdam; D. J.
Bekaar, te IJzendijke; G. J. Balfour van Burleigh,
te Utrecht; J. Boomsrna, te Harlingen; G. A.
Phaff, te Deventer, en J. Ii. De Witt, te Assen;
aan Mr. M. A. Hartman, op zijn verzoek, met
ingang van I Jan., eervol ontslag verleend als
subst.-griffier bij den hoogen raad der Nederlan
den, onder dankbet. voor de diensten door hem
den lande bewezen; J. J. Masman, thans ontv.
der directe bel. en acc.. te Den Bommel c. a.,
benoemd tot ontv. derz. middelen te Nieuwesluis.