LEIDSCH
DAGBLAD.
N°. 4543.
A0. 1874.
Woensdag
2 December.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maandenf 1.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers0.02.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIE!*
Van 1G regelsf 1.05.
Iedere regel meer0.171.
Groolerc letters naar plaatsruimte.
STADS-BERICHTEN.
Vergadering van den Gemeenteraad van Leiden, op Donderdag
December, des namiddags to écn nur.
Onderwerpen:
1®. BeDoemiüg van een leeraar in het rechtlijnig teekenen aan
de Hoogerc Burgerschool. (276).
Verzoek van Mr. F. H. De Veijc, om ontslag als leeraar
aan voornoemde school. (277)
i'. Staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst
1874. Aanvoer van duinwater. (275 en 286).
4°. Voordracht tot ondersteuning van het verzoek van conces
sionarissen voor den spoorweg LeidenWoerden om subsidie
van het Rijk. (289).
5'. Rapport der raadscommissie in zake do superintendentie over
het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis.
6*. Verzoek van J. Van der Wiel ter bekorning van gemeen
tegrond aan de Kaarsenmakersstraat. (280 en 290).
Tweede suppletoir kohier der plaatselijke directe belasting,
dienst 1874.
S°. Voordracht tot overplaatsing van de hoofdonderwijzeres,
Mej. Je9se, van de meisjesschool der 2de naar die der 1ste
klasse. (282).
'P. Verzoek van C. C. TielemaD, om boomen te plaatsen aan
den Middelweg. (283).
Idem van J. J. Kriest en J. Zwetsloot, betrekkelijk de
onderhandsche verpachting van twee stukjes teelland. (284
en 291).
11°. Idem van H. Zaalberg, betrekkelijk ecne verplaatsing van
de boomen aan het Gerecht. (285).
12®. Voordracht betrekkelijk eeDe uitbreiding van de toepassing
van het Liernoratolsel.
(Handelingen 1873 bladz. 30 n°. 123; 33 n8. 123*; 38
n°. 123**; 39 III; 12 n°. 162; 49, 7; 61 n8. 194: 53
n°. 194*; 55 n°. 207; 57 nos. 214 en 215; 58 nos. 215,
216. 217 en 218; 1874 bladz. 2 n«. 7; 4 IX43 n». 195;
bi nos. 236 en 23862 u°. 279).
LEIDEN, 1 December.
Gedurende de afgeloopen maand werden in
de Volkskeuken alhier afgeleverd 3209'/2 portiën,
als: 2881,/a warme spijs, 271 vleesch en 57 spek.
Onder de toezeggingen in de zitting der
Tweede Kamer gisteren door den minister van
justitie gedaan behooren o. a. een wijziging van
de wet op het notarisambt, van het tarief voor
notarissen, van de wet op de krankzinnigenge
stichten en van onze militaire strafwetgeving.
In de zitting der Tweede Kamer van heden
is, na afhandeling der begrooting voor Ommer-
schans en Veenhuizen, welke aangenomen is, het
geheele hoofdstuk justitie met algemeene stemmen
aangenomen. Daarna is de discussie over het
hoofdstuk „binnenlandsche zaken" aangevangen.
De onthulling van het monument te Gin-
neken heeft gisteren overeenkomstig het programma
plaats gehad in tegenwoordigheid van Z. M. den
Koning en de prinsen Alexander en Hendrik, met
aanzienlijk gevolg.
Toen het omhulsel viel werd het woord geno
men door generaal graaf Van Limburg Stirum,
oudste militair lid van de Commissie, die in zijne
uitvoerige rede in een beschrijving van het gedenk-
teeken trad.
Aan uw woord, Sire, begon de redenaar
heeft de natie dit teeken te danken.
Uit naarn van de oud-strijders, uit naam van
de mannen der volkswapeningen van 1815 en
van 1830, uit naam van land- en zeemacht, uit
naam van het roemrijke Indische leger allen
hier vertegenwoordigd uit naam van de natie,
betuig ik U, Sire, daarvoor de diepste erkentelijk
heid. Uwe Majesteit heeft deze hulde gewild,
Uwe Majesteit heeft verlangd, dat militaire glans
de wijding omgeven zou. Eere U.
Dat woord des Konings is in den steen ver
eeuwigd.
Het eerste opschrift luidt:
„Het denkbeeld ging uit van
WILLEM III,
den trouwen tolk van 't edelst gevoel des volks."
Aan het overige gedeelte der rede ontleenen
wij nog
Het teeken spreekt, 't Is een vijfhoek en de
basis stelt den Vijfhoek voor. Naam en nummer
van elk bolwerk zijn gebeiteld op zijn facen. De
eerste wand is die van 't front I II, Hernando-
Toledo. De anderen volgen. Toledo was het werk
van aanval, van bres. Hernando's rechterflank
gaf nog teekenen van leven toen de Vijfhoek viel.
Boven zijn vijf opschriften.
Aan 't eerste, dat van 's Konings woord, is
hulde gebracht. Het tweede wijst op de namen
onder, die der gevallen braven. Het derde herinnert,
dat Leopold II het gebeente te Antwerpen aan
Nederland teruggaf. Het vierde staaft het dat
Gij, Sire, die resten liet overbrengen en hier bij
het graf van Chassé ter aarde bestellen. Het vijfde
vermeldt dat de kosten zijn bestreden door den
Koning, de Prinsen van het Huis van Oranje en
het volk.
„Volk", ja, dat woord begrijpen niet alleen de
oud-strijders, de mannen der zilveren en metalen
kruisen, de land- en zeemacht, maar ook het
Indische leger, welks commandant Kroesen,
die helaas niet meer bij ons is, een oud
strijder was. Dit heldhaftige leger, dat Nederland
weer met schulden overlaadt, heeft de stichting
met kracht gesteund.
Nu de lagere opschriften
Die van den hoofdwand (Hernando-Toledo)
begrijpen eerst het doel der stichting en aard en
omvang van het laatste krijgsbedrijf, dan in
dicht trekken van het volkskarakter en eindelijk
de oorkonde van onthulling.
Dat eerste opschrift luidt:
„Ter herinnering aan de krijgsbedrijven der be
zetting van Antwerpen's citadel, der forten aan
de Schelde en van de zeemacht op dien stroom
in 1830, 1831 en 1832 en ter vereering van de
nagedachtenis van hen, die daarbij het leven lielen.
Die strijdmacht, nauwelijks 5500 man sterk, onder
de bevelen van den luitenant-generaal baron Chassé,
verdedigde Alva's oude veste, zonder kans van
oatzet, tegen een Fransch leger van 70000 man,
aangevoerd door den maarschalk graaf Gérard,
beschikkende over alle hulpbronnen van 't mach
tige Frankrijk en het rijke België, van 30 Novem
ber tot 22 December 1832,
„drie en twintig dagen open loopgraaf."
Let op den tijd: de waarde van het feit is niet
te meten aan verlies maar vooral aan duur. Tijd
is geld; en in den oorlog wast soms de waarde
van tijd plotseling tot eene hoogte die in vrede
niemand vat. Strijd schept de hoogste macht van
tijd. Daarom is hier gewezen op duur. Voor de
bezetting, in haren geest van zelfopoffering, ware
een verlies van een tiende gering te noemen;
maar veel beteekent het, dat ze, meerendeels be
sloten in een werk dat men nu een granaten-
vanger noemen zoude, een groot Fransch leger
meer dan drie weken vasthield. Doch zeker ware
die uitkomst niet verkregen, zonder den drang
van ons leger, dat nabij gereedstond om onder
den geliefden veldheer van elke kans partij te
trekken.
Geliefde oud-strijders sprak de generaal ten
slotte kameraden van de land- en zeemacht,
kameraden van 't Indische leger, mannen van moed,
beleid en trouw, waarde landgenooten, U allen
breng ik de groete van het hart. Mij was 't een
waar genot, in uw bijzijn, mag ik niet zeggen uit
uwen naam, het woord te mogen richten tot
het geëerbiedigd Hoofd van den Staat. Aan den
Koning ben ik dat verschuldigd. U, Sire, zeg
ik daarvoor den warmsten persoonlijken dank.
Aan Uwe Majesteit, aan de Prinsen van Uw
Huis, betuig ik voor Uw geduld, voor Hun ge
duld, de innigste erkentelijkheid.
Op de aanspraak tot den Koning na het aan
vaarden van het monument door het gemeentebe
stuur antwoordde Z. M.:
„Ik zeg u dank voor de goede woorden door
u gesproken. Ik gevoel mij recht gelukkig mij
dezen dag in uw midden te bevinden, in uwe
gemeente en in de provincie Noord-Brabant. Is
het mij aangenaam aan allen de verzekering te
geven mijner genegenheid, dan is het mij tevens
eene behoefte te verklaren, dat vooral twee ban
den mij nauwer aan de bevolking van Noord-
Brabant hebben verbonden. Ik bedoel de herinnering
aan de gelatenheid, waarmede zij gedurende negen
jaren de drukkendste oorlogslasten heeft gedragen
uit liefde voor het Vaderland. En dan verder
herinner ik mij menigen dag van het jaar, hoe
zij de noodlijdenden van andere provinciën na
den watersnood met open broederarmen heeft
ontvangen. Voor dat alles breng ik bij deze ge
legenheid mijnen dank."
Luide toejuichingen volgden op deze woorden van
den Vorst.
Namens het kerkbestuur werd daarna in eene
warme toespraak de verzekering gegeven, dat voor
het monument zal worden gewaakt. „Waar
zeide de spreker de voetdruk van Oranje stond,
zullen wij strijden tegen den tand des tijds, ten einde
ongeschonden een monument te bewaren, waaruit
niet de dood, maar het leven spreekt, want uit
deze doodsbeenderen gaat de fiere vrijheidszin
uit, die van geen wijken weet noch buigen."
Z. M. de Koning nam toen een lauwerkrans
en hechtte dien aan een der ornamenten van
het voetstuk, wat tot eene nieuwe uitbarsting van
geestdrift aanleiding gaf.
Het stoomschip Koning der Nederlanden
van Batavia naar Nieuwediep, is 29 November
des ochtends te Napels aangekomen en denzelfden
dag des namiddags te 2 uren van daar vertrokken.
Den llden December moet in het Nieuwe
diep overgaan aan boord van het via Suez naar
Batavia bestemde stoomschip Prins Hendrik een
detachement suppletietroepen, sterk 50 militairen,
waaronder 3 onderofficieren. Het bevel over dat
detachement zal worden gevoerd door den voor
den dienst in Indië bestemden 2den luitenant der
infanterie T. A. J. Schröter. Met genoemden bodem
zullen ook de militaire apothekers der 3de kl.
C. F. Weidner en J. J. P. Van Wisseling, be
nevens de 2de luits.-kwartiermeester Pt. M. F. A.
Kempers, D. J. Caminha, H. Prins en J. H. Van
Baar van Slangenburg hunne bestemming naar
Indië volgen.
De état-major aan boord van Zr. Ms. stoom
schip Leeuwardente Nieuwediep op vertrek
liggende naar West-Indië, is samengesteld als
volgt: kapt.-ter-zee Jhr. J. H. v. Cappellen, com
mandant; luit.-ter-zee lste kl. C. Bijleveld, 1ste
officierluits.-ter-zee 2de kl. Jhr. L. C. L. v.
Schmidt auf Altenstadt, C. Vreede, J. M. Steers,
W. A. Gambier en J. G. R. Van Doorn; adel
borsten lste kl. K. F. Steinrnetz, J. B. Snethlage,
H. v. Assendelft de Coningh, J. M. Noorduyn,
P. A. R. Hennequin, J. C. Cramer en W. Weyers;
ofï.-van-gez. lste kl. W. Ruyschoff.-van-adm.
Isle kl. J. G. L. K. v. Welyklerken F. D. Van
Genderen en H. P. M. v. Altena.
Naar men aan de Arnh. Cl. uit Den Haag
mededeelt, heeft zich aldaar een comité gevormd