LEIDSCH DAGBLAD. iV. 4847. A0. 1S74. Dinsdag 14 April. EEN KLEINE SCHREDE VOORUIT. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maandenf 1. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.02. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIEX: Van 1—6 regelsf jé05. Iedere regel meern 0.17$. Groolere letters naar plaatsruimte. Ons land behoort gelukkig niet tot wat men noemt militaire mogendheden, die rijken, welke zoo groole legers onderhouden dat zij zich er niet toe behoeven te bepalen defensief te werk te gaan, maar ook desnoods offensief kunnen op treden, rijken waar het militarisme een zeker overwicht bezit, gelijk dat b. v. in het Noord- duitsche Keizerrijk het geval is. Echter hebben de laatste groote Europeesche krijgsgebeurlenissen ook bij ons de overtuiging versterkt, dat een land, zij 't dan ook klein, dat prijs stelt op het behoud zijner onafhankelijkheid, in de eerste plaats dient te zorgen dat het over de vereischte weermiddelen en troepenmacht kan beschikken om, zoo noodig, zijn grondgebied tegen eiken aanval van buiten te verdedigen. Aan dat besef is het te danken dat ons vesting stelsel zal worden gewijzigd en verbeterd in over eenstemming met de veranderde eischen van den tegenwoordigen tijd, en tevens dat men er op uit is het gehalte van ons leger te verbeteren. Van die pogingen getuigt o. a. de maatregel, waarbij aan meer ontwikkelde miliciens zekere voorrechten worden verleend, een maatregel echter, die, hoe loffelijk ook, slechts weinigen zal ten goede konten, daar het grootste gedeelte der lote- lingen, die persoonlijk hunne militieplichten ver vullen, uit gebrek aan de noodtge bekwaamheden daarvoor niet in aanmerking kan komen. Van grooter belang achten wij dan ook een onlangs in het leven geroepen voorschrift, waar van de uitvoering ongetwijfeld zal strekken om het standpunt van den soldaat, ook den minder ontwikkelde, te verhoogen. De verheffing van het gros des legers, juist daaraan ontbreekt het, en is het wonder Onder de lichting voor een geheel jaar telt men wellicht geen enkel recruut, die in dienst treedt met het zoo gewenschte besef van het eervolle der taak, welke op hem rust als ver dediger des vaderlands, die elk oogenblik kan worden geroepen om zijn bloed te storten ter bescherming van den geboortegrond. En dat ver heffende gevoel wordt maar al te vaak onder drukt in plaats van opgewekt of bevorderd. De soldaat die, bij een ernstige opvatting zijner roeping, zich geheel moest kunnen wijden aan louter militaire zaken, waarvan de kennis hem tot een degelijk en bruikbaar krijgsman zou maken, ziet zich maar al te dikwijls genoodzaakt tot het verrichten van werkzaamheden, die hem verlagen tot den rang van huisknecht, ja soms van dienstmaagd. Zie hem daar gaan, den verdediger des vaderlands, met een mandje b. v. met brood onder den arm, of wel op weg naar de school, waarheen hij de kinderen van zijn kapi tein moet brengen. De man is oppasser en als zoodanig belast met bezigheden, waartoe een be kwaam en eergevoelig werkman zich niet zou willen leenen, als zijn patroon ze van hem vor derde. Wij vragen: zijn zulke vertooningen ge schikt om hen, die op hun beurt als miliciens de verplichtingen vervullen, die het vaderland van hen eischt, de achting te doen genieten waarop zij als kern van de weerbaarheid des lands aan spraak hebben? Men zal ons toevoegen: slechts weinigen verkeeren in dat geval, maar rnen ver geet dat die enkelen reeds te veel zijn; het geldt het prestige van den geheelen soldatenstand, dat namelijk wel mag worden verhoogd. Maar de zoogenaamde oppassers voor een oogen blik daargelaten, hebben de militairen in de kazerne nog genoeg te verrichten wat het beter ware aan anderen over te laten. Men begint dat thans dan ook gelukkig in te zien, en vandaar dat dezer dagen een loffelijke maatregel werd genomen, waar door althans een van die ongepaste verhoudingen wordt weggenomen: de afschaffing van het aard appelen schillen door de soldaten, dat in het vervolg door vrouwen zal worden verricht. Wij hegrijpen zeer goed, dat men onzen militairen geen bedienden kan toevoegen, evenzeer dat men met recht kan eischen, dat elk militair zelf zorgt voor hetgeen hij persoonlijk noodig heeft, b. v. wat reiniging van kleederen, schoeisel enz. betreft, maar afkeurenswaardig is het naar onze meening dat onze krijgslieden worden heiast met die alge- meene huishoudelijke bezigheden, die in een gezin aan de zorg der vrouwelijke leden en dienstboden worden toevertrouwd. Wellicht ware er middel te vinden om op onkostbare wijze daarin te voorzien. In Indië leenen de keltinggangers hunne diensten aan het leger; waarom zouden onze gevangenen niet even goed onder behoorlijk toezicht werkzaam kunnen zijn ten voordeele der soldaten-huishou ding, in plaats van door den verkoop der vruch ten van den arbeid, die zij in de gevangenis verrichten, voor menigen tak van nijverheid de rnarkt te bederven? Zoodoende zou men het ver wijt ontgaan, dat de veroordeelden in onze ge vangenissen het beter hebben dan de militairen in hunne kazernen zou men veel kunnen bij dragen om de laatsten op het standpunt te plaatsen, dat zij recht hebben in te nemen zouden zij, van voor den man, maar vooral voor den krijgsman ongepaste bezigheden ontheven, in korter tijd beter geoefend de gelederen kunnen verlaten en zou, in afwachting van andere veel besproken veranderingen in het rnilitiewezen, reeds bij voorbaat veel kunnen worden gedaan ter verbetering van het gehalte onzer soldaten door zedelijke verheffiing. LEIDEN, 13 April. Bij de heden gehouden verkooping van Cokes op het Raadhuis alhier van partijen van 100, 50, 10 en 5 hectoliters, waren de hoogste prijzen ƒ50, 25.50, ƒ5.10 en 2.55, de laagste 50, ƒ25, ƒ5 en 2.50. Bij de heden op het Raadhuis alhier gehouden aanbesteding van het verrichten van eenige diep- werken in de stadsgrachten is aannemer geworden de heer J. W. Filippo Jz., rioolruimer alhier, voor 973. Wij herinneren de belangstellenden (niet alleen de leden, want de toegang is vrij) aan de vroeger aangekondigde openbare samenkomst van de „Vereeniging tot bescherming der dieren", op Dinsdag 14 April, 's avonds te halfnegen, in 't Nulsgebouw. Naar wij vernemen zal de heer Van Boekeren daar in eene voorlezing bespreken al wat er hier en elders over de dierenbescher ming en de Vereenigingen daartoe gezegd en gevraagd wordt. Door den heer J. M. Van Kempen te Voor schoten zijn in den handel gebracht zilveren insignes betrekkelijk het aanstaand kroningsfeest van Z. M. den Koning. De insigne stelt voor „Nederland gedurende 25 jaar in vrede onder Oranje." Rustig ligt de Nederlandsche leeuw onder den oranjeboom, ter weerszijden waarvan zich een palmtak bevindt. De jaartallen 1849 en 1874 wijzen den duur der regeering aan van Willem III, wiens naam onder den leeuw is aan gebracht. Zoowel de teekening als de uitvoering zijn bijzonder smaakvol en verdienen een alge meen debiet. Dr. C. A. A. De Magnin, beroepen tot pre dikant bij de Waalsch-Hervormde gemeente te Rotterdam, is gislervooimiddag in zijne ambtsbe diening bevestigd door Ds. A. G. Van Hamel, die tot tekst van zijn leerrede gekozen had 2 Corinthe V 18—20. De bevestigde leeraar heeft des avonds zijne intree-rede gehouden en sprak naar aan leiding van Matth. V:17. De Minister van Koloniën brengt ter ken nis van belanghebbenden, dat de Commissie, be last rnet het in dit jaar hier te lande afnemen van het examen, voorgeschreven hij het Koninklijk besluit, houdende vaststelling der verordening op het benoemen van ambtenaren bij den burger lijken dienst in Nederlandsch-Indië, zooals het is gewijzigd bij artikel 1 van het Kon. besluit van 30 October 1872, en voorgeschreven bij het Kon. besluit van 12 Februari 1874, houdende vast stelling van een tijdelijken maatregel van voor ziening, betreffende de benoembaarheid tot rech terlijk ambtenaar in Nederlandsch Indië, hare eerste vergadering zal houden in Den Haag, op 15 Juni e. k. Zij, die deze examens verlangen af te leggen, behooren zich uiterlijk op 14 Mei e. k. te hebben aangemeld bij het Departement van Koloniën. Slechts de 19 candidaten, geen meesters in de rechten die het meest hebben voldaan, zullen in aanmerking komen om te worden benoemd tot ambtenaar bij den burgerlijken dienst in Ned. Indië. Het Aardrijkskundig Genootschap hield Zaterdag onder -praesidium van Prof. Veth, te Amsterdam zijn vierde algemeene vergadering. Z. K. II. Prins Hendrik, de beschermheer van het genootschap, was tegenwoordig en schonk het photographisch portret van Freule Tinne, dat dadelijk werd opgehangen. Uit het verslag blijkt dat het getal donateurs in het afgeloopen jaar van 2 tot 3, het getal leden van 297 tot 360 is gestegen, dat de qualiteit der leden niet minder opmerkelijk is dan de quantiteit. 80 behooren lot het onderwijs, 50 tot het leger, 90 tot de Staten-Generaal en ambtenaarswereld en 80 lot handel, scheepvaart en nijverheid. Den Haag klom van 61 tot 85, Amsterdam van 4071, Rot terdam slechts van 1417. Eene algemeene ver gadering, in de laatste stad te houden, zal het genootschap, naar te hopen is, daar meer bekend maken. Het getal kaarten en atlassen is van 70 tot 300 geklommen. De inkomsten bedroegen ƒ1600, de uitgaven ƒ1000. De gewone audiënties van den Minister van Financiën, den Minister van Oorlog en den Minister van Koloniën op Donderdag 16 April en die van den Minister van Koloniën, Minister van Marine ad interim, van Vrijdag 17 April a. s., zullen geen plaats hebben. Volgens telegraphisch bericht is het stoom schip Roiling der Nederlanden, kapt. Braat, op 8 dezer te Batavia aangekomen; alles wel aan boord. Het stoomschip Prins van Oranje, kapt. Aukes, is op 10 dezer van daar vertrokken. Zaterdag werden van de 9 candidaten voor de wiskunde, die zich onderwierpen aan het examen voor de provinciale Commissie van Zuid-Holland, 7 afgewezen en 2 toegelaten, te wetenJoh. H. Blum en G. H. Bouscholte, beiden uit Den Haag. 20 candidaten waren opgekomen voor de akte als hulponderwijzer; 8 werden afgewezen en 10 toegelaten, te weten: J. W. Van Gelderen, uit

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1874 | | pagina 1