In eene buitengewone vergadering van het departement Groningen der Maatschappij „Tot Nut van 't Algemeen", is besloten tot de oprich ting aldaar van eene kweekschool tot opleiding van hulponderwyzeressen, voornamelijk ten behoeve van dè drie Noordelijke provinciën. Men zal bij -verschillende autoriteiten subsidie aanvragen. De Minister van Oorlog, willende zooveel mogelijk bevorderen, dat zij, die te dezen jare voor den dienst bij de nationale militie worden bestemd, hunne militieplichten in persoon ver vullen en zich daarvoor voorbereiden om, des vereischt, te kunnen voldoen aan den grondwet- tigen plicht, die op iederen ingezeten rust: het dragen der wapenen lot handhaving der onafhan kelijkheid van den Staat en tot beveiliging van zijn grondgebied, vestigt in de Staats-Courant de aandacht op de verschillende voordeelen welke voor hen, die by de militie dienen, aan kennis, bruikbaarheid, ijver en goed gedrag, ingevolge de bestaande voorschriften, reeds verbonden zijn of daaraan nog zullen verbonden worden. Bij Kon. besluit is bepaald dat de magazijn meester bij het bataljon mineurs en sappeurs kan zijn sergeant-majoor of adjudant-onderofficier. Tot doctor in de geneeskunde aan de Utrechtsche Hoogeschool is bevorderd de heer E. M. F. Wiercx van Rhijn, geb. te Maastricht, met een proefschrift: „Iets over de huidtrans plantatie." Z. M. heeft goedgekeurd de door den raad van Almkerk, bij zijn besluit van 14 Januari jl., voor den tijd van drie maanden, uitgebrachte be noeming van A. De Jong, burgemeester dier ge meente, tot secretaris aldaar, alsook de benoeming van Mr. H. Th. Gregory, burgem. van Langbroek, tot secr. dier gemeente. Z. M. heeft aan W. B. Bunnik, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend als lid van de commissie van administratie over het burgerlijke en militair huis van verzekering in Den Haag, onder dankbetuiging voor de door hem als zoo danig bewezen diensten, en benoemd tot lid van genoemde commissie A. J. A. Gerlach, gepensioneerd kolonel der artillerie, wonende aldaaraan Dr. L. De Sonnaville, op zijn verzoek, eervol ontslag ver leend als lid van het college van regenten over het huis van arrest te Alkmaar, onder dankbe tuiging voor de door hem als zoodanig bewezen diensten, en benoemd tot lid van gemeld college J. M. De Sonnaville, landbouwer en veehandelaar, wonende aldaar. Z. M. heeft opgeheven het ontvangkantoor der dir. bel. en acc. te Schinnen, zooals het thans bestaat; de gemeenten Schinnen, Nuth en Oirbeek toegevoegd aan het kantoor der .dir. bel. en acc. te Amstenrade en de gemeente Wynandsrade aan dat te Valkenburg; L. G. Van de Werken, thans ontv. der dir. bel. en acc. te Schinnen, benoemd tot ontv. te Amstenrade; en het kant. der dir. bel. en acc. te Valkenburg gelaten onder het voortdurend beheer van den tegenw. titularis, O. T. A. Coenegracht. Gemengd Nieuws. Naar men verneemt heeft de directie der Hollandsche Spoorwegmaatschappij verle den week 13 conducteurs, dienstdoende op de lijn AmsterdamHelder, in hunne betrekking geschorst, als verdacht van oneerlijke handelingen ten opzichte hunner directie. V r ij dag-avond heeft T. G. Verburg, machinedrijver aan de Nederlandsche Rijnspoorweg maatschappij te Arnhem, bij gelegenheid dat hij werkzaamheden verrichtte in de watermachine van gemelde maatschappij, het ongeluk gehad met den rechterarm tusschen het kamrad der machine te geraken en werd zijn arm, voordat hij de kraan kon sluiten, geheel opengereten. Nadat men Verburg naar het station had gebracht, werd hij geneeskundig behandeld en later naar zyne woning overgebracht. Ter beurze te Amsterdam werd Zater dag het volgende verhaaldDe commissionair De V. had gepasseerden Dinsdag een partij Weener Loten 1864 gekocht van een particulier persoon, zooals tegenwoordig vele ter beurze hun eigen stukken komen verkoopen of koopen. Genoemde commissionair zag des avonds de geleverde loten na en ontdekte met verbazing, dat daaronder een lot was, op. 2 Maart jl. uitgetrokken met fl. 50.000. Zonder iets aan zijn huisgenooten te zeggen, gaat hij des morgens tijdig uit en brengt persoonlijk aan den verkooper het uitgelote stuk terug. Een paar dagen geleden werd bij de werken, in de Stads-Rietlanden te Amsterdam, voor den Ooster-spoorweg, op een paar meters diepte een geraamte van een volwassen mansper soon gevonden; aan misdaad schijnt niet gedacht te kunnen worden, daar het lijk in een gewone doodkist besloten was. Het blijft intusschen raad selachtig hoe het op die plek, die nooit begraaf plaats was, gekomen is. Wellicht is het van het aangrenzende St.-Pieterskerkhof afkomstig of daar buiten begraven. Tijdens den oorlog van 1870 sloten te Vaux, eene gemeente in de Ardennes, de Duitschers de mannen van dat dorp in de kerk op en bevalen hun een drietal uit hun midden aan te wijzen, dat gefusilleerd zou worden. Het lot wees de slachtoffers aan, die werkelijk ter dood gebracht werden. De weduwe van een hun ner diende tegen hen, die aan deze verkiezing hadden deelgenomen, een eisch in tot schadeloos stelling voor het verlies, haar door den dood van haren man veroorzaakt, en wel in 'den vorm eener lijfrente. De rechtbank veroordeelde de ge daagden tot uitkeering van een pensioen van 700 fr. INGEZONDEN. Mijnheer de Redacteur! Een voorval, waarvan ik gisteravond ooggetuige was, noopt mij om ook eens op hel ingezonden stuk van den heer D. P. D. Fabius, voorkomende in het L. D. van 11 Febr., terug te komen. Een paar studenten bevonden zich te paard gezeten op de Haarlemmerstraat voor het koffiehuis „de Toelast", waar zij allerlei zoogenaamde aardigheden verkochten, door b. v. hunne paarden onder de menigte, die zij om zich heen hadden gelokt, te laten springen, met hunne rossen op de stoepen te gaan staan enz. Ik vond het de moeite niet waard er naar te zien en vervolgde rustig myn weg. Doch bij de Janvossensteeg gekomen, werd ik niet weinig ver schrikt, achter mij een paar rennende paarden te hooren. Ik week natuurlijk ter zijde, daar ik dacht dat zij op hol waren. Maar neen, onze moedige ruiters zaten er beiden op en terwijl de een nog op de groote steenen reed, vond de ander het zeker pleizieriger eens de kleine voor dat ritje te kiezen en reed vlak langs de stoepen heen. Zoo ging het voort lot aan de Donkersteeg, die zij ook op die manier doorreden, alsmede de Hoogstraat en de Aalmarkt tot bij het Café Hofkes. Hier bleven die kordate heeren staan, en werden hunne paarden aangegrepen door een paar ver woede burgers, die den meest „geduchten" van dat tweemanschap van het paard sleepten. Tot hiertoe was er geen agent komen opdagen, doch nu gin gen de burgers de politie opzoeken en kwamen spoedig een paar agenten met een inspecteur die, na even met den student gesproken te hebben, met hem bij den heer Hofkes ingingen om de zaak verder te onderzoeken. Ik vraag nu den heer Fabius: Ligt nu de schuld aan het Leidsche plebs? Zoudt gij nu nog met den naam van „gemeen" bestempelen, die menschenmassa, die op het zien van zulke „geestig heid van opvatting of netheid van uitvoering haar verniélingtzucht voelt ontbranden," en zich nu niet bepaalt tot het afnemen van een hoed of iets dergelijks, maar den zoon der hoogere standen van hét paard sleurt? De heer Fabius zegt o. a.„waar de laagste volksklassen zoozeer toonen zonder eenige ont wikkeling van gevoel te zijn en alle piëteit jegens de hoogere standen te hebben uitgeschud enz." Ik vraag hem ten eersteWaarom zijn deze lieden minder dan de hoogere standen Zijn de eersten niet evengoed menschèn als de laatsten en zijn die lieden er schuld aan, dat zij geen voldoend onderwijs ontvingen? Maar ten anderen komt nu de groote vraagkan de volksklasse piëteit toonen tegenover lieden, die zich niet schamen op een der drukste stralen en op een uur dat die nog druk bevolkt zijn, zulke baldadige streken uit te halen en om, op gevaar af van menschen onder den voet te trappen, te rennen als bezetenen. Had er zich b.v. een ongelukkige plebejer, die niet spoedig genoeg uit den weg kon, op de renbaan van dat hooge personage bevonden, hij ware voor zeker vertrapt geworden. De zoon der hoogere standen had er zich dan op kunnen beroemen een van het Leidsche plebs te hebben vermorzeld. Ik zou dus op mijn beurt kunnen zeggenWaar sommigen uit de hoogere standen zoozeer toonen alle betamelijkheid te hebben uitgeschud, en waar zij het er moedwillig op toeleggen vreedzame bur gers den schrik op het lijf te jagen, daar kan het niet anders of de piëteit van het plebs moet plaats maken voor verachting of haat. V. T. KOLONIËN. BATAVIA, 31 Januari. Bij ontvangst van het bericht van het nemen van den Kraton vereenigden de leeraren van de de hoogere burgerschool te Batavia de leerlingen in de eétzaal van die kostschool, deden door een der jongelingen het telegram voorlezen, en allen te zamen jubelden over de behaalde zege, waarna vacantie werd gegeven en de leeraren een glas dronkeD op den triomf, terwijl zij naar den Gouv.- generaal een telegram afzonden, waarin hun vreugde zich oploste in een gelukwensching aan Z. E., waarvoor per draad bedankt werd. Of door zekere Residenten tevredenheidsbetuigingen en ge- lukwenschen den Landvoogd zijn toegezonden, is niet bekend. Een kostschoolhouder te dezer stede, de heer Weyhenke, vereenigde des avonds zijn kostkinderen om na in den maneschijn onder een boom op het Waterlooplein repetitie te hebben gehouden, een serenade te brengen aan den com mandant van 't leger en den commandant der zeemacht, waartoe hij zich aansloot bij de schut terij-muziek, waarmede de officieren van de schut terij een ovatie aan genoemde opper-officieren brachten. Door den gouv.-generaal van Ned. lndië zijn de volgende beschikkingen genomen: Civiel Departement. Verleend: Een tweej. verlof naar Ned., wegens ziekte, aan den resident van Tapanoli H. D. Canne; een tweej. vervol naar Ned., wegens ziekte, aan den telegrafist 3de kl. A. J. Pereira; een tweej. verlof naar Ned., aan den contr. 1ste kl. bij het binnenl. besl. op de bezittingen buiten Java en Madura C. M. E. Merens; idem wegens ziekte, aan den hoofdon- derw. aan de openb. lag. school te Magelang (Kadoe) D. Feikema. Ontslagen: Eervol, uit 's lands dienst, met behoud van recht op pensioen, de gewezen grifT. bij het omg. gerecht in het gouvern. Celebes en onderh. J. W. Theunis, de ads.-opzichter bij de sluis-, kunst-, en waterwer ken te Lengkong (Soerabaya) H. F. Leemker;op verzoek, eervol, als lid der Kamer van kooph. en nijv. te Batavia A. J. W. Van Delden, onder dankbet. voor de door hem bewezen diensten; eervol, uit 's lands dienst, met beh. van pens., de boekh. op het bur. van den eerstaanw. ing. bij den waterstaat en 's lands burg. openb. werken in de resid. Samarang R. F. O. Th. Bloem; op verzoek, eervol, uit 's lands dienst, de klerk Jop het bur. van den ads.-res. van Buitenzorg E. V. De Scheemaker. Benoemd: In het Gouv. van Sumatra's Westkust: tot resident van Tapa noli, S. Stibbe Lzntot secretaris van gemeld gouvern., H. F. W. Cornets de Groot. Bij het Departement, van Binnenl. Bestuur: tot eersten commies, J. A. Van Rossemtot tweede comm. A. T. Barthelèmij en K. F. Van Delden Laërne; tot derde comm. J. A. C. Hiel en C. J. M. Weiter; tot hoofdonderw. aan de openb. lagere school te Magelang (Kadoe) A. C. Tjebbes; tot boekh. op het bureel van den eerstaanw. ingenieur bij den waterstaat en 's lands burg. openb. wer ken in de resid. Samarang, J. E. V. Carolustot 3de commiezen bij de algem. sëcrétarie, J. Jonker P. Rosendahl en F. W. F. Schwab; tot coram- op het bureel van den resid. van Buitenzorg (Batavia), L. v. Honk. Bij het binnenl. bestuur buiten Java en Maduratot contr. 1ste kl. W. F. Neijs; tot control 2de kl. W. E. Van Kervel, en F. A. Van der Ploeg tot ambt. ter beschikk., G. J. P. Valette. By het depart, der burg. openb. werken: tot eersten commies, II. W. C. Veldman; tot tweeden commies C. A. E. Hillebrand; bij den post- en telegraafdiensttot commiezen 2de kl., J. O. A. Boulet, J. M. Smolders, R. F. Kupfer en J. H. Bloem; tot commiezen 3de kl., L.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1874 | | pagina 2