LEIDSCH DAGBLAD. N°. 4315. A0. 1874. Donderdag 5 Maart. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maandenf 1. Franco per postn 1*40. Afzonderlijke Nommers0.02. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven, PRIJS DER ADVERTENTIES Van 16 regelsf 1.05. Iedere regel meern 0.174. Groolere letters naar plaatsruimte. STADS-BERICHTEN. De BURGEMEESTER, Hoofd van het Gemeentebestuur van LEIDEN, doet te weten dat aan den Ontvanger der directe belastingen alhier is ter hand gesteld een op den 27sten der vorige maand invorderbaar verklaar kohier van het patentrecht, over het dienstjaar 1873 en 1874, 3de kwartaal, terwijl ieder verplicht is zijnen aanslag, op den bij de Wet bepaalden voet, te voldoen. En wordt deze door plaatsing in de Leidsche Courant afgekondigd. De Burgemeester voornoemd, y. d. BRANDELER. Leiden, 4 Maart 1874. EEN VREEDZAME ANNEXATIE. Annexatie! We hebben er in de laatste jaren zoo dikwijls van gehoord, dat we alle reden heb ben om verheugd te zijn, dat dit woord voor het oogenblik weer wat in het vergeetboek is ge raakt. En toch zouden we wenschen dat het ook op ons vaderland kon worden toegepast. Matig uw verbazing, lezer; wij bedoelen geen annexatie in passieven, maar in actieven zin, waarbij Neder land als veroverende mogendheid zou optreden, maar een uitbreiding van gebied niet door mid del van wapengeweld, maar langs vreedzamen weg, waardoor we een nieuwe overwinning, zeker wel de grootste van allen, zouden behalen op onzen ouden erfvijand, bet water, waartegen we eeuwen lang strijd hebben gevoerd met sluisdeur en stoomgemaal, met dam en met dijk. Die annexatie is dezer dagen met bet oog op den 12den Mei bij vernieuwing ter sprake ge komen. Een schoon denkbeeld, dat op dien ge- denkwaardigen dag, na aanneming door de Staten- Generaal, aan Z. M. den Koning een wet ter onderteekening zou worden aangeboden, krachtens welke door de concessie aanvragers, na bjeen- brenging van het benoodigde kapitaal, een aan- I vang kon worden gemaakt met de droogmaking van het zuidelijk gedeelte der Zuiderzee. Waarlijk, zoo het ooit lot de verwezenlijking van dat plan zal komen, wordt het meer dan tijd. Sedert de van Regeeringswege benoemde I Staatscommissie haar verslag uitbracht, zijn ruim I negen maanden verloopen; de zaak, hoe gewichtig I ook, is rijpelijk onderzocht, zoowel vanwege de I concessie-aanvragers, door de heeren Beijerinck I (1866) en Stieltjes (1867 en '72), als van de I zijde der Staatscommissie zijn begrootingen opge maakt, de voor- en nadeelen in het breede over- I wogen en het plan is waarlijk niet nieuw te noemen. Reeds in 18-49 bracht de ingenieur van den I Waterstaat B. P. G. Van Diggelen dat grootsche I ontwerp ter sprake, inaar volgens geheel andere af- metingen dan het thans aanhangige project. Immers I hij wilde de Friesche eilanden verbinden en de ge- fl heele watervlakte ten Zuiden van den daardoor I gevormden dijk droogmaken. Een oppervlakkige beschouwing der kaart van ons land zou dat plan I het eenvoudigste doen schijnen, daar genoemde eilanden door hun ligging reeds als van zelf een I natuurlijke afsluiting van den waterplas vormen. Toch verklaarden in 1865 èn de hoofdingenieur I T A. Beijerinck èn de ingenieur T. J. Stieltjes, I ieder na zelfstandig onderzoek, dat ontwerp zoowel I technisch als financieel onuitvoerbaar, daar men aan een zoo belangrijke rivier als de IJsel I haar vrije uitwatering niet kon ontnemen, en de gronden van het bovendien veel dieper noordelijk gedeelte der Zuiderzee van slechte hoedanigheid waren en dus improductief zouden zijn. Thans is dan ook alleen sprake van droogmaking van het zuidelijk gedeelte der Zuiderzee; den daartoe vereischten afsluitdijk kan men zich vrij juist voorstellen door een eenigszins binnenwaarts ge bogen lijn te trekken van Enkhuizen tot aan het eiland Urk en van daar met een bocht tot be neden de uitwatering van den IJsel. De daardoor te verkrijgen nieuwe provincie zou 195.300 hectaren beslaan, een oppervlakte, grooter dan die der provinciën Zeeland of Utrecht en ons land met een achttiende gedeelte vergrootende. De ter uitvoering van dat plan vereischte wer ken zouden drieërlei zijn, als: a. die welke ter verbetering der uitwatering van Rijnland, het Noordzeekanaal, den Schermerboezem en Amstel- land zouden moeten worden gemaakt, werken dus, niet noodzakelijk voor de droogmaking zelve; b. werken vóór de eigenlijke droogmaking, ter ver zekering van een vrij verkeer, dus van tjdelijken aard; c. de werken van de droogmaking zelve. Het aantal jaren, voor het tot stand brengen der geheele onderneming benoodigd, wordt door de aanvragers op 12, door de Staatscommissie op 16 gesteld, zoodat men het veiligst zal doen met het gemiddelde cijfer, zijnde 14, aan te nemen. Even zoo handelende ten opzichte van de vermoedelijke kosten van het geheele werk, zal men de som van 111 millioen verkrijgen, daar de laatste begrooting van den heer Stieltjes het cijfer van 98 millioen, die der Staatscommissie bijna 124 millioen aangeeft, een belangrijk verschil, dal echter grootendeels zijn verklaring vindt in de uiteenloopende zienswijze met betrekking tot de zoogenaamde vergoedingswerken ten dienste van reeds bestaande corporaties, als b. v. het Noordzee kanaal. De volgens het ontwerp van Rijkswege te ver- leenen hulp alsmede een niet minder belangrijk punt, de waarborgen der uitvoering, met stilzwijgen voorbijgaande, willen wij nog vermelden dat noch voor de defensie, die bij eventueele uitvoering van het werk natuurlijk belangrijk zal moeten worden gewijzigd, noch voor den gezondheidstoestand de droogmaking schadelijk kan worden geacht, en verwijzen voorts den belangstellenden lezer naar de dezer dagen over dit onderwerp verschenen beknopte en duidelijke brochure met fraaie kaart, uitgave Gebr. J. en H. Van Langenhuysen, 's-Hage. Waar het benoodigd aanzienlijk kapitaal te vinden? Als die vraag tot een bevredigende op lossing kan worden gebracht, vertrouwen wij dat eenmaal de stoomwagen zal voortsnellen waar thans nog de stoomboot de golven klieft, en dat eerlang duizenden handen aan het reuzenwerk brood zullen vinden, want ook dat is geen ver werpelijk belang, vooral in onze dagen. LEIDEN, 4 Maart. Ir. de maand Februari zijn binnen de ge meente Leiden geboren 142 kinderen, als: 69 zoons en 73 dochters, waaronder is begrepen 1 tweelinggeboorte; overleden 73 personen, als: 13 mannen, 19 vrouwen, 25 zoons en 16 doch ters; daarenboven als levenloos aangegeven 7 gehuwd 21 paren. In de gisteren gehouden gemeenteraadszit ting te Delft is aangenomen het concept-raadsbe sluit tot continuatie der concessie van de heffing van tolgeld op het jaagpad langs den Vliet tus- schen Leiden en Leidschendam. Een Haagsche correspondent der Midd. Ct. zegt dat by de Kamer een zeer lezenswaardig rapport is ingediend over den toestand der lands drukkerij. De Commissie van onderzoek, waarin behalve een paar Kamerleden en hoofdambtenaren van het departement van Binnenl. Zaken, ook de heeren Enschedé en Kruseman, uit Haarlem, zit ting hadden, komt tot de conclusie dat de lands drukkerij zoo spoedig mogelijk moet worden op geheven en terstond op een geheel anderen grondslag georganiseerd. De Minister Geertsema zou reeds een begin van uitvoering daarvan ge geven hebben door den directeur der landsdruk kerij te ontslaan. Naar het Vad. verneemt is in verband hier mede aan den tegenwoordigen directeur dier drukkerij, den heer C. W. Mieling, eervol ont slag verleend. Gisternamiddag is van de werf der Neder- landsche Stoombootmaatschappij te Fijenoord met goed gevolg te water gelaten het Rijksstoom- schroefschip Palembangevenals De Sambas bestemd voor de zeemacht in Nederlandsch-Indië, en gebouwd met ijzeren verbanddeelen en houten huid. Aangaande de Kotta Petjoet, door de onzen den 12den Januari genomen, wordt gemeld: Niemand had zich een juist denkbeeld kunnen vormen van hetgeen Kotta Petjoet eigenlijk zijn moest, en zeker had iedereen er zich wat anders van voorgesteld. Het bleek thans te zijn een zware met lijsten versierde muur, hoog ongeveer 4,5 m., lang en breed 27 pas; daarbinnen is een begraafplaats waarvan de aarde meer dan 2,75 m. onder de kruin van den muur blijft, zoodat men niet over den muur kon vuren. Aan de zuidzijde is een 2 m. breede doorgang met een trap naar de binnenruimte, waarin verscheidene breedgekruinde hoornen aanwezig zijn. Voor dien ingang en op 6 passen daarvan is een tweede steenen gebouw gelegen, dat aan den voet den vorm heeft van een onregelmatigen achthoek met een diameter van hoogstens 10 pas. De buitenmuur is 2 a 3 m. hoog en met bogen versierd; in het midden staat een torentje, dat hoogstens 6 m. hoog is, en daaromheen loopen gangen op verschillende hoogte, waar* toe men van buiten kan geraken door een trap in het midden. Er zijn verschillende lezingen om trent de oorspronkelijke bestemming van dit vreemd soortig monument. Sommigen beweren dat de Ijken, die in de begraafplaats zouden worden bjgezet, op dit torentje werden tentoongesteld; anderen zeggen dat het de speelplaats des Sultans was. De vierkante begraafplaats was met den toren-verbonden door een borstwering van zoden, en ten N. van de begraafplaats en daaraan ver bonden was een versterking, mede van zoden aangelegd, waarvan éen face was gericht naar het N. (de Missigii), de andere naar het Westen, terwijl de Oostzijde (naar den Kraton) geheel open was. Langs den muur der begraafplaats is een stelling gemaakt voor infanterie, en op het torentje zijn scherpschutters geplaatst, zoodal wij niet bevreesd behoeven te zijn dat punt weder te verliezen. Maandag is van Brielle door een groot aantal oud-leerlingen van professor Vissering een telegram aan den hoogleeraar gezonden als bewijs van sympathie met en adhaesie aan diens brief aan Mr. Oldenhuis Gratama. Ds. G. Buisman heeft het beroep bj de Rem. Ger. gemeente te Delft aangenomen. In de derde algemeene vergadering van het Aardr. Genootschap, Zaterdag in Den Haag gehou den, is besloten een adres aan de Regeering te richten om er bj haar op aan te dringen, dat aan de aardrijkskunde eene zelfstandige plaats bj het hooger onderwijs wordt ingeruimd. In den Haagschen gemeenteraad is een voor-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1874 | | pagina 1