zeilende beweging, waardoor een commissionair, die wat „verder op rustig zaken stond te doen, van de been raakte en helaasniet meer kon op staan. Het been was gebroken. De eerste hulp werd verleend door een der geneesheeren uit het Gasthuis, in het kleine beurslokaal, dat op het Damrak uitzicht geeft. Uit Heilouw wordt gemeld: Dinsdag- morgen, omstreeks 6 uur, heefl hier een reeds bejaarde vrouw, die, naar alles wat er van verhaald wordt, aan hypochondrie leed, door verdrinken in de Waal een einde aan haar leven gemaakt. Het feit op zich zelf heeft te dikwijls plaats, om het als een nieuwtje mede te deelendoch we meenden het voorval niet achterwege te mogen houden om de leering, die er -voor anderen uit te trekken is. Men zag de j vrouw zich te water begeven, en nauwelijks kon zij onder water zijn, of men had haar reeds vasthet was aan den kant, waar ongeveer een halve meter water stond. Onwe tendheid der redders, die het lijk indien het dat toen al was op den oever der rivier leg den, zoo lang tot het „gerecht", zooals men dat hier noemt, kennis was gegeven. Na een paar uren, zoo spoedig als dat in dit geval mogelijk was, kwam de bevoegde macht om lijkschouwing te doen; doch het was inlusschen te laat om de kunst hare middelen te doen beproeven; want het denkbeeld heeft hier nog vasten grond, dat men een drenkeling niet mag vervoeren, maar aan de rivier, zoo mogelijk met de voeten in het water, moet laten liggen. Door den raad van een ontwikkeld persoon, wien echter te laat het ver drinken ter ooren was gekomen, en die met klem van redenen het dwaze der handelwijze aantoonde, had men het lijk, nog vóór de toeziende macht gearriveerd was, binnenshuis gehaald, maar te laathet leven was het lichaam ontvloden. De portier en concierg® van het mili tair invalidenhuis Bronbeek D. Kallmes, gega- geerd adj.-onderofficier van bet O.-I. leger, die meer dan 50 jaren met eer en trouwe plichts betrachting land en Koning diende, isdenlöden dezer overleden. Gisterochtend waren te Rotterdam eenige personen op een stelling voor een pand aan de Zuidblaak werkzaam, toen een dwarshout brak waardoor zij naar beneden zijn gevallen, waarbij een stukadoor zijn rechterbeen heeft ge broken. De overige werklieden hebben weinig of geen letsel bekomen. Te Amsterdam is een persoon in hechtenis genomen, die aan de overzijde van het kantoor der heeren Le N. en O. stond te wach ten op een kruier, door wien hij aldaar een kassiersbriefje ter betaling had laten aanbieden. De chef van dat handelshuis, de heer v. L., die de valschheid terstond bemerkte, kwam op den inval om, alvorens iets van de ontdekking te doen blijken, uit het zolderluik van zijn huis eens de omgeving op te nemen, en inderdaad viel al heel spoedig zijn blik op een persoon aan de overzijde, die met veel belangstelling naar het kantoor keek. De politie werd dadelijk gewaarschuwd en hield den man in het oog, die het wel op een loopen zette, doch achterhaald werd. Hij bekende de vervaardiger van bet briefje te zijn, en gaf tevens op waar het formulier gedrukt was. Hij was onlangs uit den dienst der heeren Van Gend en Loos ontslagen. In eenbuitengewoon P o li ti eb laa dj e wordt door den officier van justitie te Rotterdam de aandacht gevestigd op een jongen Duitscher, zich genoemd hebbende Bernhard Schülz of Schölz, van tamelijke grootte, oud naar gissing 24 jaren. Hij wordt verdacht van een aldaar in de afge- loopen week gepleegde bedriegelijke oplichting, waardoor hij zich o. a. van papieren heeft meester gemaakt, schijnt verschillende namen op te geven en zich aan het postkantoor aldaar ook brieven geadresseerd aan Dilrich te hebben doen afgeven. In de Korte Bagijnenstraat in Den Haag had gisteren een allertreurigst ongeluk plaats. Een tweejarig jongentje van den gasfitter v. d. H., wonende op de Kalvermarkt, liep zon der toezicht op de straat, toen een zwaar beladen vrachtwagen kwam aanrijden en met het kind zoodanig in aanraking kwam, dat het, niettegen staande de voerman alles in het werk stelde om het ongeluk te voorkomen, door het paard in te houden en den wagen te doen stilstaan, een belangrijke verwonding aan het hoofdje bekwam. Hoewel het kind dadelijk in het politie-bureel werd ingebracht en door een geneesheer onder zocht, was alle hulp overbodig. Het had reeds opgehouden te leven. Dinsdag-middag had zekere R. Van den Berg, aan de afbraak van den ringmuur te Vuren, bij Gorcum, bezig zijnde, het ongeluk bin nen het fort van den muur in de diepte te storten, met het noodlottig gevolg, dat men aan het behoud van zijn leven wanhoopt. INGEZONDEN. Miagdalena IVXoons, Onder dezen titel lezen wij in de Leidsche Courant van Maandag 27 Sept. 1824 n°. 11G, een opstel van den volgenden inhoud: „In de geschiedenis van het Beleg der stad Leyden wordt vermeld, dat de Spaansche veld overste de Valdez, welke het bevel over het Leger voerde, hetgeen voor de benaauwde Stad lag, van hare geweldadige bestorming is wedergehouden door de bede van eene Haagsche Vrouwe, op welke hij verliefd was. „Het is belangrijk deze, met het lot van Ley den bewogene Vrouw te kennen, welke zoo veel vermogen op eenen moedigen held had, dat zij hem van zijn wreedaardig voornemen aftrok om de Stad met geweld le bemagtigen en aan den wrevel en bloeddorst zijner baldadige roofbende over te geven. „Zij was Magdalena Moons, of, zoo als haar naam ook geschreven werd Moens, uit een oud en edel Brabandsch geslacht. „Haar Vader was Pieler Moons, onder de Regeering van Karei V, Ontvanger-generaal der Keizerlijke belastingen over Holland, en den titel voerende van Raad van Zijne Majesteit. „Zij is geboren in 's Gravenhage en ook aldaar opgevoed. Vroeg verloor zij haren Vader, doch deszelfs nalatenschap was overvloedig genoeg, dat zij, gelijk ook hare twee broeders en eene zuster, door de moederlijke zorge, eene goede opvoeding kon genieten. „Haar oudste broeder is, onder Filips H, vele jaren geweest Raad in den hove van Holland, en heeft daar en boven nog vele aanzienlijke posten bekleed. „De Valdez heeft, in Den Haag, haar leeren kennen en aanzoek gedaan, om haar te huwen. Hare bloedverwanten waren tegen deze verbinte nis. De Spanjaarden waren algemeen gehaat en veracht; doch Magdalena, meerderjarig zijnde, gaf hare toestemming. „Het huwelijk werd echter uitgesteld tot na de belegering van Leyden. Zij wilde geenen Echtge noot bezitten, welke bevlekt was met bloed der onschuld. „Hare liefde sprak en smeekte voor Leyden. Zij was geene bloote hartstogtelijke drift, welke blind is voor de wandaden van het voorwerp, hetgeen haar geheel heeft ingenomen. Zij was gegrond op verstandig nadenken. „Haar hart klopte voor den Spaanschen bevel hebber, maar sloeg voor de menschheid. Onge veinsd gaf zij de Valdez, le midden der vreugde, aan welke zij geen deel kon nemen, de oorzaak harer droefheid te kennen. „Het was het rampzalig lot van Leyden, het geen haar beangstigde. Zij sidderde als zij aan het zelve, aan hare maagschap en bekenden dacht. „De Valdez bezweek voor hare tranen en de teedere gevoelige minnaresse vermurwde zijn anders zoo verstaald hart. Zoo mogt in Ley den de standvastigheid onbezweken, de moed onoverweldigbaar zijn, het gevoel van Magdalena was geheel kragtig, om de bestorming der stad te wederhouden, en was de uitkomst zegenrijk in het spoedig gevolgd ontzet, maar hoogst nadeehg voor de Valdez, welke de beschuldiging niet kon ontgaan, dat hij met de vijanden had onderhan deld; zoodat hij naderhand niet is bevorderd ge worden. „Het Spaansche krijgsvolk verweet hem, nadat hij voor Leyden was opgebroken, zijne lafheid, beschuldigde hem van verraad, steeg tot muiten en de Valdez moest die beschuldiging in den kerker boeten. „Ontslagen, dorst hij niet weder in Holland te komen. Hij schreef zijn lot en zijn verblijf, hetgeen te Antwerpen was, aan zijne minnaresse en verzocht' haar derwaarts te komen ter vol trekking van den band des huwelijks. „Magdalena, door het gegeven woord en het houden van hetzelve overtuigd, hoe getrouw de Valdez haar beminde: hoe hij, om hare liefde, zich aan vele gevaren en rampen had blootge steld; hoe hij zelfs ontslagen van den dienst, om haar, als in ballingschap leefde; en haar toen stellende in de blaam, die op hem kleefde, reisde zij, nu vergezeld van de toestemming en zegen beden harer naastbestaanden, naar Antwerpen, voltrok daar, openlijk en plegtig, haar huwelijk. „Doch slechts vijf jaren mogt zij met de Val dez leven. „Twee kinderen, uit dezen echt geboren, waren vroeg gestorven, toen de dood den huwelijksband brak. „Magdalena keerde toen weder naar Holland, leefde daar, als weduwe, geacht en geëerd, tot dat zij een tweede huwelijk aanging met Jonk heer Willem de Bye, een edelman aan het hof van den Prins van Oranje, doch wiens overlijden zij weldra beweende. „Haar onbesproken en wellevend gedrag hare onbevlekte deugd deed toen de edele Jonk heer Jurriaan van Lennip, bezitter van het huis Werve, bij Voorburg, naar hare hand dingen. Zij verbond zich met hem in het huwelijk, en de echtgenooten vertrokken met ter woon naar Utrecht, alwaar zij, in eenen hoogen ouderdom, zonder kinderen na te laten, is overleden," [Uit het bovenstaande en andere geschiedkundige werken putte de heer J. K. De Regt de stof voor zijn nieuw historisch tooneelspel, waarvan reeds vroeger met een enkel woord in dit dagblad is mel ding gemaakt. In hoeverre die keuze voor zijn stuk al of niet gelukkig is te noemen, laten we daar. Vele geschiedschrijvers toch zijn het omtrent hetgeen van Magdalena Moons wordt vermeld, volstrekt niet eensterwijl, vergissen we ons niet, door enkele geschiedvorschers zelfs wordt in twijfel getrokken of zij wel, althans te dier tijde, bestaan heeft. Intusschen, al moge hetgeen men ons van haar in onze jeugd verhaalde tot de legende be- hooren, 't is dan toch eene legende die voor ons Leidenaars steeds iets eigenaardigs zal behouden. Roemde men in 1824, dus nu 50 jaar geleden zoo dacht ongetwijfeld de heer De Regt de houding van Magdalena Moons tegenover De Valdez, hoeveel te meer moet het dan aan het latere geslacht, nu er weldra juist 300 jaren sedert het gewichtig feit zullen verloopen zijn, niet aangenaam wezen zulk eene vrouw op hel tooneel te zien. De ijverige nasporingen en de hulp van anderen, door hem de noodige bronnen te verschaften, hebben hem in staat gesteld, zulk een tooneelstuk en zoo volkomen mogelijk te ver vaardigen. Zelfs de nevenbeelden, die tot aanvulling der tooneelen noodig zijn, werden met zorg ge kozen; terwijl ook tevens elk effect, dat noodig was om te doen zien wie Magdalena Moons was, met zorg is in acht genomen. Naar wij vernemen gaat de inteekening dage lijks vooruit en vond de heer De Regt tot heden zelfs deelneming bij Z. M. den Koning, Z. K. H. Prins Alexander en den heer Commissaris des Konings in deze provincie, Mr. C. Fock. Boven dien heeft hij reeds aanzoek gekregen zijn tooneel spel in de feestweek van October te doen op voeren.] BUITENLAND. Franlrrij li. De suikerraffinadeurs klagen zeer over de hoogere belasting die men hun produkt wil opleggen. Reeds is de toestand van dezen tak van hijverheid ge drukt; de suikerprijzen zijn gedaald en de fabri kanten zullen niet in slaat zijn den verhoogden accijns op de verbruikers te verhalen. De heer Raoul Duval heeft aan de Commissie voor het budget, namens de Parijsche rafünadeurs, verklaard, dat deze zich desnoods bij de verhooging zullen nederleggen, maar zich niet aan de voorgestelde contróle exercisekunnen onderwerpen. De be lasting zou, volgens hem, geenszins 20 millioen meer opbrengen, en wat erger is, de fabrikanten zouden zich genoodzaakt zien hunne industrie

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1874 | | pagina 2