LEIDSCH DAGBLAD. N°. 4299. A0. 1874. Zaterdag 14 Februari. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maandenf 1. Franco per post.n 1-40. Afzonderlijke Nommcrs0.02. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIES Van 16 regelsf 1,05. Iedere regel meer0.171. Grootere letters naar plaatsruimte. LEIDEN, 13 Februari. Uit de bij het Departement van Koloniën ontvangen schriftelijke berichten omtrent de krijgs verrichtingen in Atjin van 14 tot 16 Dec. wordt hier weder een kort verslag ontleend, ten vervolge op de mededeelingen in de St.-Ct. van 20 Jan. on 4 Febr. jl. Vooraf zij opgemerkt, dat hetgeen vroeger de Kotta Moesapi genoemd werd, is gebleken te zijn de Kotta Pohama (die westelijker ligt dan op de bestaande kaarten is aangegeven), terwijl de Kotta Moesapi die sterkte is, welke in de vroegere berichten Kotta Perak genoemd is. De meest oostelijke van de drie nabij elkander gelegen sterkten heet dus Pohama, dan volgt Ko'ta Moesapi, einde lijk Perak. Den 13den December waren dus de sterkten Pohama en Moesapi bezetPerak nog niet. In den morgen van den 14den December had, onder de leiding van den generaal-majoor Ver spij ck, van uil Kotta Moesapi eene verkenning plaats in westelijke richting. De vijandelijke ver- stérkingen, op wier rechterflank de verkenning deboucheerde, werden met zeer veel kracht aan gevallen. De uitslag van het gevecht, waarbij onze troepen zich uitstekend gedroegen, was dat Kotta Perak en nog een versterking westwaarts daarvaiï in onze handen vielen. En toen men den volgen den dag in twee colonnes, de eene van Kotta Perak, de andere van het strandbivouac nabij Kotta Moesapi uit, optrok naar de monding der Atjin-rivier, vond men alle versterkingen aan het strand, en ook Kotta Babi aan de oostzijde der riviermonding door den vijand verlaten. Dit was vooral ook aan de marine te danken. Overal vond men de sporen van haar geweldig vuur, 't welk den vijand uit zijn versterkingen verdreven had. Bij het gevecht van den 14den sneuvelden aan onzen kant 1 Europeesch korporaal, 3 Europeesche fuseliers, 1 Amboineesche en 1 inlandsche soldaat, terwijl de kapt. Voorman, de luits. Beekhuis en Van Stappershoef, en 38 minderen weiden gekwetst. Laatstgenoemde luit. werd evenwel niet geëva cueerd, maar bleef in de gelederen. Van den vijand werden 85 dooden begraven, terwijl later nog een 30tal in de lagune drijvende gevonden werd. Bi) Kotta Babi aan den riviermond was het ter? A-ein moerassig en met nipa begroeid. Een ver* kenning, in den namiddag van den 45den Dec. door de marine verricht, waarbij de sloepen uit ^en ornpaggerde kampong (Lampanti?) aan den linkeroever werden beschoten, gaf eenige kennis van het terrein langs den rechteroever der rivier. Tot aan de tweede kromming zag men niets dan nipa-bosch en rnoerasplanten. Hooger op scheen het terrein beter te worden. Het voornemen was nu om van de stellingen der troepen in en bij de sterkten Moesapi, Perak en Babi, langs de kortste operatielijn te geraken tot de Atjinrivier ten zuiden van het nipabösch. Den 16den Dec. werd een verkenning uitgezonden om die lijn te vinden. Zij leverde geen resultaat op en veroorzaakte ons een verlies aan gewonden van 2 officieren (den kapitein Eichholtz en de luitenant Seibert) en 8 minderen. Aan de cholera waren den 14den en den 16den Dec. de luitenants Van Daalen en Levert overleden. Hoe dapper onze strijders voor Atjin hebben gestreden en met hoeveel moeilijkheden zij te kampen hebben, blijkt opnieuw uit een particu lieren brief aan de Arnhemsche Cl. waaraan wij bet volgende ontleenen De 14de December was een warme dag! Aan het hoofd van twee halve bataljons (overste Van Thiel en majoor Romswinckel), van een batterij (kapitein De Jongh), een peloton sappeurs_(lsle luit. Van der Blijk) en een peloton cavalerie (1ste luit. Marlens) verliet generaal Verspyck het bivouac; overste Engel volgde in reserve. Voor Tiban gekomen, kreeg majoor Romswinckel last om met twee compagnieën stelling te nemen tegen over 's vijands linkervleugel, kapitein Meis met twee andere compagnieën achter den steilen oever der lagune. Overste Van Thiel moest zijn corps achter Moesapi om naar den westkant geleiden, majoor Luijmes zich met de bezetting van Moe sapi vóór de kolta opstellen. In de grootste orde mar cheerden daarna de verschillende afdeelingen op, tirailleurs vooruit. Een vervaarlijk geschut- en ge weervuur barstte nu los uit Tiban; van onze zijde bleef het niet onbeantwoord. Zoodra overste Van Thiel tegenover de ooslzyde der kampong was gekomen, gaf de generaal het teeken van stormen, en toen wierpen de troepen zich in volle vaart op de kampong. Het gelukte den overste Engel, die ook bevel had ontvangen om op te rukken, met twee Compagnieën het eerst binnen te dringen; bijna gelijk tijdig volgden de overige afdeelingen op andere punten. Er werd verwoed gevochten het was een strijd van man tegen man; maar spoedig waren wij meester van Tiban. Zoo goed wist dé vijand zijn atlocht te dekken, dat in weerwil wij van drie zijden op hem aandrongen en hij slecht over de lagune kon relireeren,'ons geen ertkele gewonde of gevangene in handen viel. Honderd vijftien lijken van Atjineezen bedekten den grond. Ons verlies bedroeg 6 dooden en 39 gewonden. Tot de laat- sten behoorde kapt. Voorman, zwaar in borsten buik getroffen, kapt. De Jongh, de lsle luils. Ooslhout en Visser, 2de luit. Beekhuis, die een klewanghouw over den voet, en de 2de luit. Van Stappershoef, die een houw over het hoofd kreeg. Bij de bestor ming bleek het dat er drie borstweringen achter elkander waren opgeworpen,de buitenkruin bekroond met gevlochten nipa-zakken met aarde gevuld en dat er 6 stukken geschut in de batterij stonden. Het succes van dezen heeten strijd was belangrijk; want alle verdere versterkingen bleken dien dag 'en den volgenden geheel verlaten te zijn, zelfs de sleenen forten Penak, Babi en Boekit-radja-bedil. In dit laatste fort vond men een vervaarlijk lang kanon, van dezelfde afmeting als dat in Moesapi was gevonden. Een spion wist te vertellen dat een tiende der verdedigers van Tiban omkwam; dat Toekoe Brahirn was gesneuvelddat Panglima Polim een granaat dicht langs het hoofd was ge vlogen, hetgeen hem zóo bevreesd had'gemaakt, dat hij zich op een uur afstands achter den Kra ton had teruggetrokken; eindelijk 'dat ook Toekoe Kali den moed had verloren en zich achter 'den Kraton had gelegerd. Dat die berichten niet ge heel uit de lucht waren gegrepen, bleek eenige dagen later, toen kolonel Wiggers van Kerèhem, op de woning van Toekoe Kali afgaande, bijna geen weerstand ontmoette en 's mans woning ver laten vond. Bijna dagelijks wordt het bivouac verwisseld voor een ander, ook dan als het niet noodig schijnt te zijn. Daarvan is die ellendige cholera de schuld. De geneeskundige faculteit beweert namelijk dat de ziekte door gedurige verplaatsing zal afnemen. Het is te hopen, want zij heeft ons al erg genoeg geteisterd. Wat is er van het altijd zoo vroolijk bivouacleven over Het bivouac is en blijft stil; nooit hoort men de manschappen zin gen, nooit kwinkslagen of gelach: alleen nu en dan het erbarmelijk gekerm van eer. nieuw aan getaste. Is het wonder dat de soldaten, na uren lang vermoeienis en kogel6 getrotseerd te hebben, toch mei looden schoenen naar het bivouac mar- cheeren Het slaan van een brug over de lagune, onder bedekking van een bataljon infanterie en eene sectie artillerie, kostte den 16den weer verschei dene gewonden; van de officieren, kapitein Eich- holz en de 1ste luitenant Siebert. Wij bleven meester van het terrein, maar konden, door het onophoudelijk vuren van den vijand, de brug niet vóór den volgenden dag voltooien. Eindelijk aan den overkant gekomen, werden de naastbij gelegen kampongs verbrand. Sedert den 18den ligt de geheele expeditio naire macht, ook de brigade Schultze, te Penajong aan den rechteroever der Atjin; alleen overste Pel bevindt zich met het halve 14de bataljon aan den linkeroever, terwijl aan de riviermonding eene compagnie is geposteerd, om voor de vivres en goederen te waken, die van dè schepen worden aan gebracht. Barkassen en sloepen onderhouden daar de gemeenschap tusschen beide oevershier is eene verbinding met den overkant gemaakt door de genie: eene sterke schraagbrug van pinanghout, geschikt voor alle wapens. Vaii de monding naar Penajong loopt een vrij breed pad. Vijf lange dagen hebben wij hier werkeloos gelegen, en ik behoef u niet te zeggen dat er aan m'epigë verwensching is lucht gegeven. Wij vernamen dal de generaal Van Swieten antwoord wachtte op brieven, die namens hem aan den sultan waren gezonden. Het bleek spoedig genoeg, hoe uitmuntend de vijand zijn tijd had besleed, want toen er den 6den dag nog geen antwoord was gekomen, en een Atjineesche deserteur vertelde dat Mas Widikjo, tie overbrenger der brieven, met zijne volgelingen gebonden naar kampong Langbalta was gevoerd, was van den weg naar den Kraton, den 18den door kolonel Wiggers van Kerchem gevonden, niets meer te zien. De vijand had dien door allerlei -versperringen, vooral door het aanbrengen van doode bamboe-doerie, geheel onzichtbaar gemaakt. Den 25sten namelijk was de generaal Verspijck op verkenning uitgezonden aan het hoofd van twee halve bataljons, twee sectiën artillerie, eene com pagnie sappeurs en een peloton artillerie. Niet ver van het bivouac lag eene uitgestrekte sawah, waardoor de weg in quaestie moest loopen maar nu was die verdwenen. Op circa 2500 passen verder ontwaarde men een groote kampong, die versterkt is en verdedigd wordt. Spoedig vertoonde de vijand zich aan de oostzijde; een groot aantal Atjineesche tirailleurs verspieidden zich in de vlakte, gevolgd door een gesloten massa., Onze tirailleur- linie kwam evenwel niet dadelijk met hen in aan raking, daar zij eene omtrekkende beweging maakte, met plan den zuidelijken rand, der kampong aan te tasten. Van beide zijden >vas nog geen schot gelost; toen echter onze tirailleurs tot op 75 pas sen van de kampong genaderd waren, barstte eensklaps een geweldig geweervuur los. Daar sneu velde de lsle luitenant Schoenmaekers, en werd de kolonel W. Van Kerchem geblesseerd. Spoedig was de geheele kolonne in gevecht, doch zonder veel te avanceeren. Die stand van zaken naar het hoofdkwartier gerapporteerd zijnde, zond generaal Van Swieten eerst het halvebataljon van majoor Romswinckel, daarna dat van majoor Knoote; ook de artillerie werd van eene sectie tot op anderhalve batterij gebracht. Eindelijk, na twee uren slrydens, die de overtuiging gaven dat door kanon- en geweervuur de vijahd niet uit zijne versterkingen was te verdrijven, ging het rech ter halve 3de tot de bestorming over, het vaan del vooruit, de bajonet geveld. Het drong door

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1874 | | pagina 1