LEIDSCH
DAGBLAD.
i\°. 4281
A0. 1874.
Zaterdag
24 Januari.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maandenf 1.
Franco per po?t1.40.
Afzonderlijke Nominees0.02.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven,
PRIJS DER ADVERTENTIES:
Van 16 regelsf 1.05.
Iedere regel meer0.174.
Groolere letter* naar plaatsruimte.
STADS-BERICHTEN.
NATIONALE MILITIE.
KENNISGEVING.
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS tan LEIDEN,
Gelet op art. 26 der Wet van den 29 Augustus 1861,
betrekkelijk de Nationale Militie Staatsblad n°. 72);
Doen te weten
dat het register van inschrijving en de alphabetische
naamlijst der in 1873 voor de Nationale Militie ingeschre
venen, van den 24slen dezer maand tot den 2den Februari
e. k. ter Gemeente-Secretarie voor elk ter lezing worden
medergelegd;
dat bezwaar tegen register en lijst, binnen den tijd der
ncderlegging, kan worden ingebracht aan den Commis
saris des Konings in deze provincie, schriftelijk op onge
zegeld papier, bij den Burgemeester in te leveren.
En geschiedt hiervan openbare kennisgeving doorplaat
sing in de Lcidsche Courant
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. d. BRANDELER, Burgemeester.
E. KIST. Secretaris.
Leiden, 23 Januari 1874.
EEJNT CONTRAST.
Amerika, het land der toekomst! Hoevelen
"togen er niet heen. wien in hun vaderland de
forluin den rug toekeerde; ook uit Nederland.
Daar in het Westen lag hel gebied van arbeid
en vrijheid, daar was alles groolsch en krachtig,
onbekrompen en ruim. De werkman die daar zich
vestigde, ja hij moest fiksche handen aan zijn lijf
hebben, maar hij verdiende er ook een dubbel,
soms drie-, viervoudig loon. Wel had hij er
groolere uilgaven te doen om in zijne levensbe
hoeften te voorzien, maar wat nood? Hij leefde
-er ook zooveel te beier van.
Of niemand der landverhuizers bedrogen uit
kwam Zeker welzoo menigeen die terugkeerde
in nog berooider staat dan hij was heengegaan,
heeft het bewezen; maar toch, elke bladzijde van
Amerikd's geschiedenis getuigt van steeds toe
nemende welvaart en een krachtsontwikkeling,
waarvan de Oude wereld geen voorbeeld oplevert.
En geen wonder! Die er heentrokken waren een
deel van de kern van Europa's werkkrachten, de
meesten niet geheel ontbloot van geldelijk ver
mogen, mannen, moedig genoeg orn in een vreemd
werelddeel zich een onafhankelijk bestaan te ver
werven, liever nog te veroveren.
Wel was het alles grootsch in de Nieuwe
wereld, maar niet alleen het goede. Met den
werkman trok er ook de speculant heen; de
vrijheid ontaardde er slechts al te dikwerf in
losbandigheid, niet het minst op financieel gebied.
De Amerikaansche humbug, de maatschappelijke
kwakzalverij werd spreekwoordelijk, bedrog en
zwendelarij kwamen er aan de orde van den dag,
en in het afgeloopen jaar heelt ook Europa maar
al te zeer in de noodlottige gevolgen daarvan
gedeeld. Thans eerst doen de heillooze uitwerk
selen zich in Amerika zelf gevoelen, en dat op
schrikbarende wijze. Wantrouwen allerwegen, stil
stand van handel en bedrijf aan de orde van dag,
in plaats van de vroegere welvaart het nijpendst
gebrek; 10000 mannen in een enkele stad, die
zich in optocht naar hel gemeentelijk bestuur
begeven om werk en brood te vragenop talloos
vele andere plaatsen dezelfde eisch; elders ver
laging van loon, het noodzakelijk gevolg van den
benarden toestand, en dientengevolge werkstaking.
En al die rampspoed nog vermeerderd door de
noodlottige werking eener heillooze vereeriiging,
voor wier schadelijken invloed ons volk door zijn
gezond verstand werd behoed, maar die daarginds
bij den verwarden toestand een vruchtbaren bodem
vond ont voort te woekeren.
In ons vaderland, in onze stad hebben wij
tegen een zoo treurig schouwspel een liefelijk
tafereel over te stellen, dat getuigt wat bezadigde
vooruitgang op degelijke grondslagen ook voor den
werkman vermag. Of levert niet het ook aan onze
lezers uit een vorig nommer bekende verslag over
het zevende vereenigingsjaar der Werkmansver-
eeniging „Nut en Genoegen" een verblijdend con
trast op met zooveel onheilspellends als ons van
de overzijde van den oceaan wordt gemeld? Ook
hier is de leus: vooruitgang! maar langs geleide
lijken wegvooruitgang in kennis, getuigen de
vermeerdering der bibliotheek met ruim 70 boek-
deelen, de voor het eerst aangevangen oefeningen
in de welsprekendheid, de voortzei ting, zij het.
ook in eemgszins andere richting, van het teeken-
onderwijs; vooruitgang ook in stoffelijke welvaart,
ten bewijze waarvan kan strekken de aan het
ziekenfonds gegeven uitbreiding en de resultaten
der zoo heilzaam werkende spaarkas, al oefende
de duurte der levensmiddelen daarop ook een
minder gunstige» invloed uitbevordering eindelijk
van genoegen, op zoo doeltreffende wijze bereikt
door de wekelijksche bijeenkomsten.
Het afgeloopen vereenigingsjaar spreekt van
heel wat anders dan van Amerikaansche speculatie
zucht. Het 25tal donateurs, de gewone subsidie
der Maatschappij van Nijverheid, het vervullen van
spreekbeurten, hel belangeloos verschaffen van
teekenonderwijs, de schenking eindelijk van een
bij het toenemend aantal leden zoo gewenscht
grooter lokaal door een onzer geachtste inge
zetenen ziedaar zoovele verblijdende bewijzen
van belangstelling van meergegoeden in het wel
zijn van den werkman. Hadden wij geen recht,
met hel oog op den toestand in Amerika het
woord „contrast" boven deze regelen te plaatsen
Heeft elk lid der maatschappij zijn bijzondere
roeping te vervullen, niet minder elk land. Welke
zou de roeping van Nederland zijn? Aan andere
rijken, die door inwendige woelingen verscheurd,
niet zelden door het vuur van den oorlog verteerd
worden, moeten wij toonen dat daar het ware
volksgeluk heerscht, waar hoogere en lagere stan
den samenwerken om door geoorloofde middelen
de algemeene welvaart te bevorderen. Zoo zullen
wij door vreedzamen vooruitgang en gehechtheid
aan onze instellingen Europa eerbied afdwingen
en tevens in zedelijken zin een bolwerk opwerpen
tot handhaving onzer onafhankelijkheid. Daartoe
kunnen vereenigingen als de Werkrnansvereeniging:
„Nut en Genoegen" zeker veel bijdragen.
LEIDEN, 23 •Januari
Onzen geachlen stadgenoot, den heer A. De
Mare, valt heden het voorrecht te beurt van
vijftig jaren bij de firma Lezwijn en Eigeman
werkzaam te zijn.
De minister van oorlog heeft machtiging
verleend, om den milicien-plaatsvervanger J. G. B.,
van het -4de regiment infanterie alhier in garni
zoen en die sedert Mei van het vorige jaar onder de
wapenen is, tengevolge van herhaalde verregaande
dronkenschap en berispelijk gedrag met een briefje
van ontslag uil de gelederen te verwijderen, welke
wegzending naar men verneemt morgen zal plaats
vinden.
Woensdag-avond sprak alhier in de Maat
schappij van Fraaie Kunsten en Wetenschappen
de heer Schaeprnan, van Rijzenburg. De talrijke
opkomst der leden met hunne dames was voor
het bestuur der afdeeling, daar juist op denzelf
den avond de kapel van Langenback zich hooren
liet, het bewijs, dat velen den reeds gunstig be
kenden dichter wenschten te hooren, en dat men
goed gedaan had met hem tot het vervullen van
eene spreekbeurt uit te nóodigen.
De heer Schaeprnan begon ook met zijne erken
telijkheid voor die uitnoodiging te betuigen en
hij had geen ongelijk toen hij zijn onderwerp
voor wetenschap en kunst beiden belangrijk noemde.
Hij sprak over Jeanne d'Arc. Men kan niet zeg
gen, dat hij, wat de keuze van een onderwerp
aangaat, het zich gemakkelijk had gemaakt.Eene
goede behandeling van die historische figuur eischt
diepe psychologische studie; men denke aan Hase's
verhandeling. Bovendien zijn de stukken van
Schiller en Delavigne algemeen bekend en Ia Pu-
celle van Voltaire is wel een schotschrift, maar
hel is allergeestigst.
Ieders aandacht werd ook terstond opgewekt
bij het noemen van die Jonkvrouw van Orleans,
wier tragisch lot, hoe dikwijls ook overdacht,
telkens weer de belangstelling gaande maakt.
Ook verloor de spreker de aandacht zijner toe
hoorders niet, maar het moet gezegd worden, dat
hij er ook niet te veel van vergde. Zijne voor
dracht was kort en het is waar dat eene lezing
eer te lang dan te kort kan zijn, maar het is
ook waar, dat wij aan het einde van eene lezing
over inhoud en voordracht ons onvoldaan kunnen
gevoelen en dat laatste is bij eenige hoorders van
den heer Schaeprnan het geval geweest. Men mag
betwijfelen of het betaamt om in die Maatschappij
op te treden met verzen, die reeds sedert een
paar weken in een tijdschrift gedrukt staan. De
heer Schaeprnan las verzen voor, die in het
Januart-nummer van „de Wachter" zijn te vinden.
Misschien zou er dat nog door kunnen, indien zij
met zeldzaam talent werden voorgedragen, maar
de heer Schaeprnan heeft zelf te veel smaak orn
op den naam van redenaar of declamator aan
spraak te maken.
Wat de verzen zelve betreftdie over het
Vaderland, al bevatten zij niets nieuws noch bij
zonders, zijn flink en prachtig. De natuurbeschou
wing, het eerste fragment, dal de heer Schaeprnan
voordroeg, werd door sommige aanwezigen ge
roemd; die verzen staan ook te lezen in „de
Wachter," maar ook daarin is weinig meer te
vinden dan het reeds duizendmaal herhaalde woord
van den psalmist: „De hemelen vertellen Gods
eer" enz.
I Over de andere fragmenten zij hier gezwegen
als het geheele gedicht gereed en uitgegeven is,
dan kan ook over de afzonderlijke deelen juister
en billijker geoordeeld worden.
Hartelijk hopen wij echter dat de heer Schaep
rnan zich meermalen in onze stad en in onze
Maatschappij zal doen hooren. Een man van zijn
onmiskenbaar talent is ons telkens welkom en
al zijn wij niet geheel voldaan, wij zijn geenszins
ondankbaar voor heigeen de heer Schaeprnan ons
ten beste gaf
Door het kiescollege in Den Haag is een
nieuw zestal predikanten gevormd, tengevolge van
het bedanken door Ds. Huet, te Dirksland. Op
de lijst zijn geplaatst: Ds. H. V. Hogerzeil, te
ArnhemDs. E. A. G. Van Hoogenhuyzen, te
Steenwijk; Ds E. A. Lasonder, te OldebroekDs.
Maasdijk, te Haarlem; Dr. Gerth van Wijk, te
GroningenDs. S. H. J. De Wolf, te Leiden.
Tot correspondeereride leden voor de inter
nationale tentoonstelling te Florence zijn benoemd
i de heeren Jhr. W. C. A. Alberda van Ekensiein,
j te Groningen; A. A. Van Bemmelen, te Rotter-