LEIDSCH DAGBLAD. N°. 4237. Maandag A0. 1873. 1 December. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maandenf 1. Franco per posl1.40. Afzonderlijke Nommcrs0.02. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven, PRIJS DER ADVERTENTIES: Van 16 regelsf 1.05. Iedere regel meer0.17£. Grootcro letters naar plaatsruimte. STADS-BERICHTEN. De BURGEMEESTER, Hoofd van het Gemeentebestuur van Leiden, doet te weten, dat aan den Ontvanger der directe belastingen alhier is ter hand gesteld een, op den 27sten dezer maand, invorderbaar verklaard kohier van het patentrecht, dienstjaar 1873 en 1874, tweede kwartaal, terwijl ieder verplicht is zijnen aanslag, op den bij de Wet bepaalden voet, te voldoen. En wordt deze door plaatsing in de Leidsche Courant afgekondigd. De Burgemeester voornoemd, v. D BRANDELER. Leiden, 29 November 1873. LEIDEN, 29 November. De Kamer van Koophandel en Fabrieken alhier heefl het volgend adres gericht aan den Minister van Financiën en bij afschrift medege deeld aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal „De Kamer van Koophandel en Fabrieken te Leiden heeft Gteeds, wanneer zich de gelegenheid voordeed, bij de Regeering aangedrongen op de vervanging der belastingen op het verbrnik van voorwerpen die tot de noodwendigheden des levens behooren. Met name heeft de Kamer zich herhaalde maleD verklaard voor de afschaffing van den accijns op de zeep, en zij meent thans, du die afschaffing weder ter sprake gebracht en daarop van verschillende kanten aangedrongen wordt, opnieuw ook hare stem daarover te moeten doen hooreu. „Een breed betoog waarom die accijns verderfelijk werkt èn voor de zeepfabrikanten, èn voor het zeepverbroik in de huis houdens, achten wij overbodig. De argumenten zijn dikwijls in het licht gesteld en algemeen bekend. Wij zullen ons dus bepalen tot hetgeen voor ons de hoofdgrieven tegen deze belasting zijn. Onze eerste groote grief is, de ontzaggelijke bemoeielijking, welke, door de controle der landsambteDaren op de fabricatie der zeep, deze tak van nijverheid ondervindt. Deze strenge controle is van het bestaan van den accijns onafscheidelijk, doch belemmert zeer, niet enkel den bloei van dezen tak van bedrijf, maar ook zijne ontwikkeling. Proefnemingen om het fabrikaat volkomen te maken worden er zoo goed als onmogelijk door. Men is telkens gebonden aan voorschriften en wijzen van doen die in het belang der controle of liever in het belang der schatkist zijn vastgesteld, doch welke in strijd zijn met de be langen dezer nijverheid en met die der verbruikers. Eeu tweede groote grief is, dc belemmering in de mededinging met de vreemde zeepen in het buitenland, door de bepaling dat men, om afschrijving van den accijns te verkrijgen, bij 500 kilo's tegelijk moet uitvoeren, waarom vele bestellingen vervallen of niet tijdig genoeg kunnen worden uitgevoerd. „Van de nadeelen welke de zeepziederijen in het binnenland ondervinden, door het gebruik van, buiten den zeep-accijns val lende, surrogaten en door de beperking van het debiet in zee- pen voor huiselijk gebruik spreken wij nu niet. Wij vermelden ze slechts voor memorie. In alles en nit alles blijkt voldoende, dat de accijns op dc zeep behoort tot het getal dezer zoogenaamde schadelijke belastingen die in beginsel door de Regeering en de Vertegenwoordiging even sterk veroordeeld worden als door het publiek, en die uitsluitend behouden blijven op dezen enkelen grond, dat zij jaarlijks eenige tonnen gouds voor de schatkist opbrengen, welke deze niet missen kan. ,,Wij zijn er verre van verwijderd, de kracht van dezen grond te ontkennen. Eene belasting, die 13 a 14 tonnen gouds opbrengt, laat men zoo gemakkelijk niet varen. Doch, eene andere vraag is, of het niet in alle opzichten, voor het verbruik en voor de productie, nuttig en noodig is, dergelijke belastingen, van welke die op het verbrnik van zeep er éene is, te vervangen door andere bronnen van inkomst, die van dergelijke bezwaren vrij zijn? „Wij moeten het antwoord aan uwe Excellentie overlaten. Wij voor ons, aarzelen over ons antwoord niet. Deze soort van belastingen zijn veroordeeld in theorie en in praktijk. Hoe eerder zij verdwijnen, des te beter voor het land, dat zich de vervanging door minder schadelijk werkende belastingen zekerlijk wel ge troosten zal, wanneer de toestand van 's Rijks geldmiddelen mocht blijken een onoverkomelijk beletsel tegen dc afschaffing zonder aequivalent te wezen." De vereeniging „Harmonie" alhier is voor nemens ten voordeele van het standbeeld van Van der Werf eerstdaags eene tooneelvoorstelling te geven in de stadszaal, waarvoor de inteeken- lijst de volgende week zal circuleeren. Met het oog op het doel, waarvoor deze voorstelling zal plaats hebben, verwachten wij eene ruime deel neming. Schreeuwend leeg is niet goed gezegd, maar vol was het ook niet in den schouwburg gister avond. En dat was jammer, zeer jammer. Want waarlijk les absents avaient tort. Als ze geweten hadden wat genot ze verzuimden, ze waren niet weggebleven. De opera l'Ombrevan denzelfden componist, die ons de „Martha" schonk, den hooggeschatten drarnatischen toondichter Von Flotow, is, zonder overdrijving gesproken, een juweeltje. Ze vloeit over van liefelijke melodieën; de instrumentatie is keurig en toch zoo eenvoudig en streelend, dat ze zoowel den oningewijde als den kenner van 't begin tot bet einde boeit. Slechts vier personen vereischt deze opera; maar ieder van hen heeft eene schoone partij te vervullen, waaraan middel matige zangers zich niet behoeven te wagen, 't Bleek intusschen al heel spoedig bij de uitvoe ring van gisteravond dat we hier volstrekt niet met middelmatigheden te doen hadden. De heeren Jourdan (Fabrice) en Horeb (Antoine) en de dames Mezeray (Mine Abeille) en Massart (Jeanne) vertolkten het schoone werk op eene alleszins waardige wijze. Ook zou het moeilijk te zeggen zijn wat meer bewondering verdiende, hun geache veerd spel of hun heerlijke zang; en nog veel moeilijker, ja onmogelijk zou het wezen, een van het viertal, boven de anderen, den eerepalm toe te kennen. Aan herhaalde bijvalsbetuigingen ont brak het dan ook niet. Reeds in de eerste acte werd aan ieder der twee dames op 't zelfde oogenblik een bouquet vereerd, terwijl bij het einde van iedere acte het viertal mei daverend applaus werd teruggeroepen. Wij vernemen dat de componist van de opera „Aleida von Holland" een toonwerk dat door bevoegde beoordeelaars zeer wordt geprezen onze landgenoot de heer W. F. Thooft, het voor nemen heeft de voorstelling Maandag-avond a. s. in onzen schouwburg bij te wonen. Gedurende deze week zijn in het Werkhuis alhier dagelijks van 94109 volwassen personen en van 2945 kinderen opgenomen. Ds. J. Van Walsern, pred. te Apeldoorn, heeft het beroep naar Alphen a/R. aangenomen. Te Noorden is dezer dagen een nieuwe school ingewijd, door de gemeente Zevenhoven, Wilnis en Nieuwkoop opgericht. De kinderen werden bij deze gelegenheid onthaald. Gelijk bekend is, werd in de berichten uit Indië melding gemaakt van het feit, dat een der Nederlandsche officieren bij den aanval op Atjin tot in den kraton was doorgedrongen, waaruit de gevolgtrekking werd gemaakt, dat zonder een groote inspanning van onze troepen die kraton kon zijn bemachtigd. Uit zeer goede bron wordt vernomen, dat uit de enquête gebleken is, dat geen officier in den kraton is binnengedrongen en de persoon, van wien dit verhaald werd, het feit zelf heeft ontkend. Men meldt uit Breda, dat aldaar van een hoofdofficier der Atjineesche expeditie bericht is ontvangen, dat deze medegemaakt zal worden door generaal Bixio, den bekenden Garibaldis!, en wel als scheepskapitein van de Madeloni. Hij was in 1844 krijgsgevangen geweest in Atjin en had nu grooten lust om eens af te rekenen. De Minister van Oorlog heeft bepaald, dat er van de corpsen infanterie éen officier en éen onderofficier bij het bataljon mineurs en sappeurs zullen worden gedetacheerd, teneinde practisch geoefend te worden in de optische telegraphie. Bij het ministerie van Oorlog bestaat het voornemen, te Amersfoort in de nabijheid van de millitaire paardenstallen een ziekenstal te doen bouwen. De regeering heeft een wetsontwerp inge diend tot vaststelling van nadere wettelijke bepa lingen, betreffende den ijk van gasmeters. Overeen komstig het voornemen, door den minister Thor- becke in de zitting der Tweede Kamer van 26 Mei 1871 aangekondigd, is eene commissie van enquête benoemd, die, na de zaak te hebben onderzocht en een aantal deskundigen en belang hebbenden gehoord, een rapport heefl uitgebracht. De tegenwoordige minister heeft zich met de be schouwingen der commissie vereenigd en hare voorstellen in hoofdzaak goedgekeurd. Bij het ont werpen dezer weisvoordracht is van het beginsel uitgegaan, dat de gasmeters, evenals de maten, gewichten en weegwerktuigen, aan den verplich ten ijk zijn onderworpen. Hiervan is alleen afge weken, voor zooveel den periodieken herijk be treft, bij art. 15 der wet van 7 April 1869 be paald. De uitzondering, in het laatste lid van dat wetsartikel vervat, is behouden en de bepaling, nopens den faculiatieven herijk van de gasmeters, in art. 19 der wet gehandhaafd. De gasmeters, op een bepaald tijdstip aan een herijk te onder werpen, zou in de uitvoering met onoverkomelijke bezwaren gepaard gaan, aangezien de gasfabri- kanlen lot heden de uitsluitende verhuurders van gasmeters hier te lande, ter voorkoming van strem ming in de verlichting, de te onderzoeken meters lijdelijk door andere zouden moeten vervangen. De minister is van meening, dat voor de heffing van ijkrecht, uitsluitend van de gasmeters, geene redelijke gronden zijn aan te voeren. Van ver schillende zijden, bij de beraadslaging over de wetten van 7 April 1869 en 19 Juni 1871, is de onbillijkheid van deze uitzondering aangetoond. Honderdduizenden hebben hier te lande, recht streeks of middellijk, belang bij de gasverlichting en derhalve bij eene juiste meting van het ver bruikte gas. In dat opzicht bestaat er geen ver schil tussclien de gasmeters en vele andere maten die thans, volgens de wet, kosteloos geijkt wor den. De minister heeft ook niet geaarzeld, het voorstel te doen, om het bij de wet aangenomen beginsel van kosteloozen ijk en herijk, voor de gasmelers te herstellen. Door den raad van commissarissen is tot administrateur van de Nederl. Indische Droogdok- maatschappij benoemd de heer I. Vos, van Marken. Dezer dagen hebben, zooals bekend is, tal van ambtenaren bij verschillende Departemen ten van Algemeen Bestuur enz., éen gemeen schappelijk adres aan Z. M. den Koning inge diend, waarbij zij een algemeene verbetering der tractementen verzoeken. Ter bereiking van dat doel vragen zij ook de medewerking van de leden der beide Kamers. Zij erkennen, dal er zeer veel geld zou worden vereischt om alle tracte menten een „evenredige" verhooging te doen ondergaan, die ook nog voor den minst bezol digde een lotsverbetering zou kunnen genoemd worden; maar zij geven in overweging of het, niet raadzaam zou zijn de verhooging niet naar een en denzelfden maatstaf te doen plaats hebben. Zij meenen, dat het doel zou bereikt worden zonder den Slaat een te grooi bezwaar op te leggen, indien b. de tractementen van f 1000 en daar beneden met 20 pCt., die van /'ll 00 tot ƒ2000 met 15 pCt., die van f 2J00 tot f 3000 met 10 pCt. en die van /3100 en daarboven met 5 pCt. werden verhoogd. Zij spreken de hoop uit dat nog voor die verhooging geld op de begrooting voor het dienstjaar '74 zal worden gebracht. Aan de Utr. hoogeschool is, na verdediging van stellingen, bevorderd tot doctor in de rechten,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1873 | | pagina 1