te Roermond, beiden met ingang van 1 Sept.
1873; met ingang van 1 September J 873 aan
den heer A. J. H. Van der Toorn, op zijn verzoek,
eervol ontslag verleend als schoolopz. in het 3de
schooldistrict der prov. Noord-Holland, en in
zijne plaats tot schoolopz. in dat district benoemd
rnr. G. Van Tienhoven, hoogl. te Amsterdam.
Gemengd Nieuws.
Als eene b ij zon derheid wordt mede
gedeeld, dat te Oud-Gastel dezer dagen een man
overleden is, na eene echtvereeniging van 71 »/2
jaar. Hij bereikte den ouderdom van 96 jaren.
Zijne weduwe is thans 94 jaren oud.
Zaterdag is nabij Overschie aan de
Kandelaar in de Delftsche Schie een kind van 10
jaar, dat met de Scheveningsche vischschuit was
gevaren en de Rotterdamsche kermis had bezocht,
in het naar huis varen van de schuit gevallen en
verdronken.
Een korporaal van de schutter ij, die
in den avond van den 18den Juni 11. op zijne
manier de herinnering van den slag van Waterloo
had gevierd, scheen van zijn strijdlust een vrij
onhandig en strafbaar proetje te willen geven,
door met uitgetrokken sabel in de Nieuwsteeg te
Rotterdam luidruchtig te werk te gaan en zelfs
eene vrouw, die hij achtervolgde, met zijn sabel
te verwonden. Wegens K t moedwillig toebrengen
van kwetsuren, veroordeelde de Rechtbank dien
korporaal tol eene maand cellulaire gevangenisstraf.
Onlangs zouden vier knapen op de
heide onder Surhuisterveen ophangertje" spelen,
door zich aan een strop eenigen tijd te laten
hangen. Drie hunner ging dit goed af, doch de
vierde bleef zoo lang hangen, dat hij het met den
dood moest betalen. De ontsteltenis der moeder,
die afwezig was en haar kind als een lijk vond,
is niet te beschrijven.
BUITENLAND.
Frankrij li.
De Keizerlijke Prins heeft bij de ontvangst op
Chislehurst, ter gelegenheid van den 15den, bedankt
in naam zijner moeder en van hem, dat zij die
tot hen waren gekomen zich in hunne gebeden
met hen vereenigden. Hij voegde er bij, dat hij
in zijne ballingschap bij het graf zijns vaders
peinsde over de inlichtingen die deze hem naliet;
ik heb sprak hij in de vaderlijke nalatenschap
het beginsel gevonden van nationale souvereiniteit
en ik zal steeds getrouw zijn aan zijne leuze
„alles voor het volk, alles door het volk."
{■Spanje.
Het nemen van 't Engelsche stoomschip Deer-
hound te Fontarabia doet in Engeland veel van
zich spreken vooral nu 't gerucht wil, dat een
deel der bemanning van dat vaartuig voor de
Spaansche autoriteiten terecht zal staan onder be
tichting van zeerool. De gezagvoerder van de Deer-
hound heeft uit Biarritz aan 't Carlistische Comité
te Londen geseind, dat zijn schip genomen werd
in Fransche wateren. Mocht deze bewering juist
zijn, dan zou 't gebeurde nog zooveel te eerder
tot verwikkelingen kunnen leiden. Luidens een
telegram van 15 dezer, dat de Times van een
correspondent te Alicante ontving, is er, in de
baai van Esconvreras, door drie Spaansche schepen
gevuurd op vijf Engelsche. drie Italiaansche schepen
en een Amerikaansch schip. De schoten richtten
geen schade aan.
Uit Bilbao wordt gemeld dat de Carlisten
de stad hebben gesommeerd om binnen twee
dagen te capiluleeren.
Italië»
De Economista Italia zegt, dat Italië en
Duitschland twee verklaringen hebben geteekend;
de eene bepaalt dat de commercieele, industrieele
en linancieele maatschappijen in het eene land
ook in het andere zullen worden toegelaten. De
andere verklaring houdt in, dat het paspoorten
stelsel afgeschaft is.
Gemeenteraad.
INGEKOMEN STUKKEN.
De heer P. M. Brutel de la Rivière, hoog
leeraar, bewoner van het perceel n°. 8 op het
Gerecht, wendt zich opnieuw tot den gemeenteraad
met het volgend verzoek:
Mocht het bij de herstemming, na opneming-
der stemmen blijken, dat aan het verzoek van
den heer Van Sandick, tot rooiing van drie boomen,
door genoemden heer, alhoewel niet naar waar
heid, aangewezen als staande op zijn terrein, zal
worden gevolg gegeven, die vergunning alsdan in
zooverre moge worden gewijzigd, dat de rooiing
van twee boomen worde gelast, en van den derden
alleen het wegnemen der takken aan de zijde
van perceel n°. JO worde bevolen. H'y dringt
daarop aan, uithoofde de stam van den boom in
quaestie, voor de helft op het terrein van n°. 10,
en voor de andere helft op dat van n°. 8 is ge
plaatst; dat de halve stam niet kan geacht wor
den, aan den heer Van Sandick het zoozeer door
hem gewenscht licht te benemendat zulks even
min kan gezegd worden van de takken, die zich
aan de zijde van n°. 8 uitspreiden; terwijl eindelijk
het wegnemen van den geheelen boom ongetwijfeld
zal toebrengen, om den heer Brutel aan de lasten
van de stralende zomer-zonnewarmte bloot te
stellen.
Het Bestuur der Vereeniging tot verbetering
van de volksgezondheid te Leiden verklaart bij
adres aan den gemeenteraad dat het met de
grootste belangstelling heeft kennis genomen van
het schrijven der Comm. van Fabr. in dato 2 Juni
1873 en dat van B. en Ws. in dato 31 Juli
1873. De vraag die in deze stukken ter beslissing
is voorgesteld, geldt de Gedempte Marendorpsche
Achtergracht en aangrenzende buurten, maar in
een, naar het Bestuur hoopt, niet ver verwijderde
toekomst ook de nog overblijvende gedeelten dei-
stad. Elke inmenging van genoemd Bestuur zou
achterwege kunnen blijven, ware het niet dat de
keuze is aangeboden tusschen dit stelsel en een
andere wijze van handelen, die B. en Ws. om
schrijven „als een systeem om door middel van
doelmatige hootcl- en takriolen met inrichtingen
tot afzonderlijke vaksgewijze ruiming enz. de
privaatstoffen gelijktijdig met overtollig regen- en
waschwaler in de stadsgrachten te doen afvloeien."
En dat tegen betaling van f 21000. Al koestert
het Bestuur geen vrees dat zoo iets in Leiden
zou tot stand komen, het protesteert luide waar
een plan als het hier bedoelde ook maar éen
oogenblik bovenkomt. De gevreesde ziekte, die
onze stad reeds meer dan eens zoo ontzettend
heelt geteisterd, nadert op onrustbarende wijze.
De menschelijke uitwerpselen en het daarmede
bezwangerde water zijn, naar het oordeel van alle
deskundigen, de hoofdoorzaken van de verbreiding
dezer ziekte en van nog meer andere. En juist in
deze dagen wordt er aan gedacht om diezelfde
uitwerpselen in onzen bodem te verzamelen en
in onze grachten te brengenliet Bestuur vreest
dit niet, maar verheugt zich veeleer in het voor
stel van B. en Ws. en in de gelegenheid die ge
geven is om een besluit te nemen, dat de schoonste
vruchten dragen zal in de naaste en in de verste
toekomst.
De Comm. van Fin. heeft geene bedenkingen
tegen de vaststelling van den door B. en W.
overgelegden staat van af- en overschrijving op
de begrooting dienst 1873, ter voorziening in de
meerdere uitgaven noodig voor de herstelling van
den stadhuistoren en daarmede samenhangende
werken.
Het kon. besluit van 15 Mei 1863, houdende
bepalingen betrekkelijk de alphabetische tafels op
de aclen van deri burgerlijken stand, heeft aan
de ambtenaren van den burgerlijken stand de ver
plichting opgelegd om uit de bestaande jaarlijksche
alphabetische tafels en, bij gebreke daarvan, uit
de registers zelve, op te maken vier tienjaarlijksche
tafels, afzonderlijk aanduidende de aclen van ge
boorte, huwelijk, echtscheiding en overlijden, welke in
de registers van de laatste tien jaren zijn ingeschre
ven. Deze tienjarige tafels moeten telkens binnen
de zes eerste maanden van het elfde jaar worden
opgemaakt over de laatst verloopen tien jaren.
De wethouder, speciaal belast met de zaken be
trekking hebbende tot den burgerlijken stand,
heeft dit veelomvaltend en tijdroovend werk opge
dragen aan de drie ambtenaren, werkzaam op het
bureau burgerlijke stand en bevolking. Met den
meesten ijver en nauwgezetheid hebben deze amb
tenaren de hun opgedragen taak binnen den voor
geschreven terrein volbracht en daarvoor hunne
vrije uren, buiten den gewonen bureautijd, aan
gewend. B. en W. stellen daarom den gemeente
raad voor over te gaan tot de begrooting, dienst
1873, strekkende om de kosten van het aanleg
gen en bijhouden der registers van den burger
lijken stand met ƒ175 te verhoogen, door over
schrijving van deh post voor onvoorziene uitgaven.
De Comm. van Fin. is met B. en W. overtuigd
van de billijkheid om aan de genoemde beambten
eene gratificatie toe te kennen, en neemt volkomen
genoegen met het bedrag hetwelk door B. en W.
daarvoor wordt voorgesteld.
Blijkens mededeeling vanwege heeren com
missarissen der stedelijke gasfabriek zullen de
ontvangsten, voortspruitende uit de door die instel
ling te verkrijgen winst, een aanmerkelijk minder
bedrag beloopen dan waarop men die bij de vast
stelling der begrooting voor dit jaar heeft gemeend
te moeten ramen. Terwijl namelijk op de begrooting
als zoodanig in ontvangst is gebracht 49500,
zal ten gevolge van de stijging van den prijs dei-
steenkolen en de uitbreiding van het reservefonds
en het bedrijf kapitaal, bij handhaving van den
tegenwoordigen gasprijs, de winst over dit jaar
vermoedelijk niet meer dan 34000, en, wanneer
de bestaande duurte der steenkolen mocht aan
houden, over het jaar 1874 niet meer dan 16000
bedragen. Daardoor zal op de begrooting voor het
loopende jaar een tekort ontstaan, hetwelk op de
eene of andere wijze zal moeten worden gedekt,
en tevens bij de vaststelling van de begrooting
voor het volgende jaar moeten worden voorzien
in de aanmerkelijk mindere ontvangsten. De ge
meenteraad zal hebben te beslissen welke maat
regelen zullen worden genomen. Twee middelen
kunnen in deze worden aangewend: eene supple-
toire heffing van de plaatselijke directe belasting,
en eene verhooging der gasprijzen. Naar het B. en
W. voorkomt kan niet wel anders dan tot de
aanwending van den in de tweede plaats genoem
den maatregel worden besloten. De bezwaren aan
eene verhooging van de directe belasting verbonden
zijn, huns inziens, van te veel gewicht om daartoe
thans over Ie gaan. Reeds heeft de vermeerdering
van het in dit jaar op te brengen bedrag in
vergelyking van het jaar 1872 tot vele en niet
ongegronde klachten aanleiding gegeven en B. en
W. achten deze gemeente, met het oog op het gering
aantal gegoeden in verhouding tot de geheele
bevolking, niet bij uitstek geschikt om een zoo
aanzienlijk bedrag, als thans gevorderd zoude wor
den, in directe belasting op te brengen.
B. en W. stellen voor om tot de vaststelling
over te gaan van de navolgende concept-verorde
ning: Art. 13 der verordening van 14 Mei 1858,
houdende bepalingen omtrent het gebruik van gas
door particulieren, gewijzigd bij de verordening
van 20 September 1866, en van 4 Maart 1869,
wordt thans gewijzigd, zoodat het luidt als volgt:
Bij het begin van iedere maand zal vanwege
de administratie, desverlangende in tegenwoordig
heid van den verbruiker, op den meter worden
opgenomen de sedert de laatste opneming ver
bruikte hoeveelheid gas, en deze worden berekend
tegen den prijs van f 4 de duizend kubiek voeten
doch voor godshuizen, instellingen, kazernen en
stedelijke gebouwen van 3,25. Voor fabriekge-
bouwen en andere lokalen, wier gebruik jaarlijks
meer dan 500 bedraagt, zal deze prijs met
vijf ten honderd worden verminderd; bijaldien
dit gebruik jaarlijks f 1000 mocht te boven
gaan, zal deze vermindering tien, en zoo het ƒ1500
te boven gaat, vijftien ten honderd bedragen.
Deze prijsberekening gaat in met den lsten October
1873." Bij vaststelling van de onderwerpelijke
verordening, zal, zoodra de prijs der grondstoffen
belangrijk mocht dalen, onverwijld een voorstel
worden ingediend om den prijs van het gas wederom
in evenredigheid te verminderen.
B. en W. leggen over het concept-raadsbe
sluit, betreffende de rekening van ontvangsten en
uitgaven der gemeente Leiden, over het dienstjaar
1872, om, nadat de rekening der trekvaarten en
jaagpaden, welke deze gemeente met andere ge
meenten in gemeenschap bezit, over datzelfde jaar
zullen zijn goedgekeurd, indien het aangeboden
ontwerp de goedkeuring van den gemeenteraad
wegdraagt, het op den voorgedragen voet en wijze
vast te stellen.
Tot dekking der onbetaald gebleven som ad
397.40 (kosten van een tapinrichting met
stationnaire exploitatie in zake het rioolstelsel
Liernur) leggen zij tevens over eene suppletoire