Uitspraak van het Eeregericht Dr. J. C. ZAALBERG Pz., predikant te 's-Gravenhage, contra den heer lJs. BRANDES, laatst geneesheer te Kedirie, thans te 's-Gravenhage,^ BERICHT. IN ZAKE LEDEN DE HEEREN: "W. J. KNOOP, Gep. Luit.-Generaal, Voorzitter. Mr. H. BETH, Secretaris. Dr. P. BLEEKER, Staatsraad. Dr. L. J. EGELING. Insp. van den Geneesk. Dienst in Zuid-Holland. J. H. GUNNING Jr., Predikant. J. J. F. NOORDZIEK, Referendaris bij de Tweede Kamer der Staten- Generaal. H. L. OORT, Predikant. J. G. VAN DE POLL, Administrateur uit Kedirie. Br. W. SCHEFFER, Predikant te Leiden. De Ondergeteekenden, door den heer Dr. J. C. Zaalberg Pz. uitgenoodigd, om gemeen schappelijk te willen instellen een onderzoek naar, en uitspraak te doen omtrent de meerdere of mindere gegrondheid der tegen hem gedane zijns inziens lasterlijke aantijgingen en ten zij nen nadeele verspreide geruchten, //strekkende //om hem uit het oogpunt van eerlijkheid, goede //trouw en zedelijkheid bij iedereen verdacht te //maken, zijn goeden naam in opspraak te brengen, //en hem als odwaardig voor de verdere vervul- //ling der hem opgedragen betrekking te doen voor „komen" Verklaren de vervulling dier taak bereid willig op zich genomen te hebben, ten einde, zoo de onwaarheid der tegen den heer Zaalberg aan gevoerde grieven mocht uitkomen, hem te steunen in zijn streven, om deze onverdiend hem opge legde blaam, die, bleef zij op hem rusten, hem aan de minachting zijner medeburgers moest blootstel len, van zich al te weren. Zij geven voorts te kennen, dat zij tot het bedoelde oogmerk hebben kennis genomen van, en nauwkeurig onderzoek ingesteld naar het groot aantal hun door den heer Zaalberg voorgelegde bescheiden, bestaande in: overeenkomsten, olfïcieele akten, processtukken, opgaven en aanteekeningen, eigenhandig geschrevene brieven en afschriften van andere, allen hoofdzakelijk betrekking hebbende op geldelijke aangelegenheden, in de voornaaraste-plaats op het beheer van aan den heer IJs^ Brandes toebehoorende en door dezen aan dej* heer Zaal berg afgegeven gelden en geldswaarden, maar ook op de tusschen de familie Harder en mejuffrouw G. J. Bulsink vroeger huisgenoote bij deze familie en den heer Zaalberg en diens gezin bestaan hebbende betrekkingen dat de inhoud dier stukken in verscheiden bij eenkomsten door hen is besproken, en dat, bij ae overwegingen, van den heer Zaalberg, bijgestaan door zijnen (vroegeren) raadsman, den heer Mr. A. Wm. Jacobson, Advocaat hier ter stede, om trent het gebeurde en de oorzaken inlichtingen gevraagd, en door dezen verstrekt, zoomede na dere bescheiden, ter zake dienende en tot aan vulling medegedeeld zijn; dat voor hen verschenen is een viertal getui gen, zijnde de h.h P. G. le Güé, A. L D. Vis ser, J. Dollekamp en H. S. J. Scholte, die éénstemmig geweest zijn in hun verklaring, dat hun door den heer Brandes bijzonderheden van ergerlijken aard omtrent den heer Zaalberg wa ren verhaald, dat deze zich namelijk aan gelde lijke benadeeling van mejuffrouw Bulsink eQ vau hem zeiven den klager en tevens aan onwaarachtigheid schuldig gemaakt, en door eene nachtelijke samenkomst de grens van het geoorloofde overschreden zou hebben dat zij den heer Brandes uitgenoodigd hadden deze bijzonderheden, die, naar hunne meening, het kenmerk van geloofwaardigheid misten, in tegen woordigheid van den heer Zaalberg en zoo veel getuigen, als hem zeiven mocht goeddunken, te herhalen, bij gebreke waarvan zij deo heer Brandes als een eerloos lasteraar en eer raover zouden moeten aanmerken, doch dat aan deze schriftelijke uitnoodiging door den heer Brandes niet was voldaan; dat almede aan den heer Brandes gelegen heid is verleend om, hetzij persoonlijk, hetzij door tusschenkomst van eenen gemachtigde, zijn bezwaren tegen den heer Zaalberg bij de Ondergeteeken- den in te brengen, maar dat hij met zijne echt* genoote naar het buitenland vertrokken zich onthouden heeft zich met hen in te laten, doch: dat voor hem is opgekomen de heer Harder, zijn schoonvader, die in de samenstelling van het door den heer Zaalbeug opgeroepen Eerege richt geen bedenking gemaakt, noch de tegen woordigheid vau een der leden gewraakt heeft, maar zich voorwaardelijk bereid verklaard heeft mededeeling te doen van den inhoud van eenige, gelijk door hem beweerd werd, voor den heer Zaalberg compromitteerende brieven; dat zij, op grond van aan den vorm ontleende eischen, vermeend hebben aan de door den heer Harder gestelde voorwaarden niet te kunnen of mogen toegeven, daar zij zich verplicht achtten ten dezen in alles gemeenschappelijk en in gemeen overleg te handelea dat zij alsnu, naar aanleiding van het ingesteld onderzoek, als onpartijdige m annen niet aar zelen in antwoord op de ten nadeele van den heer Zaalberg uitgestrooide geruchten als hun gevoelen uit te spreken: Dat deze geene de minste geldelijke ver plichting heeft aan mejuffrouw G. J. Bulsink eu geene voor haar ontvaagea gelden onverantwoord gelaten, maar deze ter voorziening in haren, vol gens hare eigene schriftelijke verklaring, aan haar zelve te wijten geldel ijken nood ge bezigd heeft, terwijl hij haar daarenboven op belauge- looze wijze, zelfs met geldelijke opofferingen, met raad en daad heeft bijgestaan; dat den Ondergeteekenden evenmin iets bekend geworden is vau geldelijke verplichting van den heer Zaalberg aan den familie Harder, en dat aan den heer Harder op het overeengekomen tijdstip de volle waarde is teruggegeven van een schuld brief, diou deze, ten behoeve van mejuffrouw Bulsink, aan den heer Zaalberg tijdelijk had toevertrouwd; maar dat integendeel de heer Zaalbeug belangrijke uitschotten gedaan heeft ten behoeve van mejuffrouw H. E. Har der vóór haar huwelijk met den heer Brandes, en dat hij ter terugbekoming vau deze voorbe schoten gelden, slechts zeer tegen zijn zin en alleen door de omstandigheden daartoe gedron gen, een eisch ter voldoening bij de ïtechtbauk ingediend en in eene voor hem nadeelige transactie, enkel ter voorkoming van verdere moeilijkheden, maar behoudens ziju goed recht, berust heeft; dat de heer Zaalberg zich geenszins, gelijk be weerd is, op slinksche wijze in het bezit gesteld heeft van het geldelijk vermogen van den heer Brandes, maar integendeel door dezen herhaalde lijk is aangezocht dit van hem over te nemen en naar goeddunken te beheeren, onder gehoudenheid om voor niaandelijkscbe uitkeeringen van renten te zorgendat aan dit verlangen door den heer Zaalberg ter goeder trouw, volgens schriftelijke verklaringen van den heer Brandes zei ven, werd voldaan, zoodat de in dezeu alleszins gere gelden toestand ontstane moeilijkheden niet aai den heer Zaalberg, maar aan den laatstvermeldi moeten worden toegeschreven, die, in strijd met eene in October 1871 tusschen beiden aangegane over- eenkomst, zijn kapitaal onverwacht opgeëischt, ei^'1 dientengevolge den heer Zaalberg in hoogst on aangename omstandigheden eewikkeld heeft dat de heer Brandes niettemin zijne toever' trouwde bezittingen, blijkens officieel© akten et;!] bescheiden, in haar geheel onverminderd eit} zelfs met winst van den heer Zaalberg terui bl bekomen heeft, zoodat de bewering, dat bij de ge-, heele afrekening een belangrijk tekort op het kapi taal zou zijn ondervonden, als ten eenenmale ii strijd met de waarheid moet worden beschouwd si evenzeer als die. dat door de bovenvermelde trans-, 1 aclie en uitkeering van proceskosten, de geldelijk? daaruit ontstane nadeelen zouden zijn te wijten aan den heer Zaalberg, terwijl integendeel deze zichT te beklagen heeft, door handelingen van den heer-^ Brandes belangrijke verliezen te hebben geleden Dat eindelijk met betrekking tot de bewe ring alsof de heer Zaalberg, volgens eigen schrif telijke verklaring, aan de waarheid te kort ge daan, en voorts door eene nachtelijke s am en- komst de grenzen van het geoorloofde overschre den zou hebben (feiten door den heer Bran des aan de bovenvermelde Getuigen opgegeven met het doel, om den heer Zaalberg uiteen zede lij k oogpunt in ongunstig daglicht te doen voorkome: 1 en met zijne andere beschuldigingen ten opzichte van de financieele aangelegenheden in verbal gebracht) een Ondergeteekenden, volgens over gelegde schrifturen, en daarbij gevoegde ophelderingen van den heer Zaalberg, gebleken is, dat de heer Brandes misbruik heeft ge maakt vau een hem niet meer toebehoorenden brief, waarvan de bedoeling door hem geheel onjuist l« wedergegeven, terwijl de omstandigheid, da' het nachtelijk bezoek, waarvan sprake ij heeft plaats gehad in tegenwoordigheid en op aan drang van mevrouw Zaalberg, alle denkbeeld! van onwelvoeglijkheid bij die (samenkomst uitsluitP Van dit op gemoedelijke overtuiging berustend oor-ad deel, steunende op de in de hieraan toege- j voegde Memorie breedvoerig ontwikkeld? t uitkomsten van een nauwkeurig onderzoek vatjj vele schriftelijke bewijsstukken en mondelinge verklaringen een oordeel dat slechts gewijzigdl zal kunnen worden, zoo de onjuistheid daarvan d'»or onwederlegbare tegenbewijzen wordt aan getoond is mededeeling gedaan aan den heerl Zaalberg, met vergunniag, om daarvan zoodani; gebruik te maken, als hij in zijn belang noodiiji en nuttig zal achten. 's-Gravenhage, 25 Juni 1873. W. J. Knoop. J. J. F. Noordziee. H. Beth. J. h. Gunning Jr. P. Bleeker. L. J. Egeling. J. G. van de Poll h. l. oobt. W. scheffer. Alet de openbare betuiging van mijnen harlgrondigen dank aan de nobele mannen, die, ook ofschoon zij op een enkele na, in geenerlei relatie met mij stondfl gedurende twee volle maandenin eene reeks van zittingen, aldus als Eerejury hebben samengewerkt in deze ingewikkelde, pijnlijke en moeilijke zaak, en di' geëindigd zijn met mijne alzoo geschondene en vermoorde eer in i openbaar te herstellen, deel ik mede, dat al de lot deze zonderlinge en booze geschiedenis, 1 over een tijdvak van niet minder dan 5 jaren loopt, betrekkelijke stukkenbrieven en bescheiden, ten allen tijde, ten mijnen huize gereed zullen liggen voor die er inzage van mocht willen nemenook die brieven, waarvan de heer Harder zich hield, alsof zij mij compr omi l teer en zouden, w»afi die door mij zelven bij de Jury zijn ter tafel gebracht. Voorts bericht ik dat de uiig eb rei de Memorie, waarvan aan het slot van bovenstaande uitspraak gewaagd wordten daarmede dus de door mij ingediw plainte, het résumé van verhandelingen en getuigenverhoor, gespecificeerde financieele opgaven, vermelding van brieven en bescheiden, gewisseld met de heet- Brandes en Harder, of geschreven aan en door de dames Brandes (geb. Harder), Bulsink en Zaalberg, binnen weinige dagen hel licht zullen zien- eene afzonderlijke brochure, uit te geven bij den heer S van Velzen Jr., boekhandelaar alhier. J. O. ZAALBERG Pz. Leiden, ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1873 | | pagina 4