LEIDSCH DAGBLAD. N°. 4082. Dinsdaa: A0. 1873. 3 Juni. BERICHT. De oorlog met, Inlanders. PRIJS DEZER COURANT Voor Leiden per 3 maanden1. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers 0.02. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIES Van 16 regels1.05. Iedere regel meer0.17^. Grootere letters naar plaatsruimte. JBij deze Courant behoort een Bij voegsel. Met het begin van het nu nieuw ingetreden kwartaal ondergaat het Leidsche Dagblad eene wij- ziging van vorm en inhoud. Het zal van heden af in ander formaat verschijnen en daardoor tot zijn oor spronkelijk karakter terugkeeren, namelijk tot dat van volksblaadje in den geest van de Munche- ner en Augsburger Nachrichten, blaadjes die tot een spotprijs bij duizenden onder het volk worden verspreid. Toen in 1860 het Leidsche Dagblad werd op gericht beoogde de uitgever niets anders dan eene dergelijke uitgave ook hier in te voeren en aan Leiden een eenvoudig en bescheiden blaadje te schenken, dat, met weinige stuivers betaald, het publiek op de hoogte zou houden van het voor naamste binnen- en buitenlandsche nieuws. "Weldra werd evenwel door een samenloop van omstandigheden het nederig nieuwsblaadje tot een politiek orgaan verheven. Het werd zijner roeping ontrouw en medegesleept in den staatkundigen partijstroom. Omdat het een politiek blad was, bleef het in een kring van honderden lezers, terwijl de uitge ver het in handen wenschte te zien van duizen den. Dit doel hoopt hij nog te bereiken door het weglaten van alle politiek: voor een politiek blad is Leiden niet geschikt. Thans wil hij het Leidsche Dagblad als nieuwsblad uitgeven, iedereen tevens de gelegenheid aanbie dende om, binnen de perken van eene betamelijke polemiek, over algemeene of gemeente-belangen zijne meening kenbaar te maken. Aan de redactie zal ook voortaan de noodige zorg worden besteed; men zal zich beijveren steeds de laatste nieuwstijdingen mede te deelen. De prijs van het abonnement is, in plaats van f 12.slechts f 4.per jaar, een prijs waar door ieder, die vroeger genoodzaakt was eenig nieuwsblad binnen een kort tijdsbestek te lezen, thans in de gelegenheid gesteld wordt, zich een courant in eigendom aan te schaffen. DE UITGEVER. Ten allen tijde is men er op uit geweest een middel te vinden om toekomstige gebeurtenissen te voorspellen, en de zucht om een blik te slaan in een tijdperk, dat nog niet tot het heden be hoort, is den rnensch in zoo hooge mate eigen, dat zelfs de tegenwoordige dagen van beschaving en verlichting nog menig voorbeeld opleveren van hel bedrog, dat gepleegd wordt door hen, die uit vuig winstbejag partij trekken van die dwaze be geerte hunner naluurgenooten. Echter, al missen wij de gave van in de toe komst te zien, verkeert hij, die met aandacht en oordeel het verledene gadeslaat, niet zelden in de mogelijkheidwel niet om te voorspellen wat er gebeuren zal, maar toch om tot op zekere hoogte te zeggen wat er waarschijnlijk zal voorvallen. Het spreekt evenwel van zelf dat dit niet zoo zeer geldt van de zaken van bijzondere personen, daar die door de oogenblikkelijke luim van een enkel mensch eene plotselinge verandering kunnen ondergaan, als wel van die van geheele volken, die volgens vaste instellingen of gebruiken te werk gaan. Aan de hand der geschiedenis zal men dus veelal in staat zijn vooraf eenige, zij het dan ook slechts benaderende, berekeningen te maken om trent den loop der gebeurtenissen, en de geschie denis ook zal ons wijsheid leeren niet alleen om de overeenkomst, maar ook om het verschil in toestanden gade te slaan. Zoo toont zij aan dat de Bandjermasinsche oorlog in de Zuider- en Ooster- afdeeling van Borneo, een gebied dat toen ter tijd ruim een half millioen inwoners bevatte, vijf jaren achtereen heeft geduurd, van 1859 tot 1863, en dat wel tegen een vijand, dien bevoegde beoordeelaars hebben gekenschetst als lafhartig. Het grootste aantal troepen, dat gedurende dat tijdperk op het terrein van den opstand op één tijdstip aanwezig was, bedroeg ruim drie duizend. Aangenomen nu dat het getal bewoners van Atchin, zooals sommigen beweren, 'ongeveer het zesvoudige bedraagt van dat der Z.- en O.- afdee ling van Borneo, dan zal men licht begrijpen, welk een troepenmacht er moet worden ontwik keld om in het Sultansrijk van Noordelijk Sumatra tot hetzelfde resultaat te komen, dat men op Borneo na vijf jaren tijds bereikte. Wij weten al heel weinig met volkomen zeker heid aangaande den inwendigen toestand van Atchin, zoowel wat het land zelf als wat de hulp middelen betreft, die het aan zijne oorlogvoerende bewoners kan verschaffen;' maar wat ons wel bekend en althans bij de eerste expeditie gebleken is: de Atchineezen zijn eenkrijgshaftig volk. Uit de meer volledige berichten, die thans uit Indië tot ons beginnen te korndri, blijkt toch, dat zij reeds terstond zich krachtdadig tegen de landing onzer troepen verzetten en later, toen het de ver dediging van de kraton gold, het versterkt verblijf van den sultan, die echter op het oogenblik van den aanval zich reeds in het binnenland schijnt te hebben teruggetrokken, niet aarzelden met tallooze drommen onze troepen in het open veld aan te vallen. Ondanks het vreeselijk effect van het snelvuur der Beaumont-geweren van de onzen, drongen zij tot in onze gelederen door, om daar man tegen man te vechten, zoodat de grond op sommige plaatsen letterlijk onzichtbaar was dooi de opeengestapelde lyken der gesneuvelden. Zie, dat is geen lafhartigheid, zooals van den Band jerees op Borneo, dal is heldenmoed, die be wondering inboezemt. In laatstgenoemd land daarentegen voerde men een aanhoudenden guerilla-oorlog, zooals in berg achtige landen veelal plaats heeft: men denke slechts aan de Carlisten in Spanje. De Spaansche troepen hebben daarbij altijd het voordeel dat zij in hun eigen land vechten, op een terrein dat hun (-ven goed kan bekend zijn als den vijand, die er zich genesteld heeft. Dat nu was op Borneo niet hel geval. Geheel onbekend met de plaatse lijke gesteldheid, moest men, alvorens met vrucht tegen den vijand te kunnen ageeren, beginnen met verkenningen te doen, waarhij men niet zel den door ontrouwe gidsen werd misleid, zoodat men, van alle zijden door een sluipenden vijand omringd, zich menigmaal met de bijl in de hand een weg moest banen door eene ondoordringbare wildernis. Dan werd het bezochte terrein in kaart gebracht, en eindelijk was men in staat met eenige zekerheid tegen den vijand op te trekken. Die vijand echter, hij was veelal nergens te vinden, althans in het open veld. Alleen in bentings of kleine sterkten, meestal van paalwerk, wachtte hij de onzen af, om bij de bestorming de wijk te nemen, of niet zelden reeds bij den eersten granaatworp. Dan begon de vervolging opnieuw, terwijl de Bandjerees met ongeloofelijke snelheid op een tweede en derde punt andere bentings opwierp, zoodat in het landschap, dat men tot rust waande gebracht, eensklaps de vaan des op- stands weer werd opgestoken. Zoo duurde het vijf jaren eer de Bandjermasinsche oorlog was ten einde gebracht. Gelukt het ons nu by eene tweede expeditie tegen Atchin de versterkte kraton des sultans te nemen en dat zal onze meerderheid in vuur wapenen en goede evolutiën wel mogelijk maken dan staat ons dezelfde afmattende guerilla-oorlog als op Borneo te wachten, althans wanneer het noodig zal zyn verder het binnenland in te drin gen, en dan zullen wij geen lafharligen vijand tegenover ons hebben zooals den Bandjerees, maar moedige kampvechters, die bovendien niet minder listig en even trouweloos zullen zijn. Ook zij zul len den grond weten te beplanten met voet- en buikstrikken (randjoe's), die de onzen zullen ver wonden nog eer zij den vijand hebben bereikt; ook zij zullen de hoornen weten in te kappen om onze troepen, wanneer zij op dat punt zullen gekomen zijn, in hun val te verpletlerenmaar bovendien zullen zij, waar het noodig is, stand weten te houden, om in veel grooter aantal en met meer moed den onzen tegenstand te bieden. Wederom, wij willen niet twijfelen aan de eindelyke zegepraal onzer wapenen, maar 't zal een langdurige, een hardnekkige krijg zijn. Laat ons ten slotte op nog een punt van ver schil wijzen. Op Borneo waren wij reeds gevestigd, toen de opstand er uitbrak, die het gevolg was van haat tegen den regeerenden sultan en, omdat deze onder onze bescherming stond, tegen al wat Hollander heette. De dweepzieke Mohammedaansche priesters wilden den bekenden Hidayat op den troon zien geplaatst, en hoewel deze hoofdopstan deling zelf zich op den achtergrond hield, voerden zijne onderbevelhebbers in zijn naam den oorlog. Men had ér dus twee partijen, en niet zelden veroorloofden de hoofden der eene zich allerlei afpersingen en geweldenarijen tegen de vreedzame kampongbewoners, die de andere waren toege daan. Dat was in ons voordeel, want wij hadden ten deele de bevolking op onze hand, die vurig naar de rust begon te haken, die zij alleen van ons bestuur verwachtte. In Atchin daarentegen zullen wij geene enkele partij vinden, die aan onze zijde zal staan, of ook zelfs maar onzijdig zal wezen. Wel mag dus de taak zwaar heeten, die onze troepen op Sumatra wacht; maar wij weten het: zij zullen ook daar de hoop niet beschamen, die hunne landgenooten bouwen op hun moed, beleid en trouw. 8 T A D S - H E K J C li T E N. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN, Gezien art. 8 der Verordening van 4 Mei 1872 (Gemeen teblad n°. 11); Doen te weten, dat tot het laten inschrijven van nieuwe leerlingen voor de openbare scholen voor meer uitgebreid lager onderwijs, gelegen heid gegeven wordt: voor die der lste klasse, voor jongens, in hel schoolgebouw op de Aalmarkt voor die der 1ste klasse, voor meisjes, in het schoolgebouw op de Jloommarkt voor die der 2de klasse, voor jongens, in het schoolgebouw in de Pieterskerkstraat voor die der 2de klasse, voor meisjes, in het schoolgebouw op de Breéstraat; en wel van den 3den tot en met den 14den Juni e. k., dagelijks (de Zondag uitgezonderd), des voormiddags van halfnegen tot negen uren, en op Woensdag en Zater dag, daarenboven, van twaalf tot twee uren des namid dags. En geschiedt hiervan afkondiging door plaatsing in de Leidsche Courant. Burgemeester en Wethouders voornoemd v. d. BRANDELER, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. Leiden, 28 Mei 1873.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1873 | | pagina 1