FEUILLETON. HET SCHIJNGELUK. N°. 4080. A0. 4873. Vrijdag 30 Mei. DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00. Franco per poetn 3.86. Afzonderlijke Nommers„0.06. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIKX Van 16 regela1.06. Iedere regel meer0.17%. Grootere letters naar plaatsruimte. LEIDEN, 2» Mei. Ia de afdeeliDgen van de Tweede Kamer is heden onderzocht het nader door de Regeering gewijzigd wetsontwerp betrekkelijk de nationale militie. Het wetsontwerp tot wijziging van eenige be palingen der wet van 14 September 1866, om trent de inkwartieringen, enz., heeft de strekking om haar niet alleen van toepassing te verklaren in tijden van vrede en tijden van oorlog, maar ook in tijdperken van mogelijk gevaar zooals in 1870. Zoodra het leger wordt in de memorie van Toel. gezegd elk oogenblik ter verdediging vaD het vaderland moet kunnen optreden en het op den daartoe vereischten voet gebracht is, behoo- ren evenmin belemmeringen ondervonden te wor den als bij werkelijken oorlog. De regels, naar welke men in oorlog moet kunnen te werk gaan ter verkrijging der onbe lemmerde machtsontwikkeling van het leger met inachtneming van de belangen der burgerij, be- hooren ook te gelden wanneer het ieder oogen blik noodig kan worden, de onzijdigheid of de onafhankelijkheid van den Staat met de daad te handhaven. Naar die overwegingen du zijo de wijzigingen ontworpen thans voorgesteld, waarbij Datuurlijk het voornaamste middel is: uitbreiding van het begrip„tijden van oorlog." De grenzen der uitbreiding werden als van zelve aangewezen door deo toestand, waaruit in 1870 van hare noodzakelijkheid bleek. Aan bet geval van werkelijken oorlog moesten gelijk gesteld worden andere buiteugewone om standigheden welke art. 181 der Grondwet op eerie lijn daarmede plaatst. Zijn deze omstandigheden van dien aard, dat de geheele militie te land buitengewoon wordt bijeengeroepen, dan zijn ook ten aanzien der in kwartiering enz. dezelfde behoeften aanwezig, welke iD geval van oorlog bestaaD. Dus de omslandigheid, dat de geheele militie te land buitengewoon is bijeengeroepen, behoort het kenmerk te zijn. Aan mejuffrouw A. M. Hoitsena alhier is heden, na afgelegd examen, de acte van middel baar onderwijs toegekend voor Nederlandsche taal- en letterkunde. rijkskunde, niet voor Nederlandsche taal en let terkunde. Een staat van den uitslag van het voorjaars- examen 1873 ter verkrijging van een acte voor het lager onderwijs in de verschillende provinciën, geeft de volgende cijfers aan Voor de vakken van het lager onderwijsHoofdon derwijzers: geëxamineerd 343; toegelaten 150; afgewezen 180; teruggetrokken 13. Hoofdonder wijzeressen: geëx. SU; t. 23; afg. 7. Huisonder- wyzersgeene. Huisonderwtjzeressen: geëx. 10; t. 9; afg. 1. Hulponderwijzers: geëx. 277 t. 160; afg. 114; t. 3. Hulponderwijzeressen: geëx. 156; t. 107; afg. 49. Heer uitgebreid lager onderwijs. Fransch. Onderwij zers: geëx. 167; t. 80; afg. 85; terugget. 2. Huis onderwijzers: geëx. 5; t. 2; afg. 3. Onderwijze ressen: geëx. 126; t. 78; afg. 48. Huisonderwijze ressen geëx. 7t. 5afg. 2. Engelsch. Onderwijzers: geëx. 34; t. 16; afg. 18. Huisonderwijzers: geëx 2; t. 2. Onderwijzeressen geëx. 94; t. 74; afg. 20. Huisonderwijzeressen: geëx. 3; t. 2; afg. 1. Hoogduitsch. Onderwijzers: geëx. 64; t. 39; afg. 25. Huisonderwijzers: geëx. 4; t. 2; afg. 2. On derwijzeressen: geëx. 57; t. 46; afg. 11. Wiskunde. Onderwijzers: geëx. 10S; t. 69; afg. 35; terugget. 4. Huisonderwijzers: geëx. 2; t. li afg. 1. Onderwijzeressen: geëx. 3; t. 3. Teekenen. Onderwijzers: geëx. 63t. 44; afg. 19. Huisonderwijzers: geëx. 6; t. 6. Onderwijzeres sen: geëx. 10; t. 5; afg. 5. Landbouwkunde. Onderwijzers: geëx. 12; t. 11; afg. 1. Gymnastiek. Onderwijzers: geëx. 41t. 35; afg 6. Onderwijzeressen: geëx. 7; t. 5; afg. 2. Handwerken. Onderwijzeressen; geëx. 219; 1.180; afg. 39; Huisonderwijzeressen: geëx. 13; t. 12; afgewezen 1. Volgens het uitgebracht 1ste jaarverslag telt de Vereeniging 1340 leden, en onderhoudt zij 367 werksters. Na eene herziening van het Huis houdelijk Reglement werden de aftredende leden van het hoofdbestuur: Jonkvr. J. de Bosch Kem per en Hej. J. H. Nachenius herkozen. Naar men verneemt, is de opening van den Noordbr.-Duitschen spoorweg BoxtelWezel op 1 Juli aaust. bepaald. Daar de weg voorloopig slechts tot Goeh wordt, zullen er geeD bepaalde feestelijkheden plaats hebben. Een telegram uit Singapore van 23 Mei meldt De inlaudsche stammen op West-Sumatra ver- koopeu huD geheelen voorraad peper, met het doel om de Atchineezen in de aanstaande maand Juni te ondersteunen. Bij de gistereD voortgezette examens vonr het middelbaar onderwijs zijn toegelatenmej H. A. Kroneinan, van Zaandijk, voor aardrijkskunde; mej. K. A. Huizinga, van Burg op Texel, voor Nederlandsche taal en letterkunde. Ééne candidaat voor Engelsch en ééne voor Duiiscii hebben zich onder het examen terugge- trokken. Ter verbetering van een vroeger bericht om trent de akten-exainens bij het M. O., dient dat mej. A. M. Allebé is geëxamineex-d voor aard- Volgens telegraphisch bericht van 19 Mei 1873 zou het laatste gedeelte Britigiu-Willeuj 1 van den spoorweg Sauiarang-Vorstenlanden-Willem I den 21sten Mei voor het verkeer worden geo pend, en zou op dien datum die spoorweg in zijn geheel in exploitatie zyu gebracht. Aan heeren leden der Nederlandsche juristeD- vereenigiüg is medegedeeld, dat de vierde Alge- meene vergaderiDg zal worden gehouden te Utrecht, Donderdag, Vrijdag en Zaterdag 28, 29 en 30 Augustus a. s. onder het voorzitterschap van Mr. M. J. Pijnappel, voorzitter van het Bestuur. De reeds vroeger medegedeelde onderwerpen zullen in deze volgorde worden behandeld28 Augustus, stichtingen29 Augustus, pandrecht, praeferentie en retentie in han lelszaken c. a. 30 Augustus, revisie in strafzaken. waterstaat der 4de klasse H. Portheine Jr., J. R. van Keppel, J. B. Hnbenet, W. W. Dekkers, J. Bos en D. Baars. Volgens een bij bet Departement van Marine ontvangen telegram, is Zr. Ms. schroefstoomschip Bommelerwaard, onder bevel van den luit.-ter zee lste kl. J. H. Haakman, deD 28sten dezer te Fal mouth aangekomen, en zou den volgenden dag weder van daar vertrekken, tot voorzetting der reis naar Oost-Indië. Aan boord was alles wel. Volgens een bij het Departement van Marine ontvangen telegram, is Zr. Ms. schroefstoomschip Schouwen, onder bevel van den luitenant-ter-zee lsto klasse U. P. van der Star, in den ochtend van den 27steu dezer te Malta aangekomen, en zou in den avond van den daaropvolgenden dag weder van daar vertrekken, tot voortzetting der reis Daar Oost-Indië. Aan boord was alles wel. Uit het in Ons Streven voorkomend verslag van de 2de algetiuene vergadering der „Algetneei e Nederlandsche Vrouwenvereeniging Tesselschade," gehoudeu den 20sten dezer in den Haag, tdijkt dat afgevaardigden van 14 van de 23 afdeelingen en correspondentschappen, benevens het voltallig hoofdbestuur tegenwoordig waren. Er was op genoemden datum in kas eene som van f 427.90, welke men vreesde dat onvoldoende was tot be strijding der uitgaven voor het loop"nde jaar. De kapitein-luitenant-ter-zee C. A. E. Fauchey, laatst behoord hebbende tot het eskader in Oost- Indië en van daar den 20sten dezer in Nederland teruggekeerd, wordt met dieu datum op non activiteit gesteld. Bij beschikking van den Minister van Binnen- landsche Zaken zijn met ingang van 1 Juli 1873 eervol ontslagen: S. A. Fijnebuik en J. Bonrdrez, als opzichters van den waterstnat der lste kl., en D. van Wijngaarden van Rees en P. Ver schuur, als opzichters van den waterstaat der 3de klasse; bevorderd: tot opzichter van den waterstaat der lste klasse P. E. Fischer en D. Kramer, thans opzichters der 2de klassetot op zichters van den waterstaat der 2de klasse T. J. M. Boudrez en G. Rietberg, thans opzichters der 3de klasse; tot. opzichters van den waterstaat der 3de klasse, J. B. Groenen, J. B. J. Loeff, C. Brauns, B. Koldenhof en J. P. van Balgooy, thans opzich ters der 4de klasse; benoemd, na voorafgaand vergelijkend onderzoek, tot opzichters van den Z. M. de KoniDg heeft bij besluit van 25 April 11. o. a. bepaald, dat tot het houden van prac- tische oefeningen in de verschillende legerplaatsen van najaarsoefemngen in het algemeen en tot verdere oefening in den wapenhandel, te dezen jare in werkelijken dienst zulleD worden opgeroe pen de milicien-verlofgangers der lichtingen 1869 en 1870 van het reg. gren. en jagers, van de ove rige regimenten infanterie en van de drie reg. vest.-art. en die der lichting van 1869 van het corps pontonniers, met dien verstande dat de op gekomen manschappen in het genot van onbe paald verlof zullen worden hersteld, de infante risten vóór op den 18 September; de artilleristen der lichting van 1869, zoodra zij uit het kauip terugkeeren, of gedurende 30 dageD in activiteit zijn geweest, de artilleristen der lichting van 1870, zoodra zij gedurende zes weken in werke lijken dienst zijn geweest en pontonniers vóór of op deo 4den Augustus daaraanvolgende. Ten gevolge van dit besluit zijn door den Mi nister van Oorlog de vereischte bevelen uitge vaardigd, ten einde in werkelijken dienst op te roepen, tegen 1 Juli de milicien-verlolgangers der lichting van 1869 van het corps pontonniers, tegen den 16den daaraanvolgende de milicien verlofgangers der vestiDg-artillerie van de lich ting van 1870; tegen den 20sten Augustus de milicien-verlofgangers der lichting van 1869 van het 2de reg. vest.-art. en de helft van die van het lste reg. en tegen den 28steu dier maand de overige van het 2de en alle van het 3de reg. van dat wapen, tot evengcmelde lichting belioo- reode en eindelijk nog tegen den 9den Augustus de milicien-verlofgangers der lichtingen van 1869 en 1870 van het reg. grenadiers eu jagers en van de overige regimenten infanterie. De manschappen der lichting van 1869, zoo van de infanterie als van de artillerie en de pon tonniers,die vóórden lsten Augustus dezes jaars ge huwd zijn, worden ditmaal buiten oproeping ge laten. De omstandigheid, dat verscheidene miliciens, ten vorigen jare wegens het niet vuldoen aan de te hunnen aanzien gedane oproeping als deser teur afgevoerd, zijn vrijgesproken van de hun ten laste gelegde beschuldiging van desertie, heeft het den Minister niet overbndig doen voorkomen, de Commissarissen des Konings in overweging te geven, bij deze gelegenheid de burgemeesters met eenigen nadruk te wijzen op het hooge belang hetwelk er voor de betrokken verlofgangers in gelegen is. dat de voorschriften tot uitvoering der uiilitiewet behoorlijk worden nageleefd, be paaldelijk ook opzichtens het doen der oproeping bij openbare kennisgevingen in do laatsie wettig erkende woonplaats van den verlofganger onge acht deze, op het tijdstip dier kennisgeving, in de gemeente al dan niet tegenwoordig zij. [Slot.) „Brengt dien man hier," zeide de officier. „Daar, bij het raam. Luistert allen. Wij erkennen de francs-tireurs niet als soldatenwij zullen heo als bandieten laten fusilleeren. Sedert Zondag hebt gij ons al zeven mau doen verliezeD. Wat hebt gij te zeggen?" „Ik zeg niets," antwoordde de gevangene, die geen oogeoblik gebeefd had. „Gij hebt mij uwe papieren en uwe livretten ter hand gesteld. Maar wat beteekent het, dat gij de vergunning hebt van bet gouvernement. Gij zijt geen krijgsgevangenen, maar bandieten. Gij zult gefusilleerd worden." De man kreeg twee kogels in de borst en viel. Zijne makkers verroerden zich niet. Men ging nu den tweede losmaken, een joog mensch, klein van gestalte, maar met vuur in zijn oogen, een wa ren Parijschen straatjongen. „O, is liet anders niet," sprak hij. „Komaan." Hij plaatste zich zelf aan den raDd van het gat, opdat meo niet de moeite zou doen hem er heen te brengen. Zijo koelbloedigheid verbaasde de mannen van het peloton. De coinmandeerende officier liet hein bij het raam komen. „Daar gij den dood Diet vreest, franc-tireur, geef ik u genade, als gij mij eenige inlichting ver- schalt. Hoeveel mannen van uwe compagnie zijn gisteren te Villebon geweest? Langs weikeu weg zijo zij in het bosch gekomen?" „Houdt gij mij voor een spion? Mijne makkers zijn allen schildersleerlingen en maken in het bosch schetsen van landschappen." De Pruisische officier kon een droevigen glim lach niet weerhouden. Hij wendde zich tot zijn luitenant, die achter in de kamer opschreef. „Dien kleiDen held moet gij zien," zeide hij, „het scheelt maar heel weinig of hij zal nog gaan zingen." „En als ik nu eens zong," riep de schildersleer ling uit. Eu hij hief het liedje der francs-ti reurs aan. „Genoeg," zeide de officier, „wilt gij leven of sterven „Sterveu, en wel een beetje vlug I Daar ligt mijn schot (en hij wees op een soldaat die in doodsangst worstelde), ik zal niet sterven zooder mijn Pruis gedood te hebbeD." Na deü schildersleerling ondergingen eenige andere gevangenen hetzelfde lot. Eindelijk was de laatste franc-tireur aan de beurt. Sophronie had zich tot nogtoe goed ge houden. Plotseling meende zij, bij het flauwe licht der lantarens weerkaatst door de schitte- reode sneeuw, den jonkmaD te herkennen, die kalm den kuil naderde. Zij stond onwillekeurig op van de steenen bank, waarop zij naast hare pleegmoeder zat, en vestigde den blik op den veroordeelde: „Het is Hubert!" riep zij wanhopig uit, „moe der, het is Hubert, de onderwijzer van uw zoon 1" Mevr. van Saint Loup stond nu ook op en herkende Hubert. „Wij moeten hem reddenI Kom, Sophronie." Zij trok den dokter bij zijo mouw en zeide „Kom mee, dokter, ik wil met dieD Pruisischen officier spreken. Gij zult mtjDe woorden ver tolken." „Commandant! mijnheer de commandant!" riep de dokter, zich uaar bet raam begevende van waar de officier zijne bevelen gaf. „Wat is er? Stoor den dienst niet." „Mijnheer," zeide de gravin, „wij behooren tot de ambulance Arena. Men heeft onze hulp ge vraagd. Wij verplegeo Pruisische officieren. Zij hebben ons altijd van de bescherming hunDer krijgsmakkers verzekerd." De officier glimlachte en boog beleefd. „Wij zullen ii aanhooreD, mevrouw." Sophronie nam het woord. „'t Zal te laat zijn, mijnheer. Neem spoedig uw besluit. Gij wilt dezen man, den laatsten franc-tireur, fusilleeren. Men wacht slechts op het laatste woord. Och, spreek het niet uit, mijn heer." „Maar waarom toch, tnejufvrouw? Ik begrijp uw verzoek niet." „Hij is een van onze vrienden, een van onze bloedverwanten, zoo gij wilt, mijnheer. Het is een braaf tnan, die onmogelijk iets gedaan kan hebben strijdig met de militaire eer. Schenk hem genade. Wij zulleo uwe vrienden in onze am bulance goed verplegen." De officier gaf eeo teeken. Het peloton ver wijderde zich eD meu bracht deo gevangene weer bij zijn boom, waar hij opnieuw stevig werd vastgebonden. „Koint binnen, dames, en verklaart u b j miju9 chefs, ik ben bier slechts majoor. Mijn kolone 1, die te Bellevue commandeert, is aan „la Tête- Noire" afgestapt met een kapitein, om te onder-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1873 | | pagina 1