FEUILLETON. HET SCHIJNGELUK. N°. 4058. Zaterdag A0. 1873. 3 Mei. LEIIISfH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00. Franco per post3.86. Afzonderlijke Nommersn 0.06. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DOR ADVKBTENTIKN: Van lr—6 regels.j ,r.1-05. Iedere regel meer0.17%. Grootere letters naar plaatsmimte. LEIDEN, 2 Biel. Hedennamiddag te 2 uren aaDvaardde de iD plaats van Dr. J. C. G. Evers aan onze hooge- school benoemde hoogleeraar Dr. 8. S. Rosenstein zijn hoogleeraarambt met het houden eener re devoering in de groote gehoorzaal van het Aca demiegebouw, voor welke rede hij tot onderwerp had gekozen„Het tegenwoordig karakter der interne geneeskunde." Na het uitspreken daarvan wendde hij zich tot heeren curatoren der hoogeschool, om hun zijn dank te betuigen voor de hooge onderschei ding, welke hem door hunne medewerking te beurt was gevallen. Lang had hij geaarzeld die gewichtige betrekking te aanvaarden ook met het oog op de door hem reeds in Nederland in zoo ruime uiate genoten gastvrijheid, docb vooral ook de meerdere hulpmiddelen, welke hem hier tot volmaakter beoefening der wetenschap ten dienste staan, hadden hem tot de aanneming van de hooge waardigheid, waartoe hij geroepen werd, doen besluiten. Hoe moeilijk en hoe onmogelijk het hem misschien ook zijn zal, het gemis van zijn voorganger, die met lust eD ijver voor de wetenschap, met liefde voor zijne leerlingen en hulpvaardigheid voor de lijdenden bezield was, te vergoeden, wilde hij echter er naar streven hein na te volgen. Niet om als 't ware extracten van burgerlijke beleefdheden van elkander te ontvangen, maar om voor en inet elkaDder te gaan op de baan der wetenschap, was zijn eenig doel. Daarna sprak hij ook nog een woord tot de aanwezige studenten. Een Oostersche wijze, zeide hij o. a., had eens gezegd: Veel heb ik van mijne leer meesters geleerd, Dog veel meer van mijne vrien den, maar het allermeest van mijne leerlingen. Vurigwenscbte hij ook deze woorden eens tot de zijne te kunnen maken. Op zijne toegenegen heid konden zij staat maken, hij hoopte dit ook op de huone te mogen doen. Vervolgens het woord richtende tot zijne ambt- genooten, „tot dien kriDg waarin mannen van Eu- ropeescbe vermaardheid gezeten zijD," beveelt hij zich in hunne vriendschap en medewerking aan. De plechtigheid werd door tal van belangstel lenden bijgewoond. Uit het dezer dagen verspreide verslag der Leidsche vereeniging tot bevordering van gere geld schoolbezoek blijkt, dat die vereeoiging steeds voortgaat om voornamelijk door huisbezoek der medewerkers de ouders der kinderen uit de ge ringe volksklasse op te wekkeD huone kinderen minsteDS tot twaalfjarigeo leeftijd, geregeld ter school te zenden. De mannen die vrijwillig deze gansch niet gemakkelijke taak op zich hehbeo genomen, vèrdienen allen lofhet ware te wen- schen dat hun streven met beteren uitslag werd bekroond. De verslagen der medewerkers geven toch het bewijs dat men op een bijna on overkomelijk bezwaar sluit, namelijk het te vroeg aan 't werk zetten der kindereu. Hierover de ouders hard le vallen is niet billijk, de ijzeren wet der noodzakelijkheid dwingt hen om van hunne kinderen reeds zoo spoedig mogelijk voor deel te trekken, tot ondersteuning van het gezin. Er is slechts éen afdoend middel tegen dit kwaad, nl. wettelijke regeling van den arbeid der kin deren, zoowel in de fabrieken als bij andere in- dustrieelen. Het voorstel van den heer van Hou ten verdient daarom aller toejuiching, zoover het zich bepaalt tot regeling der werkurenaan plaat selijke besturen de bevoegdheid over te laten om den leerplicht in te voeren, is evenwel aan be denking onderhevig. Zijn de werkuren geregeld, dan moet ook daarmede gepaard gaan de gele genheid om in de vrije uren onderwijs te kun nen ontvangen. Dat het hoofdbestuur dezer ver eeniging niet gewacht heeft totdat deze zaak wettelijk is geregeld, maar nu reeds pogingen aangewend om scholen tot stand te brengen waar kiodereD, die in fabrieken werken, onderwijs kunnen ontvaugeD, blijkt uit dit verslag. Het is eveDwel te betreuren dat deze pogingen niet met een beteren uitslag z(jn bekroond. Eenige heeren fabrikanten bier ter stede, door het hoofdbestuur uitgenoodigd om deze zaak te bespreken, hebben toch als hun gevoelen te ken nen gegeven, dat zij in de uitvoering zooveel be zwaar zagen, dat enkelen zelfs de overtuiging koes terden, dat zoodanige scholen alhier niet tot staod kooden worden gebracht. Zij waren van meening dat, wanneer alle industrieelen hier ter stede zich verbonden om geen kinderen beneden 12jarigen leeftijd in dienst te nemen, en zich bereid ver klaarden deze naar de school te zenden, deze zaak uitvoerbaar zou zijn. Daar dit evenwel niet te verwachten is, zou waarschijnlijk het gevolg zijD, dat de kinderen, in plaats van naar de school te gaan, werk zouden gaan zoeken en vinden bij die industrieelen, die er geen bezwaar in zagen om de kinderen in de leerjaren aan de school te ontrekken. Daarom, werd er door som migen beweerd, zullen al dergelijke pogiugen vruchteloos blijveD, zoolang niet de leerplichtig heid tot algemeeoe wet in ons land is gemaakt. Tegen het plan om van elke fabriek telkens een gedeelte de school te laten bezoeken, werd aan gevoerd, dat de fabrikanten geene arbeiders ge noeg tot hunne beschikking hebben oin de af wezigen te vervangen. Maar tegenover al deze bezwaren werd door een fabrikant de overlui- ging uitgesproken, dat men het beproeven moest, en dat de poging ook wel gelukken kon, indien men daarvoor slechts de noodige opofferingen over had. Het hoofdbestuur betreurt bet, te moeten me- dedeelen, dat die samenspreking niet tot de ge- wenschte uitkomst heeft geleid. Op de vraag, of men het geraden achtte een poging te doen tot verwezenlijking van het voorgedragen plan, werd door de overgroote meerderheid der aanwezigen een ontkennend antwoord gegeven, j Wij ook betreuren deze tot nog toe mislukte poging en noodigen bet hoofdbestuur uit, krachtig op den ingeslagen weg voort te gaan; het doel dat men tracht te bereiken is goed, ja de nood zakelijkheid wordt door allen erkend. Hoe slecht men over 't algemeen is ingelicht over den toestand der fabriekarbeiders, blijkt daaruit dat de heer Idserda in een der zittiogen van de Staten-Generaal heeft gezegd, dat in Leiden geen kinderen beneden twaalfjarigen leeftijd in de fabrieken worden toegelaten. Die den toestand hier ter stede eenigszins kent, weet hoe treurig het hiermede Diet alleen bij fabrikanten, maar ook bij andere industrieelen is gesteld. Oprecht wenschen wij, dat hieraan spoedig door een wet, regelende de toelating en de werkuren in de fabrieken een einde worde gemaakt. Bij dit verslag zijn nog gevoegd de statuten der vereeniging „de fabriekschool" te Ensched9 eD eenige mededeelingen omtrent de fabriek school van de heeren Storck te Hengelo, afkom stig van den heer A. Mollink, directeur der weverij van de heeren de Heyder en Co. Dit stuk is zeer belangrijk; wij leereD hieruit ken nen eene fabriekschool, die reeds meer dan tien jaren heeft gewerkt; op de slotwoorden vestigen wij bijzonder de aandacht „Één ge slacht is thans reeds, na het onderwijs genoten te hebben, opgegroeid tot volwassenen, en ik meen gerust te kunoen beweren, dat de werklieden te Hengelo, wut trouw, beschaving en'ontwik keling betreft, glansrijk de vergelijking met de andere fabriekarbeiders in Twenthe kunnen door staan, juist ten gevolge van de oprichting der eerste fabriekschool in 1861." Aan den boefsmid van Evvijk, van bet depot escadron van het 1ste regiment huzaren, alhier in garnizoen, werd hedenmorgen de gonden medaille met 50 gratificatie uitgereikt voor 36 jaren trouwen militaireD dienst. De voor deze gelegenheid bevolen groote pa rade van het garnizoen heeft niet knnnen'plaata hebben uithoofde van den daartoe ongeschikteh toestand der RuïDe. Gedurende de maand April 1873 zijn door de volkskeuken alhier afgeleverd 4040 portiën, als 88U9 Wjarme spijs, 168 vleesch en 63 spek. Bij dispositie van Z. Exc. den Minister van Oorlog van 1 dezer is bepaald dat voor hen, die zich voor den tijd van twee jaren bij de kolo niale troepeD engageeren evenzeer als voor het aanbreugen van heD die zich voor zes jaren ver binden, eene premie van tien gulden kan worden uitbetaald, behoudens de bepalingen vervat in de ministerieele aanschrijving van 29 Juni 1S6S die daarbij echter zullen moeten worden in acht geDOmeD. Voor de Fran6che taal zijo gisteren geëxami neerd 12 candidateD. 9 werden afgewezen en ;3 toegelaten, als de dames A. H. van Breda, van Gor- cum, A. W. Piekhardt uit den Haag en R. A. Rosset van Apeldoorn. Voorts 1 candidaat voor het schoonschrijven met gunstigen uitslag, uiej. M. Head uit den Haag. De examens voor hulp onderwijzeressen, gisteren aangevangen, zullen heden worden voortgezet. Naar men verneemt znllen de examens voor de heeren, die zich als candidaten voor de acten in de Fransche taal hadden aangemeld, ook die welke geslaagd wfiren, opnieuw worden gehouden, wegens ontdekte onregelmatigheden die dooreen der examinatoren zouden zijd begaan. Het stoomschip Conrad is op 1 Mei, des mor- geos te 8 uren, van Batavia naar Nieuwediep vertrokken met volle lading, 89 1ste kl. passagiers en 46 kinderen, 9 2de kl. passagiers, 2 kinderen en 75 soldaten en Chineezen. De heeren Jhr. Mr. R. L. en E. van den Bosch, te 's-Gravenhage, voldoende aan den wensch hunDer overledene moeder, vrouwe R. W. E. de Sturler, douairière graaf J. van den Bosch, hebbeD, door tusscheDkomst van Jhr. Mr. J. K. W. Quarles van Ufford, aan de Maatschappij van Weldadigheid geschoDkeD de aanzienlijke som van f 10Ó0. Men deelt ons mede, dat van een onzer regi- menten infanterie onder-officieren zich hebben aangeboden om naar Indië te worden gezooden, docb dat hunne verzoeken van de hand zijn ge wezen, op grond dat de wervjng voor het kader niet geopeod is. Meo vraagt, waarom wel voor de grenadiers en jagers, en niet voor de overige corpsen? NR. Cl.) De Minister van Koloniën heeft zijne bijzondere ingenomenheid betuigd aan de koloniaal militaire invaliden op Bronbeek voor hnn blijk van vader landsliefde, en daarbij te kennen gegeven, dat van hun aanbod aanteekening 'is gehouden, om er ter bekwamer tijd zoo' noodig acht op te slaao en gebruik van te maken. Uit den Haag scbrijlt men ons: „Van wel onderrichte zijde'verneemt men, dat bij den geneeskundigen dienst der landmacht zulke groote veranderingen op handen zijn, dat ze met een geheel nieüwe reorganisatie zouden gelijk staan. Onder anderen zullen de off. v. gezondh. der 2de kl., die langer dan vier jaren in dien rang gedieüd hebben, successievelijk te Utrecht worden gedetacheerd, om examëu voor den rang van off. v. gez. der 1ste klasse af te leggen. De duur van het examen en de tot nu toe gevolgde wijze van examineeren zullen gewijzigd moeten worden, daar er stellig een dertigtal in die ter men vallen, en er zeker een jaar zou Doodig zijn, als men de oude wijze van examineeren zon wil- len ^lijven volgen. D.) De heer J. Spijker te Amsterdam, die, tijdens den oorlog van 187071, de aandacht vestigde op de wenschelijkheid, om gewonde militairen in staat te stellen onmiddellijk een eerste hulpver- band te leggeD, heep, naar aanleidiDg van de ex peditie naar Atchin, oulangs deze zaak den Mi nister van Koloniën in herinnering gebracht. Deze, zijne waardeering betuigende van die hernieuwde poging ten nutte van het leger, heeft d,eD heer (Vervolg.) TTT. Soplironie aan den heer Hubert. 25 Mei. Ik schrijf u dit briefje, mijnheer Hubert, op dat gij niet verstoord zult zijn, als ik vandaag niet bij de les van Raoul kom. Ik heb een brief van mijne pleegmoeder ont- vaDgen, mij door een harer kameniers gebracht, waarin zij mij verzoekt om een en ander gereed te maken in het kasteel, want zij zal aanstaan den Dinsdag komen. Ik moet ook Jacinthe hel- peD (de kamenier) om kleedjes en costumes uit te pakken, waarvan er verscheidene voor mij zijn. Ik zal mij met allerlei beuzelarijen moeten op houden, mijnheer Hubert. Ik weet niet of gij mij zult herkennen, wanneer gij mij aangekleed eD opgeschikt zult zien volgens de orders van mijne pleegmoeder. Al die mooie stoffeD, die er uitzien als wilden zij tot ziDgen en dansen nooden, zul len mij, vrees ik, verhinderen om te werken. Ik zal u zeggen wat mijne pleegmoeder mij schrijft. Den dag Da haar aankomst moet ik 's morgens „in tenue" zijn gelijk zij het noemt, om een dejeuner champêtre te houdenom elf uur vertrekken wij in rijtuigen en zijn dan om twaalf nur aan den molenonder de boomen zullen wij dejeuneeren en om drie uur terug zijD om ons te kleeden. Gij ziet dat wij dien dag geen tijd zullen heb ben om te werkeD. Het zou er slecht uitzien, als er dikwijls van die dejeuners waren. Waarom den molen gekozen? En onze lieve fontein, die gij de „fontein van VirgiDie" ge noemd hebt Daar heb ik gisteren nog dat boekje van Paul en Virginie overgelezen, dat zoo lief en waar geschreven is, zooals b. v.: „Hij zeide tot zijne geiten en de jonge geitjes die hem blatende volg den Wat vraagt gij mij? gij zult evenals ik nooit meer haar terugzien, die u liet eten uit hare hand... En Fidel zieode rondsnuffelen, sprak hij: „O! gij zult baar nooit wedervinden I" Ooze lieve fontein van Virginie I... De beschrijving, die gij mij hebt doen over schrijven als model van stijl zal dus niet meer juist zijn 1 „De windeD bielden bunnen adem iD. Men hoorde in de bosschen, in de diepte der valleien, boven op de rotsen een zacbt getjilp en gekweel van vogels, die zich verheugden in de helderheid van den avond en de stilte in de lucht. Wat zal dat alles veranderd z(jnl Ik zie al een tafellaken uitgespreid onder het prieel van kam perfoelie. O! mijnheer Hnbert, wat zult gij den ken van die ontheiliging Ik wilde u alleen vergunning vrageü om van morgen niet op de les te komen en ik schryf u een laDgen brief... Nu, bet is een opstel, be schouw het als eeDe ontleding of als een te cor- rigeereD dictée. De dod, de goede zuster Gudula, is zoo oud, zoo droefgeestig, dat ik niet weet met wie ver trouwelijk te moeten zijn. Er is niemand om mee te spreken dao gij in de groote kasteel. Weëtgij wel dat wij sedert den lOden Januari geen enke len dag de les van elven tot twaalven hebben overgeslagen. Zeg mij of gij tevreden zijt over uw leerling tot op dit oogenblik. Als mijn vader zoo gelukkig is en mij zoo roemt, moet gij wel zeer goed, zeer geleerd zijn. Mijnheer Hubert, gij die geen ouders hebt, die nooit aan iemand schrijft en wien ik den brie venbesteller nooit een brief heb zieD bezorgen, ik begrijp hoe hard gij liet in uwe jeugd moet gehad hebben, hoe gij moet lijden door in de wereld ge heel alleen te zijn. Uwe dankbare Sophrooie. IV. Hnbert aan mej. Sophronie Raimbaud. Mejuffrou w, den brief, dien gij mij geschreven hebt, terwijl gij uwe pen den vrijen loop liet, wil ik mijn gansche leven bewaren. Ik geloof er geen kwaad aan te doen met u dit te zeggen. Daar het een opstel is, zult gij er niet aao hech ten en het is niet noodig hem u terug te zenden. Ik zie er overigens geen enkele font in. Wat gij mij zegt van mijn plaats in de wereld bracht mij de tranen in de oogen. Alleen, altijd alleen 1 Ja, mejuffrouw. Mijoe jaren van ellende kwamen mij weer te binnen, terwijl het van morgen zoo stil eo somber was in deze biblio theek. (Toch stonden de ramen open en steeg er een rozengeur uit den tuin op. De zon deed de arabesken van het oude balkon keurige teeke- ningen van schaduw en licht vormen, die zich tot aan den poot van mijn stoel uitstrekten en nooit was de morgen droeviger. Ik zat met de hand onder het hoofd. Ik dacht is er iemand ter wereld die ooit aan u gedacht heeft, arme onderwijzer. Gij kent vader noch moeder. Toen gij school gingt wist gij wel wie aan uw kameraad geld of lekkers gaf. Het was zijne grootmoeder. En als hij u er wat van wilde geven, zaagt hij hem met een jaloerschen blik aaD, zeggende: Ik heb geen grootmoeder. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1873 | | pagina 1