2 M N°. 4057. Vrijdag A0. 1873. STADS-BERICHTEN. SCHUTTERIJ. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZBR COURANT Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00. Franco per post8.85. Afzonderlijke Nommers0.06. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIBNi Yan 16 regels1.06. Iedere regel meer0.17%. Grootere letters naar plaatsruimte. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van iEIDEN doen te weten, dat de Gemeenteraad, in- evolge art. 265 der wet yan 29 Juni 1851, {Slbl. 85), in zijne Vergadering van heden, het Kohier an de plaatselijke directe belasting voor het jaar 873 heeft vastgesteld en dat Kohier alsnog ter lecretarie dezer geipeente, gedurende acht dagen, voor en ieder ter lezing is nedergelegdterwijl binnen !ien tijd elke op het Kohier aangeslagene, krachtens ,e 5de zinsnede van bovengenoemd wetsartikel, zijne lezwaren tegen den aanslag, bij verzoekschrift op mgezegeld papier, bij Gedeputeerde Staten dezer irovincie kan inbrengen. En geschiedt hiervan afkondiging door plaatsing in de Leidsche Courant. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. d. BRANDELER, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. Lbideït, 1 Mei 1873. BURGEMEESTER bit WETHOUDERS vak LELDEN, Gezien de adressen van a. Ludovicus Hhnricus Vbrvoobt, fabrikant, wonende alhier, waarbij hij ergunning vraagt tot het doen plaatsen van een wavelhok in het pand aan het Rapenburg n°. 107 b. Jacobus Stoeke, manufactuurverver alhier, loudende verzoek om in het pakhuis in de Barbara- iteeg n°. 11 twee fornuizen te mogen doen plaatsen Qelet op art. 4 van het Koninklijk besluit van 1 Janükri 1024 (Staatsblad n°. 19); Boen te weten, dat tot het hooren der eigenaars in bewoners van de naast bijgelegene en belendende tanden, ten opzichte der informatiën de commodo et rincommodo, door Burgemeester en Wethouders zal worden gevaceerd op het Raadhuis dezer Gemeente, op Maandag den 5den Mei aanstaande, 's voor middags ie elf uren; zullende de belanghebbenden verplicht zijn hunne bezwaren tegen die verzoeken op dien tijd in te brengen, terwijl, bij verzuim daarvan, zij gehouden zullen worden zich tegen de inwilliging met te hebben verzet. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. d. BRANDELER, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. Lkiden, 4 Mei 1873. BURGEMEESTER en WETHOUDERS tan LEIDEN doen te weten, dat, ter voldoening aan de wet van den 11 April 1827 Staatsblad N°. 17), een aanvang zal worden gemaakt met de inschrijving voor den Schutterlijken dienst, van degenen welke daartoe dit jaar in de verplichting vallen. Dat deze inschrijving zal geschieden in tien afzon derlijke registers, met dien verstande, dat de perso nen, geboren in 1839 tot 1847 ingesloten, welke zich kier ter stede, sedert de vorige inschrijving, uit andere plaatsen metterwoon hebben nedergezet, waaronder ook zijn begrepen de militairen, die sedert de laatste inschrijving hun paspoort verkregen en zich alhier Ikebben gevestigd, alsmede de zich in dit Rijk en iknnen deze gemeente sinds de laatste inschrijving gevestigd hebbende vreemdelingen, zullen worden in geschreven achter-in de registers, waartoe zij volgens kunnen ouderdom behooren; terwijl de geborenen in het jaar 1848 zullen worden geplaatst in een nieuw "register, te weten: het eerste van den jare 1873 en het tiende, of dat der geborenen in 1838, van het vorige jaar, zal komen te vervallen. Dat van de inschrijving niemand der bovenge noemde personen is uitgezonderd, al vermeende hij tot de vrijgestelden of uitgeslotenen te behooren, en dus ook niet die personen, welke reeds hun ontslag uit den Schutterlijken dienst hebben bekomen. Dat de registers van inschrijving, ingevolge art. 6 van het Koninklijk besluit van den 21 Maart 1828 (Staatsblad N°. 6), zullen worden geopend op Donder dag den 15 Mei aanstaande, en op den 1 Juni daar aanvolgende zullen worden gesloten. Dat derhalve de personeü, welke zich vóór gemelde sluiting op den 1°° Juni niet hebben doen inschrijven (en dus ook ieder persoon, van elders zijnde komen wonen, of de in dit jaar zich alhier gevestigd heb bende vreemdelingen, alsmede de militairen, welke hun finaal ontslag hebben bekomen en niet weder zijn in dienst getreden), bij ontdekking, alsnog achter de teekening tot sluiting, door het Hoofd van de Ré- geering aan het einde van het register te plaatsen, zullen worden ingeschreven, met bijvoeging van het woord: ambtshalveen volgens art. 9, door den Schut tersraad zullen worden verwezen tot eene geldboete, en daarenboven dadelijk, zonder loting, bij de Schut terij ingelijfd, indien het zal blijken dat er, tijdens de verzuimde inschrijving, geene redenen totvrijetel- ling of uitsluiting te hunnen aanzien bestondenter wijl in zoodanig geval het huwelijk hun ook geene aanspraak geeft om in de tweede klasse gebracht te worden; alles onverminderd zoodanige strafbepa lingen als, uit krachte der wet van den'31 December 1832, op hen mochten kunnen worden toegepast. Dat een ieder wordt vermaand, om voor zooveel hij niet van een geboortebewijs voorzien is, voor hen welke alhier geboren zijn, dat bewijs te komen af halen ter secretarie dezer gemeente (afdeeling burger lijke stand), van heden af, van des voormiddags 10 tot 's namiddags 1 uur, terwijl zij, welke elders ge- horen zijn, zich dat bewijs vóór de inschrijving zullen moeten aanschaffen; zullende een ieder verantwoor delijk zijn voor de gevolgen, wanneer hij, bij gemis zijner geboorte-acte, door eene verkeerde opgave van het geboortejaar, abusievelijk wierd ingeschreven. Dat den beianghebbenden bij deze nog wordt her innerd, dat zij bij de inschrijving tevens zullen moeten opgeven hunne woonplaats, benevenB het straatnommer hunner woning, hun beroep en dat hunner ouders, zoo die nog in leven zijn, alsmede den tijd van inwoning alhier, en eindelijk of zij ingeschrevenen gehuwd of ongehuwd zijn, en in het eerste geval of zij kinderen hebben, zoo ja, hoeveel van elk geslacht; wordende de gehuwden aangemaand, om zich van een extract uit het huwelijksregister te voorzien, om daarop door dén heer der gebuurte waarin zij wonen, het getal hunner kinderen te doen certificeeren, ten einde daar van bij de inschrijving te doen blijken, zullende almede tot de afgifte dier huwelijks-extracten van heden af worden gevaceerd ter secretarie dezer gemeente (af deeling burgerlijke stand), van des voormiddags 10 tot 's namiddags 1 uur. Dat, ten einde deze inschrijving geregeld afloope, een iegelijk, in die termen vallende, bij deze wordt opgeroepen, om zich te vervoegen in een der ver trekken van het Raadhuis, en wel Op Donderdag den 15den Hei 1873, de bewoners van wijk I, II en III; Op Vrijdag den lëden Mei 1873, de bewoners van wijk en IV en V Op Zaterdag den 17den Mei 1873, de bewoners van wijk VI, benevens de bewoners van de buitenwijk; Op Maandag den 19den Mei 1873, de bewoners van wijk VII en VIII; telken dage van des voormiddags 10 tot des namid dags 2 uren; met uitnoodiging, om op den bepaalden dag zich stiptelijk ter aangeduider plaatse aan te melden, ten einde men zich niet te wijten hebbe de gevolgen, welke uit het achterblijven zouden ontstaan; zul lende wijders hét tijdstip, dat de registers ter inzage zullen liggen, en de dagen der loting, welke volgens de wet, vóór den lsteu Juli aanstaande geheel zal moeten zijn afgeloopen, nader worden bekend gemaakt. En verder gelet hebbende op art. 7 van Zijner Majesteita besluit van den 7den September 1828 Staatsblad n°. 55), roepen bij deze op alle personen, welke ale gehuwd of als weduwnaars met kind of kinderen, in het afgeloopen jaar in de termen zijn geweest, om uit dien hoofde in de tweede klasse van de algemeene rol der Schutterij te worden gebracht, doch sedert dien tijd, door het overlijden van hunne vrouwen of kinderen, de bevoegdheid hebben verloren om in die klasse te verblijven, en dus alsnu in de eerste klasse der voor dit jaar op te maken alge meene Schutters-rol geplaatst moeten worden, om van dusdanige verandering van omstandigheden schrif telijk kennis te geven, of zich daartoe ter secretarie aan te melden, des voormiddags tusschen 10 en 1 uur, vóór den tijd van aanvang der inschrijving, en dus uiterlijk tot den léden Mei aanstaande; zullende, wanneer deze kennisgeving door den belanghebbende mocht zijn verzuimd, en hij dientengevolge niet bij de Schutterij zou zijn ingelijfd, door Burgemeester en "Wethouders procesverbaal tegen hem moeten wor den opgemaakt en aan de Rechtbank ingezonden, ten einde op de nalatigen toe te passen de strafbe palingen van art. 1 der wet van den 6den Maart 1818 (Staatsblad n". 12), houdende eene geldboete van ten hoogste 100,en eene gevangenisstraf van ten langste veertien dagen, hetzij afzonderlijk of wel beide de straffen te zamen genomen. En wordt deze door aanplakking en door plaatsing in de Leidsche Courant afgekondigd. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. j>. BRANDELER, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. Leiden, 1 Mei 1873. LEIDEN, 1 Del. In de zitting der Tweede Kamer werd heden door den Minister tan Koloniën medegedeeld bet volgeode telegram van den Gouv.-Generaal, behel zende een telegram vao den commissaris van 25 April: „Sedert de laatste tijdingen zijn de troepeD door deü vijand niet verontrust. Het embarquement scheen geen groote moeielijkheden te zullen op leveren." Voorts had de minister aanvrage gedaan om de uitzendiog van troepen, en, zij 't voor korten tijd, ook uitzeoding van officieren, en wel 60 subalterne en 10 kapiteins der infanterie. Naar men uit zekere bronuen verneemt, heeft de werving voor het leger in Oost-Indië zulke gunstige resultaten, dat meu vertrouwt eene vol doende versterking van bet Oost-Indisch leger bier te lande te kunnen vinden, zoodat men niet tot het buitenland zijn toevlucht zou behoeven te nemen. Van officieren is het aanbod zelfs zoo groot, dat niet allen, die wenschen, zullen kun nen overgeplaatst worden. Bij de marine is bet echter, wat de mariniers en matrozen betreft, minder gunstig gesteld, daar niettegenstaande het verhoogde handgeld, nageuoeg niemand zich aan meldt. D.) Als eene bijzonderheid deelt men ons mede, dat de vijf zonen van een predikant op Texel, die alleo in ons leger dieuen (twee als officier en drie als onderofficier), zich hebbeo aangeboden out deel te nemen aan de expeditie tegen Atchin. (ff. en N. D. Ct De te Singapore verschijnende Straits Times van 26 Maart jl. bevat 't volgende: „Met 't oog op de belangen van Pinang, wekt de Hollandsche expeditie tegen Atchin bijzondere belangstelling. De Hollandsche Gouvernernents- coinuiissaris bij den Sultan beeft, in antwoord op een schrijven van Singapoorsche handelaars, aan onzen Gouverneur de verzekering gegeven, dat de Nederlandsche Regeering geen plan heeft om de kust van Atchin te blokkeeren, of om zich in te laten met den handel in de peperha vens doch dat integendeel alles zal gedaan wor den om dien handel te beschermen. Verscheiden Hollandsche oorlogschepen zijn reeds door de Straat van Malacca op weg naar Alchin gepas seerd, en meer andere worden verwacht, bene vens zes stoom booten van de Nederlandsch In dische Stoomvaart-maatschappij, met vijf zeil- vaartuigeu op sleeptouw, hebbende aan boord eene macht van meer dan 4000 officieren en maDschappeD. Deze geduchte macht is, naar men zegt, bestemd oui den Sultan van Atchin vrees aan te jagen, en hem 't nullelooze van tegenstand aan de vorderingen der Nederlandsche Regeering te doen zieD. Naar verzekerd wordt, zal tijdens de aanwezigheid der troepen te Atchin een fort ge bouwd worden, opdat vrede en orde en de waar digheid van de Hollandsche vlag gehandhaafd worden. Ook zegt 't gerucht, dat de Nederland sche Regeeriog voornemens is een vast bandels- station aan de kust te vesiigeD, met 't doel om schepen daarheen te lokkeu lot 't innemen hunner ladingen. Een handels-station aan de Noordoost kust van Sumatra, met een goede haven, zou ongetwijfeld mettertijd den peperhandel van Pinang aanmerkelijk benadeelen. Maar dit nadeel zou gewis ruiinschoois vergoed worden door nieuwe bronnen van profijt, voortvloeiende uit deu handel tusschen de beide havens, en de ont wikkeling van een rijk en vruchtbaar gewest." Tot hulponderwijzer iu hel Mïliiair detentie huis alhier is benoemd de heer D. de Bruin, ibans ouderwijzer te Kampeu, op een jaarwedde van f 600. Voor de wiskunde is mejuffrouw W. M. E. Euklaar, geboreu te Leideu, hulponderwijzeres te Ginneke, geslaagd. Zij is tot heden de eerste, die iu Noord-Brabant acte voor de wiskunde ver kreeg. Gisteren zijn ten overstaan van de Provinciale (Jouiuiissie voor het lager onderwijs de examens voor vrouwelijke candidaten aangevangen. Voor de Franscbe taal werden geëxamineerd 13, waarvan 6 werden afgewezen en 6 toegela ten, als, de dames: M. S. Ricbert, van Wassenaar; A. Kalff, A. J. Lefeber, S. Merrick, V. T. RéiDhardt, J. E. Scbill, D. E. J. v. d. Werf, allen uit dén Haag, en A. D. J. Parmentier van Leiderdorp. Voorts werden voor de acte in de teekenkunst geëxamineerd 4 candidaten3 afgewezen en 1 toegelaten, de heer J. H. Veenendaal uit Rot terdam. Onder hen die de hoofdonderwijzersacte heb. verkregen kwam abusievelijk voor de heer H. J. Bos, uit Vianen. De Nederlandsche vereenigiog van Weldadig heid te Brussel, onder bescherming van Z. M. den Koning der Nederlanden, hield dezer dagen hare jaarlijksehe algemeene vergadering. Uit het bij die gelegenheid uitgebracht verslag over het dienstjaar 1872/73 blijkt, dat het aantal leden ge durende dat tijdperk met 78 is vermeerderd en thans 314 bedraagt. De ontvangsten zijn tot 8772 fr., zijnde 2325 fr. meer dan gedurende 1871/72, gestegen. Bij het einde van het dienstjaar werden 34 gezin nen met 59 zielen permanent, en 31 gezinnen met 126 personen lijdelijk ondersteund, terwijl die cijlers te zamen, aan het einde van 18711872, slechts 42 gezinnen met 169 zielen bedroegen. In het geheel werden in 1872—73 76 huisgezinnen of 279 personen ondersteund. De geneeskundige bezoeken bedroegen 600, terwijl 464 fr. aan ge neesmiddelen werden uitgegeven. Teylers genoot schap te Haarlem, dat jaarlijks 100 voor deze vereeniging afzondert, verdubbelde ditmaal zijn gift. Z. M. de Koning heeft inej. Koning, dochter van den bekenden Amsterdamschen musicus Koning, de middelen toegezegd om zich gedurende vier jaren aan een conservatoire in haar kunst te be kwamen. Door mejuffrouw Betsy Perk, „zonder katheder- steun en alleen onder de beschermende vleugelen van mej. Mina Kruseman, durvende uit lezen gaan," werd een hartig woordje vooraf, uitgespro ken te Harlingen, op de aldaar gehouden lezing, 21 April 1873. „Op gevaar af u teleur te stellen," sprak zij, „gevoel ik mij verplicht terstond mee te deelen, dat ik de zoogenaamde emancipatie-quaestie in dit uur niet anders zal voorstaan als door het feit mijner optreding. Al zeg ik het zelf, daartoe wordt niet weinig moed vereischt, want ach 1legio is het aan tal mijner vijanden en vijandjes 1 En tot over maat van ramp gevoelen sommigen hunner zich, alléén omdat zij een pen kunnen hanleeren, ge roepen mij zóo duchtig de ooren te wasschen, dat mij hooren en zien moest vergaan. Dat dit niet het geval is, pleit misschien niet voor mijn eerzucht, maar zeer zeker voor mijn moed, ja zelfs voor mijn overtuiging, dat wie eenmaal A heeft gezegd, ook B moet zeggen, ondanks allen tegen stand. Wat mij in die meening versterkt is, dat ik zelve reeds te lang redactrice ben geweest, om niet te weten, hoe het vooral met critiek eigenlijk achter de couranten-coulissen toegaat. Het gekste echter is dit. Zekere ex-dominé, een kennisje uit mijn kindsheid, diede hemel weet waarom, in een vijandje schijnt gekeerd met name Piet Haverkom van Rijsewijk, dezelfde die zich verplicht acht pm intellectueelen arbeid van vrouwen belachelijk te inaken en dat nog wel io Ons Streven (het weekblad indertijd door mij ontworpen juist ter verheffing van wat vrouwen doen en ondernemen), dezelfde ook die onlangs zoo scherpzinnig was, om io mej. Kruseman veel aanleg voor het tooneel te ondekkeo, het gek ste echter is dit herzeg ik, dat die ex-domiDé - thans geetnplooieerde aan de Nieuwe Rotter dammer Courant, in zijn onfeilbaarheid heeft gemeend, uiij aan de kaak te moeten stellen als afschrikwekkend voorbeeld voor alle dameB, die zich in 't hoofd moohten halen, deze mijn dwaasheid te volgen, met het compliment aan mijn adres, dat ik niet eens lezen kan. Want om u de waarheid te zeggen, 't is juist de hoop alléén, dat mijn voorbeeld aanstekelijk zal zijn, die mij den moed verleent tot vol houden. Dit belet evenwel /liet dat ik het zelf wel ietwat vermetel noem om mij op een lyn te plaatsen met dÓfiïTfié'S en andere lezers in het openbaar maar dat dit een dwaasheid is en dat ik niet eens lezen kan dat stem ik beusch niet toe. Of is het een noodzakelijk heid dat ik, eenvoudige vrouw, met mijne gewone verwaarloosde meisjes-opvoediDg, man nes van studie moet overtreffen Eu dat ik hooger moet staan als lezeres, dan dominé's en leden van de eerste en tweede kamer, dat puikje onzer Natie Zie 1 dat zou ik een dwaasheid noemen, ja een grooter dwaasheid nog dan dat men van mij eischt mej. Kruseman te evenaren. 't Is waar mijn simpel lezen verzinkt bij héér voordracht wel akelig in 't niet maar om dat zij méér kan geven dan zij heeft beloofd dank zij hare volledige opleiding voor het too neel moet ik daarom ook méér geven dan een eeovoudige lezing in den trant van die van bet lezend manneppersoneel P met dit onderscheid evenwel, dat ik mijn eigen werk geef, terwijl zij meestal dat van anderen kritikeeren. Doch wellicht moet mijn lezen, buiten den voor heeren zoo onmisbaren katheder om, denken aan declameeren, acteereu, dansen, ja aan wat Diet al 1 en leidt deze bijzonderheid tot teleurstelling. Och 1 die eenvoudige manier om ten voeten uit te staan heeft geen ander doel als om te be wijzen dat wij dames don kathedersteun niet noodig hebben. En nu geëerde vrienden! vertrouw ik dat mijn lezen niet door u zal worden getoetst aan dat van Mina Kruseman, want och I dan hangen mij weder vreeselijke dingen boven het hoofd I.... maar dat gij de leerling van de meesteres zult weten te onderscheiden de leerling, die slechts ooder zulke beschermende vleugelen als de hare uitlezen durft gaan. Verder dat er onder u, geëerde vriendinnen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1873 | | pagina 1