HET SCHIJNGELUK. Vrijdag 25 April. J..> ,3-86. ,0.05. STADS-BERICHTEX. Standbeeld voor van der Werf. )1a?« Nn. 4051. 1873. PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden pet meenden. Franco per pwtR'.UOU-liilVi Afzonderlijke N ómmen.. J.U ƒ8.00. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon-en Feestdagen, uitgegeven. 'iqo PRIJS DER ADVKRTENTIKN. Voor iadcren regtlO.H. Orootere letter» naar de plaateroimU die sg baelaaa. BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TAN Meiden; I deziea art 7 der algemeene politie-yerordening, (-iitgesteld den 24Bten October 1867 Doen te weten dat door hen, ingevolge art. 6 dier Krordening, zijn benoemd tot heer der gebuurte n°. 0 of n°. 2 van wijk IV, in de plaats van den heer Iouannis Verbeusge, die uit deze gebuurte ver- luisd is, de heer ISAAC JOHANNES MULDER, Ihans Raad dier gebuurte, en in diens plaats tot Raad :r gebuurte, de heer ANTON VAN ASPEREN. En wordt deze door plaatsing in de Leidiche Cou- irnl afgekondigd. Burgemeester eu Wethouders voornoemd, r. D. BRANDÉLEE, Burgemeester. Ei KIST, Secretaris. Leiden, 24 April 1873. BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN üEIDEN brengen bij deze ter kennis van belang-1 k)benden dat,, blijkens bericht van het gemeente-, ptuur van Utrecht, de werkzaamheden aan de sluis den Leidschen Rijn aan de Stadsdam bij de Meern zooVerre zijn afgeïoopen, dat de passage door die Js op Vrijdag den 25sten April e. k. weder zal kun- jeu plaats hebben. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. d. BRANDÈLER, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. Liidin, 24 April 1873. -nolo; De Commissie tot oprichting van een standbeeld !oor van «ter Werf maakt bekend, dat de pbreögét- der onlange gehouden inschrijving en illeete geweest is als volgt: Door de' leden der Commissie bijeen gebracht. v i 523. Inschrijving op de inteekenlijsten 2250. ^Schaalcolleote.1316. Te zamen f 4089. Moet de Commissie het aan den éenen kant etreuren, dat zij bij de aanzienlijke en gegoede ngezeleneD van Leiden, op enkele loffelijke uit- onderingen na, niét die medewerking heeft nogen vinden, waarop zij voor een zoo uitnemend aderlandsch doel met volle vertrouweö rekeneó nocht: aan de andere zijde kan zij niet dankbaar zeuoeg erkennen de algeméeue eu waarlijk beffende niet zelden aandoenlijke deelnémi'Dg, pie zij van de minder gegoede burgers onzer stad, |ot zelfs in de geriDge buurten, mocht ondervinden. Ie opbrengst der schaalcóUëctë, met die dér iscbrijving vergeleken, spreekt hier duidelijker Ja elke rcdeneering. De belangstelling, haar door zoovele stadgenooten ijééïig betoond, is voor de Commissie een irikkel tè meer, om met verdubbelde inspanning strëvèn naar de bereiking van haar doel: het |tichleu van een waardig gedenktéeken voor -eidens ontzet en voor den kloeken burgervader, |an wiens tróuw en volharding het vaderland [at ontzet io de eerste plaats te danken had. Niet wëihig wordt haar moed gesterkt door e médédeeling, die zij ontvangen mocht, dat het aan Z. M. den Koning, aan H. M. de KoniDgijp, en aan ZK. H. Prins Alexander der Nederlanden, haren Eere-voorzit ter, behaagd heeft, hare pogingen door aanzienlijke giften krachtdadig te onder steunen. Ook van verschillende landgenooten buiten Leiden beginnen bijdragen in te kotnen, waarvan nader bericht zal wordeD gegeven. Door een en ander is de som, waarover de Commissie te beschikken heelt, nu tot f 5300 gestegen. Onge twijfeld zal dat bedrag door inzendingen van elders nog aanmerkelijk worden verhoogd. Van haren kant zal de Commissie niets onbeproefd laten om de taak, die zij in het belang harer medeburgers en ter eeredes vaderlands vrijwillig aanvaard heeft, op de beste wijze te volbrengen. .Aan allen, die nog verzuimd mochten hebben 1 het hunne bij te dragen, wordt het beleefde j verzoek gericht hunne giften aan een van de i leden der Commissie te willen inzenden. De Commissie vervult een aangenomen plicht ;door openlijk dank te zeggen aan allen, die hare pogingen hebben gesteund. Inzonderheid richt, zij die dankbetuiging aan de Heeren der Ge buurten en aan die ingezetenen, die zich met deze .welwillend hebben vereenigd, om het be heer der inschrijving, eu iuzameliDg op zich te. nemen. De krachtige medewerking van deze heeren, die zoo bereidwillig zooveel tijd eg, moeite voor de goede zaak ten beste; [bedden, geeft hun aauspraak op de erkentelijkheid van allen, \yien de eer van Leiden ter harte gaat. I - .i Namens de Commissie i Leiden, M. de VRIES. 28 April'1878. J. A. F. COEBERGH. 1-1—i-"'ll!l1 1 'I - LEIDEN, 24 April. De Staats-Courant bevat de voorwaarden van concessie voor den aanleg eh de exploitatie van leen spoorweg van Leiden naar Woerden, ver leend namens en met machtiging vun dén Ko ning, aan de heeren J. B. de Bordes, in den Haag, eii Mr. L. A. J. W. baron Slóet teLeiden; waar aan wij het vólgende onlleeneu De concessionarissen zijn verplicht te voldóén aan de volgènde bijzóndere bepalingé'n 1°. nabij' Leiden eh Woerden rnoef de spoor weg aan dë bestaande spoorwegeD aansluiten en daaamede in verbinding worden gébracht, zoodat de wagens der ondërscheidéne ondernemingen on gehinderd van den eeuen spoorweg op den an deren kunneu doorloopen 2*. het staat den concessionarissen vrij zich onder goedkeuring van den Minister van Binnen- landsche Zaken te verslaan met de oDdernemiD- gen vrd andere spoorwegeD, over het gemeen schappelijk gebruik van spoorwegstations en van de daarbij behoorende inrichtingen. Komen geene overeenkomsten tot stand, dan zijn de concessionarissen verplicht, geheel voor hunne kosten te voorzien in hei maken van de vereiscbte inrichtingen, zoo voor den dienst der reizigers, als voor dien der koopmansgoedereu, even als ware geen station in de nabijheid; 3'. wanneer later spoorwegen worden aange- gelegd, die aan den gecóncessioneerden spoorweg aansluiten, kan de Minister van Binnenlandscbe Zaken bet gemeenschappelijk gebruik van de stations van dezen weg op of nabij het aanslui- tiugspunt gelegen, voor de aan te leggeD wegen voorschrijven. Over het gemeenschappelijk gebruik zullen de wederztjdscbe onderneiniugeu zich onder goed keuring van den Minister van Binnenlandsche Zaken verstann. Komen daartoe strekkende over eenkomsten niet tot stand, dan zijn de conces sionarissen verplicht zich te onderwerpen aan de voorwaarden, die de Minister bun in billijkheid zal voorschrijven, en in dat geval,zullen beschouwd worden van kracht te zijn, even als waren zij in deze voorwaarden van concessie bepaaldelijk opgenomen. i-- T:,/1 De weg moet in richting en aaDleg aan de onderstaande bepalingen voldoen: a. de hellingen bedragen iu bet algemeen ten hoogste vijf millimeter per meter. De Minister van Binnenlandscbe Zaken kan uitzondering op dezen regel toestaan; b. de straal der krouimingen van den weg zal over hel algemeen 1000 meterB bedragen, en waar de localiteit het gebiedt, zoomede in de nabijheid der stations, tot 500 meters mogen ver minderen. Waar de Minister van Binnenlandscbe Zaken het noodig oordeelt, zullen stralen van 350 meters in de nabijheid van stations worden toe geven c. geene achtereenvolgende krommingen mogen in de tegenovergestelde richting worden aange legd, wanneer elke straal niet ten minste 750 meters lengte heeft, of wanneer de som der twee stralen minder is dan 1500 meters; en de kleinste straaL dan ten minste 350 meters lang is. Buiten deze twee gevalleu moeten twee achtereenvol gende krommingen door rechte gedeelten van ten minste 100 meters zijd gescheiden d. het bovenvlak der spoorstaven moet ten minste vijftig centimeters boven het hoogst be kende winterwater iu de weteringen, beken en slooten liggen e. de bruggen moeten, ten genoege van den Minister van Binnenlandsche Zaken, gelegd wor den op de hoogte, in het belang van scheepvaart, waterlossing, opper water en ijsgang vereisoht. Op verzoek der directie van bet postkantoor maken wij er attent op, dat in den laatstan tijd eene menigte briefkaarten zonder adres bleken te zijn, die daardoor natuurlijk niet bezorgd kon den wordeD. De eerlijkheid gebiedt ons na het bijwonen der voorstelling van gisteren in bet Amerikaansch Circus van de heeren Pinder en Co. een démenti te geven aan de afkeurende oordeelvellingen, op welker gezag wij reeds gemeend hadden het publiek te moeten waai schuwen. Had reeds de recht AmerikaaDsche wijze, waarop de teut, hecht en netjes, iD eenige uren werd opgeslagen, de luchtige, maar toch vol doende inrichting van het geheel, de pracht der beschilderde wagens en zegekarren en de elegante dosch van paarden en kunstenaars bij den giste ren gehouden optocht ons een beteren indruk gegeven dan al wat wij- tot nog toe gelezen hadden, de voorstelling deed ons geheel van meeDÏDg veranderen. Paarden en personeel, kunstrijdeD en andere acrobatische toereD, de clowns en de muziek het was alles van dien aard dat we geheel de verklaringen, ons vertoond, van de commissaris sen van politie te Rotterdam en Delft, durven onderschrijven. Dat het paardenspel bij dat van Carré onderdoet, zal niemand ontkennen, maar als mes in 't oog houdt met welke soort van circus wij hier te doen hebben, dan mag bet geheel zeer'bevredigend worden genoemd. Wij durven de beide laatste voorstellingen, die morgeD te twee uren en halfacht plaats hebben, gerust aanbevelen. De middagvoorstelling zal o. a. door de weeskinderen worden bijge woond, aan wie de heeren Pinder en C'. vrijen tóegaDg hebben vergund. Gisteravond is buiten de Marepoort door een onbekende oorzaak in het water geraakt zekere p. v. d. B.oud omstreeks 19 jaar. Des nachts werd bij levenloos opgehaald en naar bet zieken huis overgebracht. De 1ste luitenant L. Tissot van Patot is van het 2de reg. te Maastricht bij het 4de reg. inf. alhier overgeplaatst. De Commissaris des KoDings in de provincie Zuid-Bolland heeft goedgevonden te bepalen, dat de eiudexameus der hoogere burgerscholen voor die provincie dit jaar zullen gehouden worden te Leiden en te benoemen tot Lid en Voorzitter ür. D. de Loos, Directeur der hoogere burger school te Leiden en tot Leden de heerenG. A. Breuleux, leeraar aan ije hoogere burgerschool te Leiden, J. D. van der Waals en Dr. J. ten, Brink, leeraren h. b. in den Haag, J. Menalda van Schouwenburg eu J. H. Slater, leeraren h, b. te Rotterdam, Dr. A. van Oven en M. L. Keidel, leeraren h. b. te Dordrecht, M. J. A. Masthotï, [eeraar h. b. te Delft, Dr. P. A. Bozon, leeraar b. b. te Schiedam en Mr. J. Fortuijn Droogleever, leeraar Rijks b. b. te Gouda. Naar men verzekert is de Minister van Binnen landsche Zaken van plan om een wetsontwerp in te dienen tot verhooging der begrooting van zijn Departement over 1373, ten einde te kunnen be strijden de kosten der bebouwing van hetgroote Ruïneplein alhier met een nieuw museum vau Natuurlijke Historie, ter vervanging van het thans daarvoor bestemde gebouw op het Rapenburg eu de PapeDgracht. De opmeting, verdeeling en tee- keDing van het nieuwe terrein, met de daartoe betrekkelijke afbeeldingen der te plaatsen ge bouwen, zgu geschied en vervaardigd door den Rijksbouwmeester J. F, Metzelaar. De ontworpen p!V ilL [Vervolg.) ÏZij dééd een schrede vooruit eh vestigde op lm een nieuwsgierigen en naïeven blik van een iverg'éiijkelijke zachtheidmaar zij nam de md niét aan, die naar haar uitgestrekt was. ,Geef mij de band, Sophronie, ik ben uw iend, ik heb allés, plichten en zaken verlateD, u hier eene woning te bereiden. Ik herhaal jet u, ik bén uW vrienduw bloedverwant." „In het kloöster is bet vërboden de haüd aan rakeb." „Gij zijt niet meer in het klooster, gij zijt te mis. Gij móet dit wéten. Uw leven zal geheel 'erundéién. Ga daar zittèn, op dien stoel; naast nij, wat dicbttelr bij, ik wil u zien. Lief kind, "jt gij bang, herkent gij mij nietP" „Bang? Neen. Waarom zou ik bang zijn? Men rad mij gezegd, dat gij komen zóndt, maar ik pén eeéfgSzibs verwonderd, ik1 heb mij' reeds Las dagen lang voorgesteld, hoe gij bij uwe aankomst zoudt zijD. Ik dacht niet, dat mij zulk eeD ont vangst wachtte, ik dacht dat gij streng waatf. Maar gij zijt goed, gij lacht immers." „Ga voort." //Gij zijt mij twee jaar geleden komeD opzoeken te Brioude, of ten minste iemand, die iets op u geleek." „Ik was het zelf. Vindt gij mij zoo verouderd 7 „Verouderd? Dat weet ik niet. Maar gg hadt een andere stem. Bij mijn binnenkomen scbeent gij gelukkig mij te zien, en toch zijt gij twee jaur weggebleven." „Niet alle menscbeD hebben den tijd. Ik beb gewichtige bezigheden die al mijne uren innemen. Eu gij „Ik heb geeD andere taak dan mijne gebeden op te zeggen, te leeren wat men mij opgeeft en de abdis tevreden te stellen." „Bevalt het u in het klooster?" Bij deze woorden hief zij de oogen ten hemel, nam haar gelaat eene uitdrukking van gelukza ligheid aan en antwoordde zij eenvoudig „In alle opzichten. De abdis is zoo goed I" „Maar men heeft u gezegd, dat gij er niet zoudt terugkearen. "Zij keek een oogeublik bedroefd, daarop sprak zij op beslisten toon; >u „Gij zijt goed, mijnheer. Gij zult mij niet met geweld terughouden. Ik wil naar het klooster terug." „Luister eens. Hebt gij er wel eens aan gedacht, dat gij misschien vrienden in de wereld hebt, familieeen vader, die u bij de nonnen zou komen balen?" „Sedert eenigen tijd heeft men mg over mijne familie gesproken en dat is het grootste verdriet mij ooit aangedaan; ik zou bet u niet durven zeggen, als ik Diet wist, dat gij goed zijt en mijn treurigeu toestand schijut te begrijpen. Ik ben gehecht aan onze kleine kapel, nooit hebben mijne gezellinueu mij leed gedaan, de zusters be derven mij bijna, er was er eene die snikte toeD ik heenging, allen hebben mij beloofd dat zij dag en Dacht voor mg bidden zouden. Zeg mij, mijnbeer, beb ik kwaad gedaan Waarom wil men mij straffen door mij te beletten naar het klooster terug te keereu?" „Ik zie dat men u niet beeft verklaard..." „O zeker, dat beeft men wel, mijnheer. De voorzienigheid zou mij eene familie hebben toe gezonden; die familie is de uwe, niet waar? Maar zult gij mij ooit liefhebben, zooals men in het kloos ter doet? Zult gij mij ooit verzorgen zooals de goede abdis die ik moeder noem? Zult gij mf] koeste ren als het koud is, als ik verkonden ben? Zult gij mij mooie prentjes geven met het heilige hart er op, dat ons onze zonde kwijtscheld? Zeg mij, mijnheer, waarom is er geen kapel in uw kas teel?" 'Er is er eenp wel is- waar eenigszins ver waarloosd, maar uien zal haar in orde breDgen. Gij znlt een priester hebben om de mis te lezen, en gij kunt uwe nou bij u honden." „O 1 dat laatste is zoo pleizierig nietik wil niet zeggen dat ik van zuster Uudula minder houd dan van de andere zusters, maar zij be grijpt mij zoo niet ik zou haast zeggen, dat zij mij uit bet klooster wil verjagen. Zij spreekt on ophoudelijk vau u en herhaalt telkens dat ik mij aaD dit hui9 moet hechten." „Het is haar plicht u dit te zeggen, en zij doet er goed aan." Sophronie antwoordde met een uitroep van schrik, die den graaf deed glimlachen. „Stel u gerust, lief kind, gij zult hier gelukkig zijn. Gij zult bemind en gekoesterd worden. Gij zult een aalmoezenier voor u alleen hebben, als gij dit verlangt." „En gij zelf dan 1 „Ik geef er niet om, maar gij zult mij bo- keereD." (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1873 | | pagina 1