0s over de elf wekeu welke de werkstaking „orde, reeds tot nagenoeg 1,900,000 pd. st. of om- neeks 2 millioen, wanneer men de winstderving andere punten van de mijnindustrie in reke- jog neemt. pe verliezen der werklieden zijn gemakkelijk berekenen, daar de loonen bekend waren en 5000 pd. st. per week bedroegen, aldus over de [1 weken der werkstaking na aftrek van de ooen aan eene inijn, waar d mijnwerkers na ,,en weken den arbeid hervatten, eene om- jidigheid welke de schrijver ook bij het bere- i.jen van de eurstbedoelde terliezen in rekening SOO.000 pd. st. Daarentegen werd aan i werkstakers door de unies eene som van J0 pd. st. uitbetaald en ontvingen zij aan gif- en inschrijvingen 5000; zoodat het geheele dies der werklieden, en indirect voor alle ne igen en handelszaken in de mijndistricten, op eer dan 750,000 pd. st. kan gesteld worden. Om ae reden verdient het dan ook geene verwou- jering dat de neringdoenden bij herhaling doch ander gunstig gevolg pogingen hebben gedaan m de tweespalt tusschen werkgevers en werk- itden bij te leggen, waarvan zij zeiven in de aller eerste plaats de lijdende partij waren. Twee Omstandigheden waren echter, volgens jen schrijver die den ganschen lijd de werk- laking op de plaats doorbracht en alles met eigen logen heeft gadegeslagen, de opmerking waar- lig; vooreerst dat de werkstakers zich niet in iet geringste aan ongeregeldheden schuldig rnaak- èd en noch door woorden noch door daden blij- en gaven van vijandschap of wraakzucht tegen Ie eigenaars en bestuurders der mijnwerken en liersmelterijen, die zich zoo veilig en vrij in hid midden bewogen als gingen de zaken haar ewouen gang. In de tweede plaats dat de werk- Stden, ofschoon zij volkomen gebrek leden, zich iet wilden vernederen om onderstand te vragen lij de armbesturen. Deze vernedering konden zij ich echter niet anders bespaien dan door in ichulden te geraken bij de leveranciers en bij de ligenaars hunner woningen, zoodat gelijk de schrijver het uitdrukt: „de werkstaking bezwa rende gevolgen zal na zich sleepen gedurende vele maanden, en voor hen die een groot gezin te onderhouden hebben gedurende twee, drie jaren lang." Oostenr.-Hong. ^Monarchie. In het Huis der Afgevaardigdeu heeft de minis ter-president gisteren medegedeeld, dat de Keizer Ie wetten op de kieshervorming heeft bekrachtigd. Deze mededeeling werd met blijkbaar genoegen tJ,vangen. 1 De keizer verleende gisteren audiëntie aan !i Hongaarsche Delegatie. Hij antwoordde op de iauspraak van den voorzitter, en deelde met blijkbare tevredenheid mede, dat de betrekkin- ten met de buiteulandsche Mogendheden onver anderd gunstig en verblijdend zijn. De ontmoe ting des keizers met de machtige en bevriende Souvereinen van twee groote naburige Rijken werd terecht aloin opgevat als een niet onbe- leekenenden waarborg voor den vrede. Het bezoek, dat die Souvereinen bij gelegenheid der tentoon stelling brengen zullen, kan slechts gelijke ver- wachiingen doen ontstaan. Spanje. Uit Bayonue wordt d.d. 2 April gemeld De Carlisten ontvangen wapenen over zee. In den nacht van 28 op 29 Maart zijn 400 Carlisten n Navarre van wapens voorzien. Men verzekert, dat de Carlistische generaal Elio, die deze stad verlaten moest, zich naar Spanje heeft begeven. Twee cadetten der cavalerie, die tot de Car- listen wilden overloopen, zijn te San Sebastian opgebracht. De brigade-generaal Aufotequi is op 28 Maart Uit Bilbao gerukt, om tegen de Carlisten te ageeren. De Timet laat zich in een hoofdartikel o. a. Is volgt over den toestand iu Spanje uit Wij zien in den Carlistischen opstand geenszins I grootste gevaar dat de Spaansche maatschappij bedreigt; 't zou ons zelfs niet. verwonderen, indien, binnen weinige wekeu, de Carlisten we der tot hun normalen staat van passieve mis noegdheid waren teruggekeerd. Maar zóóveel is teker, dat de aanhangers van Don Carlos op dit oogenblik in bijzonder gunstige omstandigheden verkeeren. Zij hebben, tegenover de Republiek, 't prestige der legitimiteit aau hunne zijde; en wat nog meer zegt de Spaansche Republiek beschikt feitelijk over geen leger. Zij voeren dan ook den strijd met wezenlijke energie, ennaar toen verzekert met hunne gewone barbaarsch- heid. De inneming van Berga is een feit, dat den Óstand verheft tot deD rang van een burgeroor- Men zegt dat de Regeering, op dringend 'erzoek van Castelar, nieuwe stappen voorbereidt Om de insurrectie te dempen. Totdusver deed zij Wet veel. Doch dat zij thans de zaak ernstig be gint in te zien, dit blijkt hieruit, dat de Maar schalk Serrano geraadpleegd is geworden. "Vereemgde Staten. Volgens de jongste mailberichten uit New-York, heeft de Samana-baai-Compagnie volkomen sou- vereiniteitsrechten over hare West-Indische be zitting. Zij heeft een harer stoomschepen der waarts gezonden, voorzien van alle middelen, om die rechten te doen eerbiedigen. Het hoofdbestuur blijft te New-York gevestigd; generaal Richard Taylor, van het voormalige leger der geconfede- reerden, is tot „gouverneur" van Samanahenoeind kapitein Samuels, van New-York, tot „vice-pre sident." De Compagnie zal hare eigene belastin gen heffen, een fort bouwen met haar eigen gar nizoen, en hare vlag zal van dat fort waaien. Naar men verzekert, heeft president Grant in een bijzonder onderhoud de verwachting te kennen ge geven, dat de Compagnie hare bezittingen binnen 10 of 15 jaren tot zoodanige outwikkeling en bloei zal hebben gebracht, dat de Vereenigde Staten haar gaarne tegen een prijs van 10 a 15 millioen doll, zouden willen anneieeren. TELEGRAMMEN. Petersburg, 3 April. De chef der derde afdeeling van de Keizerlijke Kanselarij, graaf Suwalow, heeft het comité voor de aangelegenhe den van Polen maatregelen voorgesteld ter ver betering van den toestand der naar Polen terug gekeerde, van hun straf ontheven, militaire ban nelingen en emigranten. Weenen, 3 April. De Keizer ontving heden ook de Oostenrijksche delegatie ten gehoore, en gaf op de aanspraak des voorzitters eeu antwoord, gelijkluidend aan hetgeen hij lot de Hongaarsche delegatie heeft gezegd. Bome, 3 April. De Paus is zwaar verkouden en heeft de jicht. Men verzekert echter, dat zijne ongesteldheid niet verontrustend is. De dokters hebben hem geraden eenige dagen geen openbare audiëntie te geven. Restelli heeft in de Kamer het ïapport der commissie over de geestelijke corporatiën inge diend. In de Kamer is beraadslaagd over een ont werp betrekkelijk den gemaal-accijns. Dat ont werp werd verworpen met 296 tegen 183 stern- stemmen. Londen, 3 April. In het Huis der Gemeenten heeft de heer Enfield verklaard, dat de vertoo- gen, tot Frankrijk gericht over het nadeel, voor den Engelschen handel voortvloeiende uit de ver traging, die de aanneming van het handelstrac- taat ondervindt, niet ten gevolge zal hebben dat een surtaxe op de schepen wordt gelegd. Berlijn, 3 April. De Rijksdag beeft bij derde leziug aangenomen het voorstel van Lasker, be treffende de uitbreiding van de bevoegdheid des rijks tot het burgerlijk recht in zijn geheel. Koningsbergen, 3 April. De wegwerkers bij den Oosterspoorweg (BerlijnPetersburg) hebben hedeu den arbeid gestaakt. Zij verlangen het dub bele van het tegenwoordige loon. Versailles, 3 April. In de heden door de Na tionale veigadering gehouden zitting heeft de heer Bérenger eene redevoering gehouden, welke levendig is toegejuicht. De heer Martel las een brief voor van den heer Gréiy, waarin deze zijne aanvraag om ontslag handhaaft en zijne collega's dank betuigt. Martel drukte zijn leedgevoel uit en zeide, dat de vergadeiing hulde brengt aan de vaderlandsliefde en de onpartijdigheid van Grévy. De Minister Goulard zeide, dat de goede orde te Lyon niet bedreigd wordt. Hij zette de rede nen uiteen waarom bij het ontwerp der com missie aannam. De heer Ferouillet antwoordde te midden van gedruisch. De Vergadering besliste niet 448 tegen 203 stem men, dat zij zou overgaan tot de discussie over de artikelen van het ontwerp betrekkelijk Lyon. Morgeu benoeming van een president. Londen, 8 April. Lord Granville heeft in het Hoogerhuis verklaard, dat hij in den afgeloopen herfst vertrouwelijk door den heer Reuter onder- derricht was, en sedert officieel had vernomen, dat de schacb van Perzië concessie had verleend aan dien heer voor den aanleg van alle spoorwegen, telegrafen en kanalen in Perzië. Hij had geenerlei officieel bericht ontvangen, dat Rusland voorne mens was een spoorweg aan te leggen van eene Russische haven naar Kurrochee. Lissabon, 3 April. In de Kamer der Pairs heeft de markies Vallada als zijne uieening te ken nen gegeven, dat de tegenwoordige toestand ver van bevredigend is; naar zijne meening was de troon van Portugal door gevaren omringd en heerschte verdeeldheid iu het land. De president van den ministerraad heeft die rede beantwoord, en betoogd dat Portugal zich in een beteren toestand kan verheugen dan verscheidene andere natiën van Europa. Hij zag de gevaren, waarvan de heer Vallanda gewaagde, niet in. Overigens had de regeering vast besloten, om deinslellingen des lands ongeschonden te handhaven. Luxemburg, 4 April. De Kamer heeft gisteren, met 21 tegen 6 stemmen het wetsontwerp aan genomen, houdende guedkeuring van het oprich ten van een bisdom. LAATSTE BEJEtlCHXEIV. Per telegraaf.) Den Haag, 4 April. In de zitting der Tweede Kamer van hedeu is het ontwerp tot schorsing der aanmunting van zilveren standpen ningen tot 1 November 1873 aangenomen met 55 stemmen tegen 1. Daarna had de interpellatie van den heer Nier- strHSZ over Atchln plaats. De Minister van Ko loniën bevestigde de oorlogsverklaring, omdat Atchin zich bleef wapenen en weigerde de ver langde inlichtingen aau den regeerings-commis- saris te geven. Op de vraag om nadere inlich tingen kon de minister niet dadelijk antwoor den uit gebrek aan schriftelijke en wegens gemis aau volledige telegraphische bescheiden. Zoodra meer positieve, feitelijke berichten bij de re- geering inkomen, zouden die door de Staatscou rant of in de Kamer onmiddellijk worden me degedeeld. De Minister had, in tegenspraak met den heer Nierstrasz, voldoende vertrouwen op onze militaire en maritieme krachten, terwijl ook de vreemde mogendheden met het gebeurde bekend waren en voldoende verklaringen hebben afgelegd. De Kamer is daarna op reces gescheiden. Den Haag, 4 April. Bij koninklijk besluit vau 2 April 1873 No. 23, is aan de heer T. A. Knapen eervol ontslag verleeud als directeur van het postkantoor te Weert, met vrijlating om zich voor zijne aanspraak op wachtgeld te adresseeren. Vóór bun vertrek uit de residentie naar Duitsohland bebben de Prins en Prinses von Wied aan den heer Kemps, stationschef bij den Nederl. Rijnspoorweg alhier, een geschenk aangeboden, bestaande in een prachtige gouden doekspeld, met diamanten omzet, terwijl hem voor het dienst personeel een geschenk in geld werd overhandigd. Bij den Raad van State, afdeeling voor de geschillen van bestuur, zal eerlang worden be handeld het beroep, ingesteld door A. Bequin te Voorburg, tegen een door burgemeester en wet- houdeis dier gemeente verleende vergunning tot oprichting van eene grofsmederij. Vanwege de Haagsche afdeeling der Hol- landsche Maatschappij van Landbouw is heden in het gebouw der Teekenacademie aan de Prin- sessegracbt alhier eene fraaie tentoonstelling van planten, bloemen enz. geopend. Men vindt hier vereenigd een uitgelezen verzameling van planten en bloemen, bol- en knolgewassen niet weinig prijken daaronder de rozen, azalea's, hyaciutheu en tulpen. Ook heeft men hier keur van tuinsie raden en gereedschappen. Zoowel door de leden van het vorstenhuis als door het gemeentebestuur van den Haag door het Hoofdbestuur der Hol- laudsche Maatschappij van Landbouw en vele bijzondere personen is een aantal medailles voor deze tentoonstelling geschonken. Ruim een vijf tigtal personen uit verschillende oorden des lands hebben toezendingen gedaan, terwijl aan velen huuner prijzen zijn toegekend, o. a. eene brou- zeu medaille aan den heer J. Plantfeber te Leiden, als 2de prijs voor de uitgebreidste verzameling bloempotten van aardewerk, eene zilveren medaille en f 10 aan de heeren K. van Nes en zonen, te Boskoop, als 2de prijs voor eene verza meling van 30 coniferen, een zilveren medaille aau de heeren Koning en C°. te Sassenheim, voor een stel hyacinthen op glazen. H. M. de koningin vereerde de tentoonstelling hedennamiddag te 1 uren met een bezoek en aan 11D. werd bij hare komst een prachtig bouquet aangeboden. Onder nadere goedkeuring van den Minister van Oorlog werd heden, in het gebouw van de normaalschietschool, door den eerstaanwezenden ingenieur alhier, aanbesteed 1°. het éénjarig on derhoud van kazernegebouwen2o. het éeujarig onderhoud van de werken3°. eene verving van kazernegebouwen, en 4'. het herstellen van vloeren en goten van kazernegebouwen; alles in den Haag. Voor het onderhoud der kazernege bouwen waren vijf biljetten ingekomen. Minste inschrijver was de heer J. van der Kamp te Leiden, voor 15,900, zijnde 1450 boven de be grooting. Voor het onderhoud van de werken waren mede vijf biljetten ingekomen. Minste in schrijver was eveneens de heer J. van der Kamp te Leiden, voor 2600, zijnde 250 boven de be grooting. Van de drie ingekomen biljetten voor de verving van kazernegebouwen was het minste dat van den heer H. L. Zalnié in den Haag, voor 980, zijnde f 95 boven de begrooting terwijl voor het herstellen van vloeren en goten van kazerne gebouwen vijf biljetten waren ingekomen en minste inschrijver was de heer J. C. Pietersen in den Haag, voor 5349, hetgeen f 269 boven de begrooting was. Daar genoemde heeren, noch een der andere aanwezige belanghebbenden genegen waren de aanbe3teede werken voor de begroo- tingssoinmen aan te nemen, zal bovengemelde uitslag aan de goedkeuring van den Minister van Oorlog worden onderworpen. De commissaris van politie Beukman heeft zich gisteren, op verzoek van den burgemeester van Schoonhoven, naar laatstgenoemde gemeente be geven en heeft eene huiszoeking gedaan in de woning van zekere vrouw B., die met haren man was aangehouden, als verdacht van voorwerpen te hebben opgegraven, die van de vermoorde Mevr. v. d. Kou wen afkomstig konden zijn. De reden tot aanhouding dezer personen bestond daarin, omdat de vrouw, die in bloedverwant schap met Behagel staat, op een weg nabij Scbon- hoven door twee personen is gezien, toen zij be zig was met graven onder eene brug en zij het bij het hooren van onraad onmiddellijk op een loopen zette. De heer Beukman is alhier terug gekeerd, nadat hij de beide aangehoudenen, op wie men geen voorwerpen heeft kunnen vinden, in vrijheid heeft doen stellen. Het Openbaar Ministerie bij den Hoogen Raad heeft heden zijne conclusie voorgedragen iD de zaak van den burgemeester der stad Am sterdam, als voor die gemeente in rechten optre dend^ eischer in cassatie van een arrest van het Provinciaal Gerechtshof in Zuid-Holland, in hoo- ger beroep gewezen, tegen de algemeene com missie van liquidatie der zaken van de voorma lige wees- en momboirkamers, gevestigd in den Haag, verweerderesse en tegen den staat der Nederlanden, medeverweerder. Die voorziening in cassatie was daarop gegrond, dat was gewei gerd aan Amsterdam toe te wijzen een nog al aanzienlijk saldo van rekening, door haar aau de algemeene commissie afgelegd ter voldoening aan art. 4 der wet van 5 Maart 1852 Staatsblad n°. 45), krachtens welke wet de voormalige wees- en momboirkamers zijn opgeheven. En het middel van cassatie had tot strekking te be- toogen dat het onderwerpelijke saldo was ten faveure van den rendaut, de stad Amsterdam, als niet behoorende tot eeuigen boedel of nala tenschap, bij art. 8 der gemelde wet bedoeld. De heer adv.-gen. Romer heeft in de eerste plaats vooropgesteld, dat de stad Amsterdam hier niet optreedt als zoodanig, maar als vroegere be heerster der voormalige weeskamer aldaar, blij kens de duidelijke beslissingen zoowel in eersten aanleg als iu hooger beroep. Hij heeft vervolgens hoofdzakelijk doeu uitkomen, dat het eerstge- tnelde artikel niet bepaalt, dat de rechter het saldo moet toewijzen, veel minder aan den ren- dant van rekeniug, in bet hier opgegeven ge val, zoodat de iu het middel vermelde artikelen 774, 779, 782 en 783 van het wetboek van Burg. Rechtsv. en art. 2, 3, 4, 8 en 19 der wet van 1852 niet kunnen geschonden noch verkeerd toe gepast zijn, door aan Amsterdam, in voorschre ven hoedanigheid, het bedoelde saldo niet toe te wijzen, nadat uitdrukkelijk feitelijk was beslist, dat de fondsen, waaruit het saldo is voortge sproten, en die door haar aau de algemeene commissie waren overgegeven, door haar waren beheerd. Nu is het zeer denkbaar, dat derden recht op die fondsen hadden; maar dat vecht kan, naar het gevoelen van den spreker, in dit geding geen punt van onderzoek uitmaken. Op deze en an dere gronden strekte de conclusie tot verwerping der voorziening in cassatie, met veroordeeling van den eischer iu de kosten. De uitspraak is bepaald op 9 Mei aanstaande. Vervolgens is door denzelfdeu advocaat-ge neraal ook conclusie genomen in de zaak van den Staat der Nederlanden, eischer in cassatie van eeu arrest van het Provinciaal Gerechtshof in Zuid-Holland, in hooger beroep gewezen, tegen den burgemeester van Amsterdam en de alge meene commissie als boveu. Die voorziening is gericht tegen dat arrest, omdat in de eerste plaats aan den Staat zijne vordering tot tusschenkomst in bovengemelde zaak is ontzegd, nadat hij bij vroeger arrest van betzelfde Hof als tusschenko- mende partij was toegelaten; en de Staat hield zijn belang bij deze zaak vol, en bestreed 's rech ters bevoegdheid om, nadat dat belang door de bedoelde toelating vaststond, daarop bij eind-uit spraak terug te komen en daardoor de kracht der gewijsde zaak te miskennen. Met die stellingen kon de heer adv.-gen. voor noemd zich niet vereenigen. Hij meende, dat de in het incassatie-middel opgegeven artikelen 285,286 en 287 van het wetboek van Burg. Rechtsv. en artt. 1953, 1954 en 1958 van het Burg. wetboek geene bepaling inhouden omtrent de gevolgen dier tusschenkomst bij eindarrest, en het oordeel daarover is aau den rechter geheel overgelaten. Hij kan niet aannemen dat de kracht van ge wijsde zaak is miskend bij het dictum van het beklaagde arrest. Met beroep op literatuur en jurisprudentie heeft spreker nader betoogd, dat de rechter vrij bleef, ook na vroegere toelating als tusschenkoinende partij den Staat zijne vor dering tot tusschenkomst te ontzeggen, al ware diens belang bij de zaak aanvankelijk, als bij préparatoire uitspraak aangenomen. Met betrekking tot het tweede middel, tot doel hebbende de bewering dat het bovengemelde saldo in staatskas had behooren te zijn gestort, deed spreker uitkomen, dat het beklaagde arrest niet inhoudt, dat de staat zijn dadelijk belang niet be wezen heeft, zoodat in dit geding over dat belang van den staat niet kan worden beslist. Over het recht van den staat op dat saldo is daarbij niets uitgemaakt, en dus evenmin, onder wiens berus ting het moet blijven. De staat voor zijn sustenu had dan eene zelfstandige vordering moeten in stellen en die aan den rechter moeten onder werpen. Ook omtrent de veroordeeling in de kosten be streed de adv.-Gen. het derde middel en conclu deerde ten slotte tot verwerping der voorziening, met verwijzing van den eischer in de kosten. De uitspraak ook in deze zaak is bepaald op 9 Mei aanstaande.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1873 | | pagina 3