FEUILLETON. N°. 4000. Zaterdag A0. 1873. 22 Februari. LEIDENS BRANDWEER. JAM DE ZWERVER. GinscH DAGBLAD. f PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 8 maandenƒ8.00. Franco per postn 8.85. Afxonderlyke Nommer»0.05. V -Ie- Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVEBTKNTIKN. Voor lederen regel.ƒ0.16. Grootere letten naar de plaatsruimte die i\j beslaan. .Lang gewacht, maar toch gezwegen; Nooit gedacht, en toch verkregen." Dat kan uien wel zeggen van de stoombrand- I spuit, tot welker aanschaffing onze Gemeenteraad, vooral door krachtige aansporing van den wet- 1 kouder, den heer Stoffels en de raadsleden, da I heeren Prof. Buys en Krantz, zij het ook met I een meerderheid van slechts één stem, den 6den dtter heelt besloten. Reeds sedert jaren toch was door velen met I verlangen uitgezien naar het oogeüblik, waarop I Leiden in het bezit van zulk eeü stoombrandspuit zou komen en zonder nu te beweren dat de ge- meenteraad, met voorbijgang van de wenschen I der ingezetenen, het belaDg van een goede brand- weer heeft gering geschat of veronachtzaamd, is het toch eeo feit, dat onze brandbluschmiddelen L op verre na niet voldoende zijn. Van daar dan ook dat wij, met groot genoe- gen, liet besluit van den Raad vernomen hebben; eu nóg meer verheugt het ons, dat, op voorstel var den heer Buys, is besloten aan Burgemeester en Wethouders over te laten een geheele reorga nisatie van het brandwezen voor te dragen. Bet zij ons vergund van deze scboone gelegen heid gebruik te maken om aan dit zoo gewichtig gemeentebelang een korte beschouwing te wijden. Rn al dadelijk vangen wij dan aan met onze teleurstelling te uiten, dat het dagelijksch bestuur de hem opgedragen laak blijkbaar gering schat, - vermits nu reeds alles heet te zijn overwogen, althans een voorstel gereed en aan de commissie Kvoor de financiën vei zonden is als men nu toch t verbeteren, dan doe uien het op afdoende I wijzeals men een nieuwe organisatie wil, dan gf. Lesluite men, eens voor goed, tot een doelmatige, doortastende hervorming; en deze kan in weinige dagen niet gereed zijn Dat zulk een geheele reorganisatie geld zal isten, wie zal 't ontkennen? Maar is er ook wel haast een zaak aan te wijzen, waarvoor financieele offers meer gerechtvaardigd zijn dan voor de middelen om groote rampen te voorko- ien? Kuoneo, uit eeu tiuancieel oogpunt, naast s kosten van onderwijs en medische politie, e uitgaven voor de rust der burgers, voor de eiligheid vau personen en goederen niet als de oornaamsten worden beschouwd? Men vrage et den belastingschuldige eens: of hij niet gaarne :en geringe verhooging van zijn aanslag zich ge troost, wanneer hij zeker is daardoor meer be- eiligd te zijn tegen brandgevaar; bet antwoord :al ongetwijfeld in onzen geest zijn. Evenwel: de geldquaestie weegt hier weinig f niet; de burgemeester beeft dit erkend en demand heeft dan ook bepaalde bezwaren van financieelen aard geopperd. Tegen de stoombrand spuit is alleen aangevoerdaan de eene zijde ge- te mis aan noodzakelijkheid, aan den anderen kant gebrek aan doelmatigheid van zulk eeu werktuig, bet eene bezwaar is even ongegrond als 't andere. De noodzakelijkheid laat zich gemakke lijk verdedigen. In 1871 hadden hier 9, in 1872 voudeu 12 branden plaats, die allen spoedig wer den gebluscht eo geen groote schade veroorzaak ten daarvoor was dus zoo zeggen sommigen geen stoomspuit noodig. Doch voor eenige jaren kwam een brand voor, die de fabriek van de heeren Heijder en C°. geheel te gronde richtte en dus wél belangrijk nadeel berokkende. Zou die brand zulke ernstige gevolgen hebben gehad wanneer een stoomspuit daarbij water bad ge geven? Wij zullen, wij kunnen die vraag niet beantwoorden; maar toch is bel niet gewaagd, wanneer wij beweren dat zelden groote branden voorkomen, waar een stoombrandspuit spoedig in werking wordt gebracht. Daarvan is reeds her haaldelijk het bewijs geleverd en het ligt o. i. ook voor de hand. In elk geval, waDneer de doel matigheid vaststaat van een stoomspuit en er behoefte is aan vermeerdering van brandblusch middelen, dan is van zelf de uoodzakelijkheid der aanschaffing bewezen. En die doelmatigheid kan niet worden ontkend. De capaciteit vau een goede stoombrandspuit is zeer groot; zij werkt vlugger, krachtiger en is spoediger gereed om water te geveu dan eeD andere spuit; zij vordert een gering personeel en levert, wanneer zij slechts van een goede con structie is en behoorlijk wordt onderhouden, geenszins de gevaren op, die sommigen er zich van voorstellen; wij beroepen ons op de spuit in de residentie. Doch waartoe verder over de doelmatigheid en noodzakelijkheid van een stoombrandspuit ge sproken? Zij zal er komen en dat is wat wij wenschen. Wij verlangen echter meer: een geheel vol doende inrichting der brandweer. Laat ons zien wat daarvoor vereischt wordt. Id eene stad als de onze kan men, wanneer er een stoombrandspuit is, gevoegelijk volstaan met nog een zestal degelijke handspuiten, ieder bediend door HO spuitgasten. Echter moet men niet alleen op het blusscben van brand, maar ook, en vooral, op het redden van personen en goederen bij brandgevaar bedacht zijn en daartoe missen wij hier ten eenenmale het noodige ma terieel. Geen brandladders zijn hier bij de brand weer bekend en toch zijn ze zoo nuttig; toch is 't zoo bij uitstek doeltreffend om, uiet behulp van zulk een ludder, uit zoldervensters of hooge ver diepingen, persouen en goederen uit de vlammen te kunneD redden, door ze eenvoudig in den zak te werpen, die aan de ladder bevestigd is. En als men werkelijk tegen alle eventueele teleur stellingen bij gevaren zich zooveel mogelijk wil wapenen, dan volge men het voorbeeld van de grootere steden en voorzie elke gewone spuit van een dubbel stel slangeD en gereedschappen. Dat alles kost geld, herhalen wij, maar het geeft een groote mate vau gerustheid aan de in gezetenen. Men bewere toch niet dat hier niet zoo vaak een hevige brand ontstaat, want zulk een redeneering houdt geen steek. De heer Buys beeft dat quasi-motief in den Raad op uitstekende en zeer gegronde wijze beantwoord door de tegen werping dat men de brandweer moet verbe teren voor hetgeen gebeuren kan, niet voor wat reeds gebeurd of vergeten it. In een volgend nummer znllen wij eens nagaan, wat er dan wel moet worden aangeschaft om onze eischeo te bevredigen, wanneer men let op hetgeen de gemeente reeds bezit. LEIDEJI, 21 Februari. Door den Minister van Oorlog is aan de corp sen kennis gegeven dat bet voornemen bestaat om in de maand Mei van dit jaar, in verband met bet bepaalde bij 8 der ministerieele aan schrijving vaD 7 Mei 1870, No. 90 I, in den Haag een examen te doen afnemen van officieren die voor een plaatsiDg als militair onder-iDteDdant der 2de klasse iD aanmerking wenschen te komen, voor welke betrekking hoogst waarschijnlijk twee plaatsen beschikbaar zullen zijn. Na afgelegd examen zijn van het 5de reg. infan terie tot den hoofdcursus te 's-Hertogeobosch de volgende onderofficieren toegelatensergeant Leen- derts, sergeant Bal, sergeant-titulair ten Boscln sergeant Bosschart en sergeant T.iale. Onze correspondent te Breda schrijft ons „De ziekenvader-proselietenmaker Verweij uit het garuizoens-hospitaa! is door den Minister van Oorlog verplaatst als tweede ziekenvader naar 's-Gravenhage. Officieele berichten uit Baflo be vestigen, dat Kuijsinga eu zijne ouders, broeders en zusters allen Protestaotsch waren en bij slechts heimelijk R. K. gedoopt kan ziju. Het request van de geestelijken alhier, om het lijk te mogen opgraven eu naar 't R. K. kerkhof te doen overbrengen, is alzoo van de hand ge wezen en de militaire autoriteiten zijn in hunne rechten gehandhaafd." (TV. H. Cl.) De Slaatict. van 21 Februari behelst een Kon. besluit, dd. 19 Februari, waarbij aan artikel 3, lste alinea, onderdeel A, van het besluit van 22 Mei 1867, n°. 51, de volgende alinea wordt toe gevoegd „Bij transport met de schepen van de Stoom vaartmaatschappij Nederland echter wordt betaald voor een passagier der tweede klasse op verbe terden voet f 250, en voor eeu passagier der tweede klasse f 140; de Maatschappij verstrekt alsdau de vereischte kooi- en baksgoederen, enz." En aan art. 3, lste alinea, onJerdeel B, van hetzelfde besluit, wordt de volgende alinea toe gevoegd „Bij transport met de schepen van de Stoom vaartmaatschappij Nederland echier wordt betaald voor een passagier der tweede klasse op verbe terden voet f 424, en voor een passagier der tweede klasse f 282 de Maatschappij verstrekt alsdau de vereischte kooi- en baksgoederen, enz." De Minister van Oorlog brengt, als eeo ver volg op de aankondiging in de Slaatt-Couranl van 4 dezer, ter kennis van belanghebbenden, dat de toelage der studenten voor den geneeskundi gen dienst in de koloniën op f 700 'sjaars en de bezoldiging der studenten voor den genees kundigen 6D pharmaceutischen dienst hier te lande op f 500 'sjaars zijn bepaald, een en ander te rekenen met 1 October a. s. De afdeeling voor Wis- en Natuurkundige We tenschappen der Koninklijke Academie van We tenschappen zal eene gewone vergadering houden op Zaterdag den 22sten Februari e. k., des namid dags te kwartier over twaalven, in het gebouw der Academie (Trippenhuis) te Amsterdam. De Minister van Financiën maakt bekend dat bij bern ontvangen is een postwissel groot f 18, door een onbekende te Tlst onder de letters N. N. tot voldoening van te weinig betaald recht inge zonden. De gewone audiëntie van den Minister van Bin- neulandscbe Zaken zal morgen niet plaats hebben. Z. M. heeft benoemd bij 's Rijks Museum te Amsterdam: tot eersten opzichter, ter vervanging van H. A. Klinkhamer, overleden, W. J. M. En- gelberts, thans tweede opzichter; en tot tweeden opzichter, F. Molenaar, te Amsterdam. Z. M. heeft aan Mr. D. van Laer,opzijn daartoe gedaan verzoek, met iugang vau 1 Maart 1873, eervol omslag verleend als griffier bij het kanton gerecht te üldeberkoop. Z. M. heeft goedgevonden, tot belooning der genen van de zee- en landmacht in Nederlandsch- Indië, die zich alsnog hebben onderscheiden ge durende het eerste tijdvak der expeditie in Deli (noordoostkust van Sumatra), loopeude van 14 Mei tot 12 Juli 1872, te benoemen tot ridder der 4de klasse van de Militaire Willemsorde: a. van de zeemacht: den officier van gezondheid der2de klasse J. C. D. Steendijk; en den luit.-ter-zee 2de kl. J. F. M. Lange; 6. van de landmacht: den 2den luit. der artillerie K. A. M. van Meurs; en den sergeaut der infanterie J. C. Burghard; en bij afzonderlijke dagorders, zoo in Iudië als in Nederland, eervol te doen vermelden; a. van de zeemacht: den luit.-ter-zee 2de kl. H. J. J. Kempe; den 2den stuurman D. Westdyk; den schiemans maat D. Christian!den konstabel H. Braggaar; en den machinist 2de kl. H. Schaap; b. van de landmacht: den serg. der artill. F. S. Janssen; den serg.-maj. M. van de GeDugten; en den kor poraal J. U. Gygli (beiden van de inf.); den kor- poraal-hospitaalbediende J. Hollebrandse; en den faselier A. Pecekolom. BINNENLAND. Amsterdam, 20 Februari. Bij gelegenheid der gehouden parade op 's KoniDgs verjaardag heeft de uitreiking plaats gehad der gouden medaille voor 86jarigen trouwen dienst aan den geweer- Vervolg). «O! is het de hond van Jan," zeide de briga- |e'; „ik heb bijzonder veel lust om hem krijgs zangen te maken; wat denkt gij daarvan, Jirard?" [rik zou niet weten wat gij met dat kwade fest moest beginnen, brigadier," antwoordde de éndarme, die niet veel zin had om de zaak tot pt uiterste te drijven met een hond, wiens oogen vurige kolen schitterden„Hij kan niets Ln last veroorzaken." l»Daar valt mij iets in," zeide de brigadier plecht- Btig, den vinger aan zijn voorhoofd brengende; jvij moeten ons dadelijk van hem meester laken." [Dit viel niet gemakkelijk; Maripan stelde zich te weer, alvorens den aftocht te blazen, I naar eindelijk, door de behendigheid van Bérard en ondanks eenige schrammen, moest bet dier tób onderwerpen, en volgde de overwonnene, behoorlgk gemuilband, de overwinnaars, met han gende ooren en den staart tusschen de beenen. De brigadier hoopte door Maripan's uitnemenden reuk Jan op bet spoor te komen en hem onver hoeds te vatten. Daartoe moest in de eerste plaats de hoDd door een zachte behandeling in een goede stemming gebracht worden, en werd Maripan aan de bijzondere zorgen aanbevolen van de vrouw des brigadiers, door wie hij weldra getemd werd met lekkere hapjes. Het is treurig, maar waartoe het niet te bekennen? Maripan was binnen korten tijd bijna onkenbaar; zijn afschuw van deFran- sche gendarmerie was zoo zeer verminderd, dat Bérard gerust hem streelen kon. De hond was voor het vrije leven verloren, en de ketting waar men hem aan had vastgelegd was Diet meer noodig. Bij zijn terugkomst van Savooie, vernam Jan spoedig door zijne vrienden met hoeveel ijver men hem vervolgd had, maar hij scheen er geeo acht op te slaan. Hij had; voor Félise eene ruime, bijDa ongenaakbare grot opgezocht, die alleen aan enkele jagers bekend was, en was toen weer als van ouds aan het stroopen en smokkelen gegaan. Er was geene verandering in zijne leefwijze ge komen, dan dat hij niet meer zooals voorheen nu bier dan daar sliep, naardat bet uitkwam, en dat h(j veel minder vertrouwelijk en veel achter dochtiger was gewor ten. Het verlies van zijn hond ging hem vooral aau het hart, en hij was geheel in ODtnin geraakt met Christol, den zwak ken, zoo niet ontrouwen bewaarder. Hij ging zel den meer naar het dorp en nam zijn godsdienst bij voorkeur op de kruioeu waar. De brigadier daarentegen scheen zijn vervolging geheel opgegeven te hebben. De eerste sneeuw was gevallen; de Mont-Ventoux was geheel wit tot ver beneden de denneobosschen. Jan begaf zich naar Maraval, vreezende dat Félise, die in gezegende omstandigheden verkeerde, te veel van de strenge koude en d> u bevigen wind zou te lijden hebben. Te Maraval was het zachter, en daar zou hij alleen wat meer op zijne hoede moe ten zijD. De Kerstnacht kwam, zonderdat er iets bijzon ders voorviel. Jan en Félise waren blijven waken iu het hoekje van hun door de natuur gevormden haard, afwachtende tot de klokkeD van het dorp begonnen te luiden, om zich in gedachten met de geloovigen te vereenigen en zoo goed mogelijk Jezus' geboorte te herdenken. Inmiddels gisten en spraken zij over allerlei. „Ik kan het niet gelooven, dat Quinze-Ouces u verraden heeft," zeide Félise. „Waarom toch zou bij u verkocht hebben? Welk voordeel zou bem dat kunnen aan brengen V' „Ik weet het niet," antwoordde Jan „maar ik zal het wel vroeg of laat te weten komen. 01 die kleiüe schurkZonder hem zoudt gij op dit uur met mij gearmd, met opgeheven hoofd, op weg zijn naar de kerk, en rustig uw bevalling tegemoet zien in het huis van uwen vader 1" „Dat is waar," sprak Félise bedroefd. „Mijn arme vader! hoe zal hij het toch nu maken, zon der mij?" „Hij is zeer wel; de pastoor, dien ik van avond nog gezien heb, is bem tegengekomen, toen hij uit de kerk kwam, vroolijk eo even als altijd. Uw vader is er trouwens ook een, wiens gedrag mij wel eenmaal zal opgehelderd worden, als het God behaagt!" „Gij ziet overal verraders, Jan." „Die zijn er ook overal, LiseDie Christol, wat behoefde hij aan de gendarmes te zeggen, dat Maripan mijn hond was? Dat noem ik verraden 1" „Arme Maripan I" zeide Félise, „het was een goede hond, en ik betreur hem." „Zeker, 't was een goede hond, zooals er bijDa geen tweede te vinden is. Ik kan mij niet ver beelden, dat bij waarlijk voor ods verloren is, en ik verwacht altijd, dat hij hier zal terugkomen, met de stukken van zijn kettiDg aan den bals. Wat kan die vervloekte brigadier met het dier gedaan hebben?" [Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1873 | | pagina 1