N°. 3992.
Donderdag
A0. 1873.
13 Februari.
K.liiva.
JAM DE ZWERVER.
IEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJg DEZER COURANT.
Voor Leiden p«r 8 maandenƒ8.00.
Franco pw P03*
8.85.
Afxonderlyke N om men^-^5-
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIEN.
Voor icdaren regelƒ0.15.
Grootere letten naar de plaatsruimte die sg beslaan.
i.
Khiva-lii.
Deze geestige woordspeling las men voor korten
tijd oöder een even vernuftige caricatuur in de
LondeDsehe Punch, het blad dat steeds van alle
feiten wan den dag zijn eigenaardig gebruik weet
te maken. Het stelde lord Granville voor als een sol
daat van hetEugelsch leger, als een verlaten schild
wacht zich met geveld geweer moedig tegenover
een bende Kozakken met afschrikwekkende tro-
niëu werende.
In Üeze ironische voorstelling vertolkte het blad
op treffende wijze de verhouding tusschen Enge
land en Rusland, flet groote rijk nadert, met
reuzenschreden en vau alle zijden, dichter en
dichter Afghanistan en daarom vraagt men zich
in Engeland niet ten onrechte af, wat daar tegen
over behoort te worden gedaan.
Wat is er toch gebeurd? Tijdens den Krim-
oorlog waren de Russische voorposten van de
grenzen van Afghanistan gescheiden door den ge-
beelen Turkestan met zijn ontzaglijke steppen.
Sedert dien tijd verminderden de onophoudelijk
plaats gehad hebbende expeditiëu dien afstand
belangujk. De \erschillende landjes, Khanats ge
beden, zijn beurtelings overmeesterd en de laatste
dezer Khauats in Cenlraal-Azië, Khiva, wordt op
dit oogenblik bedreigd en daardoor zooveel be
sproken dat wij er in het bijzonder de aaudacht
onzer lezers wel op meeneu te mogen vestigen.
Reeds onder de regeering van keizer Nikolaas I,
in 1S54, (dus éeu jaar vóór diens overlijden)
werd Khiva ook reeds door een legerafdeeling,
onder bevel van Ueu Russischeu generaal Fero wski,
genomenof, laat ons liever zeggen, de generaal
had er zich met zijn soldaten heeu begeven, was
in lici land doorgedrongen en wilde bet in bezit
nemen, toen de bevolking, woest en wreed, jegens
Rusland vooral, de troepen op een zoodanige wijze
mishandelde, dat Rusland voor goed het plan
scheen te zullen laten varen om liet betrekkelijk
kleine Khiva nog le overmeesteren.
Doch de toekomst laat niet zich door de beslis
singen van het verleden bebeerschen. Want ziet,
voor eenige maanden veroorloofden zich de Khi-
vans bij de Kbirgbiz, een naburigeu stam, op erger
lijke wijze te gaan huishouden, zij namen al de
goederen mede, die zij konden machtig worden,
voelden verschillende onderdanen van den Czaar
gevankelijk met zich mee, koitom: maakten het
uer regeeting van Rusland tot eeD zaak van eer,
om een nieuwe expeditie naar het woelig plekje
in den Turkestan te zenden.
Deze expeditie, die geen ander doel had dao
de bevvouers van deu Kbanat eens duchtig te
kastijden en daardoor de herhaling te voorkomen
van tooueelen als waarvan wij zooeven gewaag
den, vertrok ouder bevel van koloDel Markosoff.
Zij bestond uit uiet minder dan 14 compagnieën
infanterie met artillerie en eenige sotnias (batal
jons) kozakkeuzijn plan uiislukle echter, want
de Kliivans, die, waarschijnlijk een gevoelige les
wachtende en dus op hun hoede waren, over
vielen den commandant, maakten zich meester
van de kameelen, die zijn benoodigdheden voor
de expeditie droegen en dwongen hem, in éen
woord, spoedig den aftocht te blazen.
Niets is natuurlijker dan dat de gemoederen
te St. Petersburg door deze feiten niet tot kalmte
werden gestemd. Dadelijk vergaderde de minis
terraad; vorst Gortscbakoff, die steeds een vredes
politiek bevordert waar dit slechts mogelijk schijnt,
trachtte te betoogen, dat bet zenden der expeditie
reeds voldoende en een tweede dus onnoodig was.
Toch besloot de ministerraad, niet zonder heftige
en langdurige beraadslagingen, een leger van
12,000 of 15,000 man naar Khiva te zenden onder
bevel van generaal Kauff'mann, die dan ook reeds
in 't begin der maand is vertrokkenhoezeer hij
zich ook tegen die nieuwe expeditie verzette
vorst Gortschakoff moest, tegenover de meerder
heid van den ministerraad, het onderspit delven.
In Engeland wist men niets van het échec door
Markosoff geleden en evenmin van de nieuwe
expeditie van generaal Kauffuiann, een der dege-
lijkste opperoflicieren van 't Russische leger. Zoodra
werd echter dit een en ander door de steeds goed
ingelichte diplomatieke agenten ter kennis van
het kabinet van St. James gebracht, of lord Loftus,
de Engelsche gezant le St. Petersburg, overhan
digde aan de regeering, waarbij hij was geaccre
diteerd, een beleefde, maar zeer duidelijke nota
van zijn gouvernement, waarin het le kennen
gaf dat het niet ingenomenheid, in het belang
der beschaving, de vorderingen gadesloeg, die
Rusland in Centraal-Azië maakte; dat die inge
nomenheid echter aan de oevers van de Amu
(of Oxus) eindigde en dat, zoo Rusland zijn wapens
uitslrekte in de vorstendommen, (en zuiden van
dien stroom gelegen, waarouder Khiva behoort
vorstendommen waarvan de souverein van Af
ghanistan zich den eigendom toekende Enge
land daarbij niet lijdelijk mocht blijven toezien;
met andere woordeD verklaarde dus het Engelsche
gouvernement: zoo gij uw handen naar Khiva
uitstrekt, wee dan, beef voor Engeland Het is
niet te verwonderen dat uien te St. Petersburg,
waar men zulke taal van het Britsche rijk niet
gewoon is de verhouding tusschen Engeland
en Rusland is in de laatste jaren steeds couleur
de rose door die bedreiging niet op ziju ge
mak was.
En de ongerustheid van Ruslaod's zijde was
zóo groot, dat men, hoeveel eerbied in de regee-
ringskringen ook werd gekoesterd voor het talent
en de omzichtigheid van lord A. Loftus, een bui
tengewonen weg koos om met het Engelsche
gouvernement tot eeo vredelievende oplossing der
zaak te komen. Onze lezers weteu, dat de graaf
Schouwaloff, dien men als een der kundigste staats
lieden van Rusland beschouwt en die bovendien
hoog staat aangeschreven bij den Keizer, naar
Engeland werd afgevaardigd als buitengewoon
zaakgelastigde.
Lord Granville was, gelijk men juist in't tegen
woordig seizoen in Engelaud gewoon is, op zijn
buitengoed, het kasteel van Walmer en de Rus
sische diplomaat wilde aau zijn bezoek geen
officieel, maar een vertrouwelijk karakter geveD.
Hij begaf zich dus niet naar Londen, maar naar
Walmer.
LEIDEN, 12 Februari.
De Tweede Kamer der Staten-Generaal is tot
hervatting barer werkzaamheden bijeengeroepen
tegen Woensdag 26 Februari a. s.
Door den Minister van Binnenlandsche Zaken
is, onder dagteekeniDg van den 3deu Febiuari
jl., de volgende circulaire gericht aau de Gedep.
Staten der onderscheidene provinciën
De Minister van Oorlog heeft mij zijn verlan
gen kenbaar gemaakt, om, in bet belang van de
verdediging, steeds zoo Dauwkeurig mogelijk be
kend te zijn met de in het Rijk aanwezige midde
len van vervoer, meer bepaald wat de stoom-
booten betreft.
Tea einde aan dat verlangen te kunnen vol
doen, heb ik de eer u te verzoeken, mij te doen
toekomen eene gedetailleerde opgave van alle
stoombootdieDSten (zoo voor goederen- en per
sonen-vervoer, als sleepdiensten), waarvan de
concessionarissen in uwe provincie domicilie heb
ben, hetzij de vergunning tot de uitoefening van
den dieüst hij ministerieele beschikking of bij
besluit van uw College is verleend, met nauw
keurige vermelding van -. 1. de namen der con
cessionarissen 2. den aard en de strekking van
den dienst, met opgave der plaatsen tnsschen
welke zij wordt uitgeoefend 3. de beschikkin
gen ot besluiten, waarbij de vergunningen zijn
verleend of gewijzigd4. de namen der in de
diensten gebezigde booten, met opgave van hare
lengte en breedte, deu diepgang (geladeD)eu het
aantal paardenkrachten 5. het aantal personen,
lat in eens met elke van de booteu kan worden
vervoerd; 6. het aantal persouen en paarden (ca
valerie), dat in eens met elk vau de booten kan
worden vervoerd; 7. de plaatsen, welke door de
booten worden aangedaan, waar vaste aanleg-
bruggen of hoofden zijn, geschikt tot in- of uit
lading van paarden.
Ten einde voorts de aldus te verzamelen ge
gevens zooveel mogelijk volledig te houden, ver
zoek ik u verder, telken jare, op 1 Januari, eene
opgave aan mijn departement in te zenden van
alle veranderingen, welke ten aanzien van de
bestaande stoomhootdieusten hebben plaats ge
had, en in het bijzonder van de nieuw verleende
vergunningen.
De Nederlandsche Regeering heeft er zich bij
den Rijks-kanselier over beklaagd, dat eene bende
Zigeuners door de Pruisische overheden over de
Nederlandsche gienzen is gebracht, hoewel die
bende niet van Nederlandsch grondgebied in Prui
sen gekomen was en de bedoelde maatregel even
min noodig was om de Zigeuners langs den kort-
sten weg te doen terugkeeren naar de plaats waar
zij te huis behooren. Dientengevolge heeft de Prui
sische Minister van Binnenlandsche Zaken de
grensambtenaren aangeschreven om nauwkeurig
toe te zien, dat over de grenzen te brengen vreem
delingen alleen daarheen gebracht worden, waar
zij te huis behooten of van waar zij hunne woon
plaats het best kunnen bereiken.
Met België heeft onzerzijds ook eene wisseling
van Zigeuners plaats gevonden. Een bende, die
hare temen in Limburg had opgeslageD, werd
door de maréchaussée over de grenzen gezet, doch
den volgenden dag was zij weder op ons grond
gebied, daar de Belgische polite op denzelfden in
val was gekomen. De lieden zijn nu in een der
kazematten te Maastricht gehuisvest, totdat hunne
reisroute zal bepaald zijn.
Liet de opkomst van het publiek bij gelegen
heid vud het armenconcert, door Sempre Crescendo
ODlangs gegeven, te wenschen over, niet alzoo
was dit het gevat bij bet concert, dat gisteravond
door dit gezelschap onder leiding van den be
kwamen directeur, den heer A. J. Wetrens, onzen
stadgenooten werd aaugeboden. Immers, voor een
zeer talrijk en uitgelezen publiek werd bet
scboone programma op flinke wijze uitgevoerd.
Mejuffrouw EuimaBrandes vervulde zeker niet een
gering gedeelte er van. Met gevoel en nuauceering
droeg zij het „Concert (A-moll)" vau Schumann, be
nevens de „Arabeske", mede van Schumann, het
„Scherzo op. 16" van Mendelssohn en het „Rondo
(C dar)" van Weber voor en door haar spel wist
zij hare hoorders zoodanig te boeien, dat zij her
haaldelijk werd teruggeroepen. Na hetgeen wij
echter in ons nummer van eergisteren reeds ge
zegd hebben, achten wij het overbodig nogmaals
omtrent haar optreden alhier in het breede uit te
weiden zij heeft onze verwachting van dit concert
volkomen gerechtvaardigd en wij maken er daarom
•net genoegen melding van, dat haar na af
loop der uitvoering door heeren commissarissen
het eerelidmautschap van 5. C. werd aangeboden.
De heer F. Gross gaf in zijne verschillende
voordrachten, als de „Romance uit de Euryanthe"
van VVober, „Ich grolle nicht" van Schumann, en
„Die Nachtigall sass im Laub und sang" van
Oscar Paul, herhaaldelijk bewijzen van veelzij
dige ontwikkeling; hij bezit een krachtig ba
riton-geluid.
Het orkest vervulde op flinke wijze zijne taak.
Zoowel de 2de syuiphouie van Schumann, als
de ouverture „Friedensleier" van Reinecke, die
hier voor de eerste maal werd uitgevoerd, en de
ouverture „Egmond" van Beethoven werden met
aplomb ten gehoore gebracht. De uitvoering ge
tuigde van goede studie.
Wel voldaan verliet ongetwijfeld een ieder de
concertzaal en gewis zijn wij de tolk van allen
wanneer wij hier een woord van dank toebrengen
aan het gezelschap Sempre Crescendo, voor het kunst
genot, ons gisteravond aangeboden.
In de eerste helft der maand Januari zijn aan
het postkantoor alhier de volgende brieven be
zorgd met onbekende adressen
Mej. U. E. Arendts, W. T. de Ridder, J. van
Musscher, J. Zitman, Msj. P. M. Taverne, C-
Vervolg).
„W el 1" zeide de aruie jongen, bevende bij het zoo
spoedig verdwijnen van zijn droombeeld,„zooduur?"
„Dat weet gij uiet half. Gij moet verstandig
zijn, jongen. Ik had ook gaarne een mooi mes
gehad op uw leeftijd, en ik was nog wel een
boereuzooD, en nooit zou mijn vader het in de
gedachte gekregen hebben zoo'n mes voor mij te
koopeu voordat ik geloot had en wie weet,
als ik niet vrijgeloot had
„Nu," zeide Quinze-Onces ontmoedigd, „dan zal
ik er maar niet aan denken."
„Wel!" hernam vader Martijn, die den jongen
graag wilde maken, „gij weet wat ik u gezegd
heb: eerst zullen wij de geit verkoopen en wat
er meer van komt dan 10 kronen, dat is voor u.
Zijt gij daarmee tevreden?"
Quinze-Onces wist niet juist hoeveel waarde
de 10 kronen vertegenwoordigden, maar 't was
zeker een groote som en als zij maar een klei
nigheid meer bedroeg, dan was aaD ziju grooten
wensch voldaan. Hij keek de geit eeus aau, lachte
haar toe en streelde haar, en woog haar uier op
de hand, want men had wel gezorgd haar niet
te melken, zooals licht te begrijpen is. „'t Is
in alle geval een mooie geit," mompelde hij, „die
haar geld wel waard is. Ol groote heilige Simon,
maak dat wij haar voor meer dan tien kronen
verkoopen
Koortsachtig van begeerlijkheid en hoop op
winst, zocht Simon Quinze-Onces zich een plaatsje
uit op de markt, waar reeds koopers vao alle
kanten kwainen opdagen.
Wie zal kunnen zeggen wal hij leed, gedurende
eeD uur of drie, terwijl men voor zijn koopwaar
de schouders ophaalde? Het was of uien het er
om deed; of men voor zijn geit alleen bleef staan
om er allerlei kwaad van te zeggen; de besten
nog liepen voorbij zonder er acht op te slaan.
Quinze-Onces kreeg het benauwd en had moeite
om zich in te houden. De markt liep ten einde,
de koopers gingen langzamerhand heen en de
arme jongen dacht uiet huivering om met het
oude uitgehongerde geraamte terug te moeten
gaan, waut de geit was inderdaad niets aDders.
En dan zijn mooie mes met het hoornen heft I
Ja, 't was nu er mee uit! Wat een misrekeningI
Op het laatste oogenblik, en zonder twijfel door
tusschenkomst van deu grooten heiligen Simon,
deed zich een kooper op. „Wat kost die geit,
jongen?"
„Vijftien krooeu," antwoordde deze, met wan
hopige onbeschaamdheid.
„Kouil dat is mij te duur...."
„Wel!" zei Quinze-Onces, met een greintje hoop,
„wat is het beest u dan waard?"
De kooper was een burgerman uit den omtrek
die nooit een geit gekocht had. Hij schudde wel
met het hoofd, alsof hij een kenner was, maar
vader Martijn liet zich er niet door verschalken;
hij wist met een oogopslag met wien hij te doen
had. „Dat is een buitenkansje voor u," zeide
hij; „ik moest in de stad zijn en heb mijn jon
gen alleen hier gelaten, anders was de geit zeker
al verkocht. Wat is er vau uw verlangen? Een
goede geit, niet waar? en vooreen zieke misschien."
„Ja," stamelde de man, „voor mijne arme vrouw."
„Gij hadt niet beter kunnen treffen, mijnbeer
ze is goedig, mak, volgt u als een hond, eet uit
de hand. En wat een melk! De dokter zal unok
wel gezegd hebben, dat men de zieken geen melk
moet geven van al te jonge geiten, er is niets
gevaarlij kers."
De man, overbluft door dat gepraat, voelde reeds
in zijn zak, maar besloot uiet boven de vijfen
twintig francs te gaan.
„Kom," zeide vader Marlijn, „wij willen niet
langer talmen; had ik mijn vrouw niet beloofd
haar geld mee te brengen, dan zou ik u het dier
niet hebben afgestaan. Neem het voor dertig francs
en een kleinigheid voor den jongenmaar, bij
mijn zaligheid, dat is mijn laatste woord 1"
De koop werd eindelijk gesloten, en dejODgen
kreeg tien stuivers. „Daar kan men bij den mes
senmaker niet veel voor krijgen," zeide vader
Martijn, „maar wij hebben de geit goed verkocht,
en ik zal het ontbrekeode bijpassen."
De jongen kon zijn ooren niet gelooveu, de edel
moedigheid van zijn meester trof hem diep.
Toen men bij den koopmau kwam, outuioette
vader Martijn er den brigadier. Zij groetten elkaar
en Martijn zeide tot hem knipoogend: „ik weet
een nieuwtje voor uwij zullen een flesch drin
ken bij den grenadier, dau kunnen wij eens
praten."
„Tot uw orders," antwoordde de brigadier,
„over een kwartier kom ik bij u."
Het bleek, dat het goedkoopste mes met een
bouien heft niet minder dan dertig stuivers kostte.
Vader Martijn hield zich alsof hem het vel over
de ooren werd gehaald, en om meer waarde aan
zijn opoffering te geven, verzekerde hij bij alle
heiligen, dat hij niet boven de vijfentwintig stui
vers zou gaan. (Word! vervolgd.)