Zaterdag
30 November.
FEUILLETON.
N°. 3931.
A0. 1872,
HET VISITEKAARTJE.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00.
Franco per post„3.85.
Afzonderlijke N ommenn 0-05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIEN.
Voor lederen regel7ƒ0.15.
Grootere letten naar de plaatsruimte die zij beslaan.
STADS-BERICHTEN.
De BURGEMEESTER, Hoofd van het Gemeen
tebestuur van Leiden, doet te weten, dat aan den
Ontvanger der directe belastingen alhier is ter
nad gesteld een, op den 27sten dezer maand,
avorderbaar verklaard kohier van het patentrecht,
«rer het dienstjaar 1872 en 1873, tweede kwartaal,
erwijl ieder verplicht is zijnen aanslag, op den bij
i Wet bepaalden voet, te voldoen.
En wordt deze door plaatsing in de Leidsche Cou
rant afgekondigd.
De Burgemeester voornoemd,
v. d. BRANDELER.
Leiden, 29 November 1872.
LEIDEN, 29 November.
In een aan de Tweede Kamer aangeboden
vvets-ontwerp tot verhooging van Hoofdstuk V
der Staatsbegrooting voor het dienstjaar 1872 komt
eene verhooging ad 90.000 voor ten behoeve der
in 1873 te Weenen te houden wereldtentoonstel
ling van voortbrengselen van nijverheid, land
bouw eu schoone kunsten.
De Minister van Binnenlandsche Zaken verlan
gende, dat het aan de hoofdcommissie tot behar
tiging van de belangen der NederlaDdsche inzen
ders bij de te houden tentoonstelling te verleenen
subsidie tot het strikt noodige worde beperkt, is
het hem in vergelijking met hetgeen voor vroe
gere internationale tentoonstellingen is uitgege
ven, voorgekomen dat, met betrachting van ge
paste zuinigheid en waDDeer de kosten van ver
voer der voortbrengselen van nijverheid en van
assurantie voor rekening van de inzenders blij
ven, met eene som van f 90.000 zal kunnen wor
den volstaan. De reden waarom deze som ten
laste der Staatsbegrooting van 1872 wordt ge
bracht, is daarin gelegen, dat de door de com
missie te maken onkosten voor een groot deel in
den loop van dit jaar zullen worden gemaakt.
Bij de overweging van het wetsontwerp tot
vaststelling der begrooting van uitgaven voor de
rijksgestichten Ommerschans en Veen huizen, dienst
1873, werd in eene afdeeling op de bekende gron
den het denkbeeld verdedigd om het beheer dier
gestichten van het Ministerie van Binnenlandsche
ïaken over te brengen naar dat van Justitie.
Onder verwijzing naar het opstel van den oud-
officier-van-gezondheid 2de klasse der marine J.
van Dooremaal, dat men aantreft in het Algemeen
Handelsblad van 6 November j 1., verklaarden zich
in eene afdeeling vele leden voor de opheffing
der rijksgestichten. Deze noemde men kweek
plaatsen van bedelarij, die als het ware een af
zonderlijken stand van menschen in het leven
roepen, bezield met den lust om in die gestichten
te worden verpleegd. Men merkte op, dat de be
volking in den laatsten tijd wederom toeneemt.
Uit den aard der zaak zou de opheffing geleide
lijk moeten geschieden en gepaard moeten gaan
met eene wijziging onzer wetgeving op de bede
larij tegen het bedelen zou gevangenisstraf moe
ten worden bedreigd. Deze beschouwingen
ontmoetten in de commissie van rapporteurs tegen
spraak. Men herinnerde, dat de rijksgestichten
eene philaDthropische instelling zijn en het onbil
lijk zoude wezen menschen, die door een verblijf
in de gestichten enkele eenvoudige bedrijven
kunnen leeren en als nuttige burgers iD de maat
schappij kunnen terugkeeren, op ééne lijn te
plaatsen met tot gevangenis veroordeelde misda
digers. Hiertegen werd echter van eene andere
zijde opgemerkt, dat die gunstige vverkiDg van
het verblijf in de gestichten te betwijfelen valt,
onder anderen omdat de bedelaars thans gewoon
lijk slechts zes maanden in de gestichten vertoe
ven, een tijd, te kort om zich het landbouw- of
eenig ander bedrijf eigen te maken.
Heeft de regeering het ooglijdersgesticbt opge
heven? Men zou het vermoeden, wanneer men
in aanmerking neemt, dat het artikel „gesticht
voor ooglijders," voorkomende op den toelichten
den staat der begrooting voor 1872, niet voorkomt
op den toelichtenden staat behoorende bij deze
begrooting. Daarentegen vermeldt de laatstge-
melde staat de opheffing der afzonderlijke admi
nistratie over het ooglijdersgesticbt. Is het gesticht
werkelijk opgeheven, vele leden konden dit niet
goedkeuren. Zij verwezen wederom naar het op
stel van den heer van Dooremaal, getiteld„De
oogziekte der bedelaarsgestichten" en voorko
mende in het Algemeen Handelsblad van 17 en 26
September 1872. De oogziekte in de gestichten is
eene bron geweest van besmetting voor het ge-
heele land. Na eenige jaren te hebben voortge-
woed, is de kwaal bij den oorsprong met goed
gevolg bestreden, doch nu vreesde men, dat door
de opheffing van het ooglijdersgesticht, de be
smetting zich opnieuw zou verspreiden. Daaren
boven zoude de daardoor verkregen bezuiniging
gering zijn. Men wensohte van de regeering te
vernemen of zij werkelijk het gesticht voor oog
lijders heeft opgeheven. Zoo ja, of dit geschied
is na ingewonnen advies van deskundigen? Of
de besmettelijke oogziekte thaDS geheel geweken
is en op welke gronden de regeering van oordeel
is, dat, na de opheffing van het afzonderlijk ge
sticht tegen het gevaar van besmetting voldoende
kan worden gewaakt.
De commissie van rapporteurs heeft gemeend
deze vragen te moeten ondersteunen.
Het concert door het orchest van den heer
Stumpff, als n°. 1 van 't abonnement gegeven,
werd veel beter bezocht dan het vorige en ver
schafte gistereu een genotvollen avond.
Het schoone programma word verdienstelijk
uifgevoerd. De heer HeuckeDroth handhaafde zijn
ouden roem in de fantaisie voor cornet piston
en in de beide liederen in de 2de afdeeling, vooral
in het Ave Maria. De feestouverture Friedenfeier,
de Reminicences, waarin de solo's voor viool
meesterlijk door den heer Skalitzky werden uit
gevoerd, de solo's voor hobo en clarinet in de
fantaisie uit Meyerbeer's Hugenoten, enz. vonden
niet minder den bijval van 't publiek.
De tevredenheid was in alles merkbaar en blijk
ook daaruit, dat er nog verscheidene abonnemen
ten genomen werden.
De heer Taverne heeft onmiddellijk zijne be
paling om geen sorties af te geven ingetrokken,
ten genoege zijner begunstigers, en tevens heeren
die geabonneerd zijn in de gelegenheid gesteld
om meerdere kaarten tegen abonnementsprijs te
bekomen.
Met verlangen zien wij de volgende uitvoering
tegemoet en wij twijfelen niet, of de ondernemer
zal nog meer succes van zijn onderneming hebben.
De opgave omtrent de laagste inschrijving bij
de aanbesteding van vlagdoek voor de marine
is onjuist. Door de firma van Hartrop Co. te
Leiden is namelijk ingeschreven voor f 1682.
Een wetenschappelijke brief in de Arnh. Ct
bevat o. a. het volgende over den regen van val
lende sterren op Woensdag-avond.
Omstreeks kwartier over zessen begaf ik mij
naar buiten; in het minst niet met plan, om naar
vallende sterren uit te zien, toen mijne aandacht
al aanstonds getrokken werd door het wel niet
eenige, maar dan toch zeldzame verschijnsel, dat
twee vallende sterren zich korten tijd na elkan-
dei vertoonden, ofschoon de heinel op dat oogen-
blik zoozeer met nevelen was overdekt, dat men
de helderste vaste sterren niet of ter nauwernood
zag doorschemeren.
Korten tijd daarna helderde de lucht althans
gedeeltelijk op en nu vertoonden zich weldra
zoo vele vallende sterren, dat ik mij naar buiten
begaf en een standpunt koos, waar men zonder
veel last van de gaslantaarns (die zich in den
omtrek dezer gemeente sterk tegen astronomi
sche observaties verzetten) te hebben, een groot
gedeelte van den hemel kon overzien.
Te omstreeks 7 uren was het verschijnsel in
vollen gang eu zag men aan alle zijden van de
toen bijna geheel onbewolkte lucht een zoo groot
aantal meteoren, dat meu geneigd was den blik
telkens hierheen en dan weer daarheen te wen
den, om toch niets van het schitterende vuur
werk te verliezen.
Het aantal en ook de glans der meteoren was
niet zoo groot als bij den stroom der Leoniden
in 1866, maar even duidelijk als toen was het
nu weder, dat er een straalpunt (radiant) aan
wezig was, en 't was van belang dat punt althans
bij benadering te bepalen. Dit nu ging, bij het
groote aantal der meteoren, die zich nu en dan
te gelijk of althans onmiddellijk na elkander ver
toonden, vrij gemakkelijk en uit een paar hon
derdtallen van observaties meen ik te mogen op
geven, dat de radiant was een gedeelte vau het
sterrebeeld Andromeda, meer bepaaldelijk de naaste
omgeving van de ster die met den naam van
Mirach Andromedae) wordt aangeduid. Ik ge
loof te meer aan deze bepaling eenige waarde
te mogen toekennen, daar het mij herhaaldelijk
gelukte zeer nabij die ster meteoren waar te ne
men, die zich niet of bijna niet aan den hemel
verplaatsten.
Deze laatste waarnemingen gelukteu mij vooral
goed te omstreeks halfnegen, toen ik door het
vak van den hemel, waar het straalpunt onge
veer moest gelegen zijn, geruimen tijd te
fixeeren, een vrij groot aantal dergelijke juist op
ons toe komende vallende sterren kon waarne
men. Deze observaties waren overigens vrij ver
moeiend, daar het straalpunt zich op dat tijdstip
bijna juist in het toppunt bevond.
Te 8 uren 45 min., werd de lucht met wolken
overdekt en ofschoon ook toen nog en bepaal
delijk te 8 uren 50 min., een schitterend licht
kon worden waargenomen, werden de observa
ties te S uren 55 min. onmogelijk.
Door den Minister van Binnenlandsche Zaken
zijn de Commissarissen des Konings uitgenoodigd,
hem ten behoeve der Britsche Regeering te zen
den eene authentieke en zoo volledig mogelijke
opgave vana. het getal werkurenb. het bedrag
der arbeidsloonen, c. de toeneming van productie
in weverijen en spinnerijen hier te lande, ieder
voor zooveel zijne provincie betreft.
De Minister van Financiën verwittigt de belang
hebbenden, dat de dienst der pakketbooten uit
Liverpool naar de Westkust van Afrika (vertrek
uit Liverpool den 24sten van elke maand) ten
gevolge van den afloop der tusschen de Britsche
postadministratie en de African Steamship Com
pany geslotene overeenkomst als vervallen is te
beschouwen.
De Minister van Financiën vestigt de aandacht
der belanghebbenden op de gelegenheid tot ver
zending van brieven, gedrukte stukken en monsters
van koopwaren naar Nederl. Indië, door middel
van het stoomschip van de maatschappij „Neder
land" Koning der Nederlanden, waarvan het vertrek
uit het Nieuwediep op den Ssten December a. s.
is bepaald.
De Staats-Courant bevat de bepalingen vastge
steld ten gevolge van nadere schikkingen tusschen
de Nederlandsche Postadministratie en die van
het Dnitsclie Rijk, omtrent de verzending van
gelden door middel van postwissels tusschen Ne
derland en deVereenigde Staten van Noord-Ame-
rika, welke met 1°. December a. s. in werking
zullen komen.
Ten gevolge van een overleg met de Duitsehe
postadministratie bestaat er gelegenheid lot de
stuksgewijze verzending van brieven, gedrukte
stukken en monsters van koopwaren tusschen
Nederland en Curacao, door middel van de stooin-
bootdieusten tusschen Hamburg en Bremen ter
eene en Colon-Aspin wall ter andere zijde, op de
voorwaardeo, in de Staats-Courant nader vermeld.
Z. M. heeft opgeheven de ontvangkantoren
der directe belastingen en accijnsen te Deinum,
bevattende de kadastrale gemeente van dien
naam en te Dronrijp, bevattende de kad. gem.
Drourijp, Beetgum en Berlicum; ingesteld een
nieuw ontvangkant. der dir. bel. en ace. te Menal-
NAAR HET HOOGDUITSCH-
Vervolg.)
„Mejuffrouw," antwoordde de jonge man ver
leden, „ik wilde zeer zeker de belofte nakomen,
die uw vader zoo vriendelijk was bij ons gemeen
schappelijk reisje langs den Rijn van mij te vrageu,
maar ik moet u bekennen
„Gij wordt toch niet afgeschrikt door de dames
die ik te visite heb?"
„Als gij het goed vindt, zal ik morgen
„O, bij het tochtje dat wij samen deden, waart
gij zoo verlegen nietKom maar mee, ik zal
u zelfs met de dochter van uw chef in kennis
brengen, met mejuffrouw Sidonia Röber, hetgeen
u zeker niet onaangenaam zal zijn
„Het gezicht van die jonge dame," antwoordde
de jonge man met een diepen en komischen zucht,
„die ik op het rechte oogenblik nog herkende, is
het juist, dat
Hij bleef stekeD, bloosde, en Johanna vroeg hem
verwonderd
„Het gezicht van die jonge dame... hoe is het
met u? Jaagt dat u op de vlucht?"
„Als gij het dan wilt weten en mij niet zult
verraden ja! Ik heb eenige dagen geleden eeue
dwaasheid tegenover die jonge dame begaan, en
eerst later vernomeD, dat zij de dochter van mijn
chef is; ik kon niet denken dat het zijn buiten
plaats was maar nu voel ik mij niet weinig be
zwaard, en toen ik zoo even die dame met hare
rijke, blonde lokken aan uw theetafel zag zitten,
wilde ik het hazenpad kiezen."
„Wel, dat is een merkwaardige historie, die gij
mij moet opbiechten," riep Johanna uit.
Max Stein vertelde haar in weinige woorden
wat er was voorgevallen, en besloot met de woor
den „En nu, niet waar, zult gij het mij niet ten
kwade duiden, als ik heenga
Johanna moest hartelijk om de geschiedenis
lachen.
„Daarom," zeide zij, „wil ik de gelegenheid om
'tgezelschap te vermeerderen niet laten ontsnappen.
Als gij zoo bang zijt, om als de vermetele roover
van een zakdoek, die bovendien nog zijn kaartje
achterlaat, voor Sidonia te verschijnen, dan zal ik
uw naam maar niet noemen of u een anderen
geven wat komt dat er op aan
„Inderdaad," riep Stein levendig, „als gij dat
wildet, mejuffrouw want om u de waarheid
te zeggen," voegde hij er blozend bij „om nader
met juffrouw Sidonia bekend te worden, is mij
volstrekt niet onaangenaam
„Dat zou ook wel dwaas van u zijn, zij is een
'ief meisje, volg mij dan maar! Ik zal u mijnheer
de Wit noemen!"
Zij keerde nu naar het kleine gezelschap terug;
Max volgde haar eenigszins opgewonden en werd
als de referendaris de Wit voorgesteld. Zij vertelde
er bij, dat zij in 't voorjaar op een reisje langs
den Rijn aan boord van de stoomboot hem had
leeren kennen, en dat hij haar gezelschap had
gehouden bij een tochtje in het Zevengebergte,
dat hem uit zijn studententijd te Bonn goed be
kend was, en zij toen te Heisterbach een heer
lijken avond hadden doorgebracht. Dit waren zoo
veel punten tot aaoknooping van het gesprek, dat
weldra zeer levendig werd.
Sidonia alleen nam er bijna geen deel aan en
liet zwijgend hare oogen op den jongen man rus
ten misschien maakte zij in stilte ein verge
lijking tusschen haren „Max Stein" en mijnheer
„de Wit", zulk een goed gebouwd jongmenscb,
met mooie, bruine oogen, een hoog voorhoofd
en fijn besneden mond, zoo gepast en geestig in
zijn spreken, en zoo in alle opzichten gelijk aan
het beeld, dat zij zich van den roover had ge
schetst.
Hij zelf zag het meisje, waarmee zijne gedachten
sedert eenige dagen zoo zeer vervuld waren, lang
zamerhand minder verlegen aan, en geen wonder
dat hij nu dan bloosde; en Sidonia maakte dan
de een of andere opmerking, die in 't gesprek
niet te pas kwam, als oin hare verlegenheid te
maskeeren.
Zoo ging de avond om zeer vroolijk en op
gewekt voor hen die aan 'tgesprek deelnamen;
vooral Johanna was onuitputtelijk in haar reis
herinneringen. Max Stein moest eindelijk scheiden
hij had verteld, dat hij maar even in de stad
gekomen was om een paar studievrienden op te
zoeken, en morgen weder naar zijne ouders zou
vertrekken.
„Behoort tot uwe vrienden ook mijnheer Max
Stein?" vroeg Sidonia nu, half spotachtig, half
schelmsch, voor de eerste maal den jongen man
aansprekend.
„Max Stein?" vroeg mijnheer de Wit, terwijl
hij donkerrood werd, „waarom vraagt gij mij dat,
mejuffrouw?"
„Alleen, omdat ik hem vandaag heb leeren ken-
ken, toen hij mijn vader een bezoek bracht."
Wordt vervolgd