FEUILLETON.
Maandag
25 November.
N°. 3926.
A0. 1872.
De ongeregeldheden te 's-IIEERENBERGj
LEIIIMIH
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maandenƒ8.00.
Franco per post„3.86.
Afzonderlyka NomraeriB 0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DBK ADVERTEN1IEN.
Voor Unn regelƒ0.15.
Grootere letten neer de pleeteroimte die sü beeleao.
LEIDEN, 23 November.
Aanst. Dinsdag van 12 tot 2 uren zal ten Raad-
huize de verkiezing plaats vinden van vijf leden
der Kamer van Koophandel en Fabrieken.
Wij vestigen de aandacht der kiezers voor dit
lichaam, de wettige vertegenwoordiging van handel
en nijverheid in onze fabriekstad, op dit feit en
vertrouwen dat de aftredende leden, de heeren
J. I. van Wensen, Mr. P. du R-ieu, P. J. de
Fremery, B. F. KraDtz en A. C. Leembruggen
door hen weder zullen worden vereerd met het
mandaat, dat zij op zoo onberispelijke wijze tot
nog toe hebben vervuld.
Gedurende deze week zijn dagelijks in het
Werkhuis alhier opgenomen van 107 tot 121 vol
wassen personen en van 40 tot 50 kinderen.
In eene vergadering van leden der Maatschappij
voor Toonkunst te Leiden, 22 November 11. gehou
den, werd in behandeling gebracht do Wet der
Maatschappij. De herziening had weinig ver
anderingen tengevolge, behalve twee artikels.
Het eene behelst eene verandering in het maat
schappelijk jaar, dat van nu aan zal loopen van
af 1 Januari tot ulto. December.
Het tweede is dermate gewijzigd, dat bij de
jaarlijkscbe aftreding van commissarissen deze niet
dan na een jaar herkiesbaar zijn, hetgeen op
secretaris en penningmeester niet van toepassing
is. Ook werden nog eenige nieuwe artikelen
aangaande vergaderingen en leden opgenomen. Het
wenschelijke der aansluiting dezer Maatschappij
bij de groote Maatschappij in Nederland, werd
door een der tegenwoordig zijnde leden betoogd
en aan commissarissen werd verzocht deze zaak
te onderzoeken, ten einde in eene eerstvolgende
vergadering van leden daarover advies uit te
brengen.
In een Rotterdamsche correspondentie van de
Haagsche Nieuwsbode lezen wij het volgende:
„Bij de kortelings hier opgerichte Rotterdamsche
Handelsvereeniging, een handelslichaam op groote
schaal, is tot rechtsgeleerd consulent benoemd
Mr. M. T. Goudsmit, te Amsterdam, zoon van den
bekwamen Leidschen Hoogleeraar. In den be
ginne van dit jaar eerst gepromoveerd, deed deze
veelbelovende jonge advocaat de aandacht op zich
vestigen door zijn academisch proefschrift over
kansovereenkomsten, waaraan van verschillende
bevoegde zijden eene zeer gunstige beoordeeling
te beürt viel, en dat dan ook door de Utrechtsche
academie met goud werd bekroond/'
De Minister van Oorlog heeft geantwoord op
het verslag der Commissie van Rapporteurs over
Hoofdstuk VIII der Staatsbegrooting voor 1873.
Daarin wordt gezegd dat het aangevraagde cre-
diet strekt voor werken in de Utrechtsche linie,
aanschaffiug van artillerie-materieel, draagbare
vuurwapenen en voor kazernen. Een voorstel der
afschaffing van plaatsvervanging en nominerver-
wisseling zal weldra de Kamer bereiken. De be
handeling der zaak van het vestingstelsel wenscht
de Minister, in overleg met zijn ambtgenoot van
Marine, zooveel mogelijk te bespoedigen. Aan de
finale organisatie van militie en schutterijen zal
de hand worden gelegd, zoodra het beginsel van
verplichten persoonlijken dienst zal zijn aange
nomen. Overwegingen zijn aanhangig omtrent
eene nieuwe indeeling van het leger en van de
territoriale commando's in verband met deliniën
van defensie.
Zoo de begrooting wordt aangenomen, is het
des Ministers bedoeling over te gaan tot de op
heffing der vestingwerken van Deventer en van
de Vughter-legerplaats. De quaestie der leger-
organisatie bij de wet, dat is van definitieve in
richting der levende strijdkrachten, wordt uitge
steld tot na de regeling van de militie en de
schutterijen en van het vestingstelsel.
Wat den voormaligen kapitein Janssen aangaat,
hem is een civiele betrekking aangeboden, waar
over de Minister zelf kon beschikken. Dat aanbod
werd afgewezen. Na die weigering, verklaart de
Minister op de meest stellige wijze, is aan de
zaak Janssen een einde gekomen, zoodat er, voor
zooveel den Minister betreft, vanwege het Depar
tement van Oorlog niets meer voor hem kan
worden gedaan.
Een ontwerp tot wijziging der wet op de be
vordering van officieren is bij den Raad van State.
De Minister verzekert, dat er geen sprake is van
groote garnizoensverandering in het aanstaande
voorjaar.
De heer J. H. Treub, burgemeester van Voor
schoten, meldt aan de N. R. Cl.:
Ten vervolge op mijn vroeger bericht omtrent
de waarde der inenting als voorbehoedmiddel
tegen de longziekte onder het rundvee; moge nog
het volgende dienen. De landbouwer in deze ge
meente, van wien dit jaar zeven runderen ter
zake van longziekte werden afgemaakt, en die
dus een sterk besmetten koppel had, heeft vroeger
zijne runderen laten inenten. Hem deze week
sprekende, heb ik gevraagd of hij bij die vroeger
ingeënte dieren ook eenige sporen van ziekte had
ontdekt, waarop hij mij verklaarde, dat die alle
volkomeu gezond gebleven waren en dat de ziekte
zich alleen had vertoond bij de later aangekochte
of aangefokte, niet ingeënte dieren. Dat hij, voor
eenige weken, de vroeger ingeënte, gelijktijdig
met zijn overige runderen weder had laten in
enten, maar dat dit bij deze volstrekt geen wer»
king had gehad.
De Nederl. vereeniging tot afschaffing van ster
ken drank heeft een adres aan de Tweede Kamer
der Staten-generaal ingediend, onder dagteekening
van den 12den November j I., waarin zij te kennen
geeft
„dat eene herziening van den census aan de orde
is gesteld;
dat bij herhaling stemmen uit en buiten de ver
eeniging zijn opgegaan, dat aan tappers en soort
gelijken „van wege het voor de uitoefening dier
beroepen te betalen of betaalde patent" voortaan
geen recht van kiesbevoegdheid mocht worden
toegekend
dat de vereeniging bij onderscheidene adressen
de wenschelijkheid, de billijkheid, de noodzake
lijkheid en de betamelijkheid dezer beperking
heeft voorgedragen, en die beschouwing bij zeer
velen in den lande instemming heeft gevonden;
dat men zich alzoo gevleid had met de hoop
dat, wanneer de regeering eenmaal een voorstel
zou doen tot wijziging der kieswet, ook gevolg
zou worden gegeven aan den bovenbedoelden
wensch;
dat de vereeniging alzoo hare teleurstelling
heeft opgemerkt, dat dit onderwerp in het onlangs
ingediend ontwerp van de wet tot wijziging der
kieswet van 4 Juli 1850, Stil. n°. 37, onaangeroerd
bleef;
dat de vereeniging van oordeel is, dat het
staatsburgerlijk kiesrecht niet behoort te worden
toegekend aan de uitoefenaars van bedrijven, en
bepaaldelijk niet „ter oorzake van die bedrijven",
welke hen, ingevolge de bepaling van art. 188
der gemeentewet, stelt onder de politie van den
Burgemeester;
„Redenen waarom de vereeniging de Tweede
Kamer der Staten-Generaal eerbiedig, doch met
bescheiden aandrang verzoekt, het daarheen te
willen leiden, dat het aanhangige wetsontwerp
tot wijziging der kieswet van 4 Juli 1850, Slbl.
n°. 37, in dier voege worde geamendeerd, dat aan
art. 5 dier wet worden toegevoegd de woorden
i/alsmede de zoodanigen, die een of meer bedrijven uil-
oefenen in a. 188 der wet van 29 Juni 1851, Slbl. n'
85 genoemd."
BINNENLAND.
Amsterdam, 22 November. In de gisteren ge
houden buitengewone algemeeDe vergadering van
aandeelhouders in de Reederij van droge dokken
alhier, waren vijftien deelhebbers, uitbrengende
48 stemmen, tegenwoordig. De aanwezigen heb
ben op voorstel van het bestuur met algemeene
stemmen in beginsel besloten, dat er een dok,
groot 119 meters, waarin dus de grootste schepen,
door de sluizen van het Noordzeekanaal te schut
ten, gedokt zullen kunnen worden, zal worden
gemaakt. Aan het bestuur is opgedragen een uit
gewerkt, volledig plan van zulk een dok met
begrooting te ontwerpen. Dat plan zal in een
eerstvolgende vergadering aan de deelhebbers
aangeboden en aan hunne goedkeuring onder
worpen worden, waarna in een tweede algemeene
vergadering een voorstel van het bestuur, om de
reederij in een naamlooze genootshap te doen
overgaan, ter tafel zal worden gebracht. Het
kapitaal der reederij zal dan vermoedelijk; vol
gens de voorloopige begrooting, tot f 650,000 wor
den uitgebreid. Het thans aanwezige kapitaal van
pl. m. 150,000 zou van die negotiatie de eerste
serie worden.
Het jl. Vrijdag ingestelde onderzoek naar
den toestand der werken bij de Oranjesluizen in
het Y, leverde niet zeer bevredigende uitkom
sten. De directie der Kanaalmaatschappij is thans
echter in zooverre op hare vroegere verklaringen
teruggekomen, dat ze zich nu bereid toont om
aan de westzijde een zeebreker te plaatsen, waar
voor door den ingenieur der Maatschappij reeds
een teekening is ontworpen.
Het aanbrengen van een zeebreker ook aan
de zeozijde, wordt zeer wenschelijk geacht.
Den Haag, 22 November. De heer H. G. Capel
had den heer H. P. Annokkee, beiden alhier, in
rechten geroepen tot het doen van rekening en
verantwoording ten behoeve van zekere pupillen
waarvan de eischer was testamentair voogd. Te
genover die vordering was door den gedaagde
voorgesteld eene exceptie van niet-ontvankelijk-
hoid op grond, dat op het oogenblik, dat die vor
dering was ingesteld, de bedoelde kinderen wa
ren opgenomen in een weeshuis, in een gesticht
van liefdadigheid, en de toenmalige eischer alzoo
geene qualiteit had om te vorderen, maar deze
had behooren uit te gaan van regenten van voor
noemd gesticht. Zoowel de Arrondissements-
Reohtbank te 's-Gravenbage als het Provinciaal
Gerechtshof in Zuid-Holland heeft den gedaagde
in die exceptie verklaard niet-ontvankelijk en haar
verworpen. Tegen de beslissing van het Hof, die
van de Rechtbank bevestigende, is als middel van
cassatie aangevoerdschending van artt. 421 en
386, in verband met de artt. 385, 400, 409 en
413 van bet Burgerlijk Wetboek, zullende hebben
plaats gehad, door ontvankelijk te verklaren de
actio mandati directa, ingesteld door den nu ver
weerder in zijne qualiteit van voogd (benoemd
bij testament der langstlevende moeder en be
hoorlijk beëedigd), niettegenstaaande de pupillen
na de aanvaarding der voogdy ter verpleging
waren opgenomen in het diaconie-gesticht der
Nederduitsch-Hervormde gemeente te 's-Graven-
bage. Deze «aak heiten hij den Hooeen RaaH he
pleit zijnde, zyn als advocaten voor de partijen
opgetreden de heeren Mrs. J. van Gigch, voor
den eischer, zich voor zijne leer beroepende op
jurisprudentie en literatuur, en A. M. van Sti-
priaan Luïsfius, voor den verweerder, die de aan
gevallen beslissing verdedigde. Nader zullen wij
de strekking der conclusie van het Openbaar Mi
nisterie mededeelen.
Ter correctioneele terechtzitting van het
Prov. Gerechtshof van Zuid-Holland van heden,
zijn vernietigd de vonnissen der Rotterdamsche
rechtbank, waarbij veroordeelingen zijn uitge
sproken tegen een schippersknecht die te Rotter
dam zijn meester bestal en een arbeider te Wad -
dinxveen, die een kasteleines haar beurs met geld
ontvreemdde. Het Hof heeft beide beklaagden tot
een jaar gewone gevangenisstraf veroordeeld.
In de crimineele terechtzitting van het Hof stond
allereerst terecht de apothekers-bediende J. B.,
van wien onlangs werd medegedeeld, dat hij door
de Arrondissements-Rechtbank alhier tot een jaar
eenzame opsluiting was veroordeeld wegens dief
stal van chinine uit het magazijn van de apotheek
der inrichting der maatschappij tot Nut van 't Alge
meen, in welke apotheek hij, voor 600 'sjaars,
als bediende werkzaam was. Zooals toen gemeld
(Vervolg.)
Donderdag werd het getuigenverhoor voor dé
rechtbank te Wezel voortgezet.
De volgende getuige was de metselaarsknecht
West, die verklaarde door Schillo te zijn aange
grepen met de vraag, of hij katholiek of prol
testant wast Een andere Emmeriker was toen
tusschen beiden gekomen.
De getuige Schröder van 's-Heerenberger Brücke,
ambtenaar bij de douane, verklaart, dat een
troep Emmerikers in geregelde orde, onder aan
voering van een leidsman, naar 's-Heerenberg
was gemarcheerd. Toen hij later van het oproer
te 's-Heerenberg had gehoord, was hij daarheen
gegaan en had een hoop volk voor de herberg
van Evers gewaarschuwd tegen buitensporigheden
die tot niets goeds konden leiden. Het antwoord
was geweest: Wij gaan nog niet naar huis.
Schillo droeg het buitgemaakte geweer en had
Vroeger hebben wij abusievelijk Emmerik gezegd.
onder zijn jas een pistool. De troep begaf zich
naar de herberg van Gellekun en keerde te
negen uren naar de stad terug.
Do elfde getuige, zoon van den vorige, had
van een vriend gehoord dat er den lsten April
te 's-Heerenberg klappen zouden vallen. Hij was
ook in het societeits-gebouw geweest, toen de
eerste oproerige tooneelen hadden plaats gevon
den. Er was op de deur gebonsd; meer dan hon
derd, deels met knuppels gewapende personen
waren vóór dat huis geweest. Voor de herberg
van Binger, waar de meeste Emmerikers zich
ophielden, was een pistool gelost. Het geweer
aan den rijksveldwachter ontrukt was daar ver
toond en de woorden geuit, dat men nog niet
uit Holland vertrok, dat men nog meer moest
hebben. Vóór zij terugkeerden had getuige ge
hoord dat zij stokken uit de heg braken, steenen
opraapten en in zakdoeken wikkelden. Zoo ge
wapend, trok de troep, 30 a 40 man sterk, met
de woorden dat zij bij de protestanten de glazen
wilden inwerpen, terug.
De 12de getuige, de metselaar Anton van On-
zeuoort, had reeds 14 dagen te voren gehoord
van het plan der Emmerikers om op dien dag
naar 's-Heerenberg te trekken, zonder van oproer
te gewagen en later gezien, hoe zeven of acht
personen met geweld op Straatman aanvielen en
hem met stokken sloegen, alsmede het ontnemen
van zijn geweer, dat men niet teruggegeven heeft,
maar naar Emmerik wilde medenemen. Veel
later waren de woorden geuit, dat men ook een
vlag wilde hebben.
De getuige Göntornoter, bode, verklaart dat
Sina Thiele gezegd heeft, dat een andere vrouw
haar had medegedeeld dat er 25 gulden was ge
deponeerd voor hen, die riepen „Oranje in de
goot!" De naam van dengene, die het geld gede
poneerd had, had hij niet kunnen te weten
komen.
De getuige Gerhard Meisters, slachter, verklaart
gehoord te hebbben, nadat hij het tumult had
aangezien, hoe aan de personen, die in de her
berg van Bosman waren, iets was beloofd. (Daar
waren Emmerikers, maar er woonde ook een
zieke persoon).
De onderwijzer Konijnenberg (protestant) ver
klaart, dat door de oproerlingen drie vensters van
zijn huis zijn ingeworpen.
Nadat het verhoor omtrent de feiten in het
algemeen was afgeloopen, ging de president over
tot het hooren der tegen de beschuldigden in het
bijzonder ingebrachte beschuldigingen en wel
eerst tegen Schillo.
De 16de getuige Johanna Straatman, zegt toen
haar vader geslagen werd, onder den hoop Schillo
herkend te hebben, die eveneens sloeg. Zij was met
dezen goed bekend en deed hem verwijten over
zijn gedrag; hij antwoordde: Och, wat, hij moet
nog meer hebben; hij dreigde haar toen met
slagen; zij ontsnapte hem door de vlucht.
De guano-arbeider Wilhelm Krayvanger, broe
der van den aangeklaagde Christiaan, wil thans,
in strijd met zijne vroegere stellige verklaring,
niet meer weten dat Schillo aan Straatman met
geweld het geweer heeft ontnomen, bijgestaan
door Heinrich en Conrad Knist en Gerh. Ker
sten. Straatman was met gevelde bajonnet op
den gebeel onschuldigen Kersten toegeloopen en
nu had men het geweer vastgehouden en tot zich
genomen, om ongelukken te voorkomen. De aan
geklaagden Ed. Koenen, Joh. Knist en Noldus
willen van deze bijzonderheden, in strijd met
hunne vroegere verklaringen, ook niets meer
weten en bevestigen de verklaring van den ge
tuige. De getuige verklaart nog, dat Schillo bij
het voorbijgaan van personen met oranjelinten
had geroepen: Heer, vergeef het hun, want zij
weten niet wat zij doenl
(Word! vervolgd.)