FEUILLETON. PP. 3924. Vrijdag A0. 1872. 22 November. ongeregeldheden te 'sllEERENUERG. LEIDSCH DAGBLA PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maandenƒ8.00. Franco per postT„3.85. Afzonderlyka Nommen0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DBR ADVKRTBNTIEN. Voor lederen regel7.ƒ0.15. Grootere letten naar de plaatsruimte die lij beslaan. LEIDEN, 31 November. Een gevoelige slag is aan de belangen dezer jvincie, aan de gemeente Leiden in het bijzon- r toegebracht. ehoeven wij het nog te zeggen dat wij het hebben op het besluit, gisteren met 31 tegen stemmen door onze gewestelijke vertegenwoor- ïng in de zaak van den spoorweg Leiden erden genomen? at besluit aarzelen wij niet noodlottig te noe- voor onze provincie; want men make zich n illusiën meer van de onderneming der hee- de Bordes c. s.de heer van der Heim moge gevoelen zijn dat een lijn, die drie millioen kosten, zonder hulp van de provincie kan tot nd komen; even als do heer Buys, de warmste dediger der schoone zaak in de Staten, vleien ons niet met zulk een ijdele verwachting, ondervinding is dèar om ons van lichtgeloo- heid in deze te genezen, e gevallen beslissing beschouwen wij dus ge het ten onrechte blijken te zijnl als den dslag, aan het plan der heeren de Bordes c. s. ebracht, en de geheele verantwoordelijkheid n het vernietigen der schoone toekomst die ioral aan de bloeiende Rijnstreek was bescho- s, bij bet tot stand komen van de aansluiting m het Europeesch spoorwegnet, rust op hen e tot het nemen dier beslissing hebben mede werkt. Wellicht ware de geringe meerderheid nog rplaatst, wanneer al de leden, die in den aan- ,ng der zitting tegenwoordig waren, aan de |!mming hadden deelgenomen. Eënigen huuner neen het echter te laat te worden en zij Iten de zoo gewichtige zaak maar aan de ge- Idigen over. Te bejammeren is het zeker, dat ,n zulke omstandigheden misschien de welvaart een groot deel van Zuid-Holland is opge- ërd. Doch wat daarvan zij, hoe onaangenaam ons gevallen beslissing ook stemt, wij mogen ons ardoor niet ontslagen rekenen van den duren cht, om aan de heeren Hubrecht, Herrewijn, o, Blussé en vooral aan den kundigen rap tor der commissie, den heer Buys, oprecht ak le zeggen voor de pogingen die zij hebben gewend om het dreigend gevaar af te wenden. >t hun dit niet mocht gelukken 'tis niet aan [mis van warmte en degelijke argumenten in n pleidooien te wijten. laatste zitting in de wintervergadering der ten zal nog lang een treurige herinnering ach ttalen. De voorstelling in den Schouwburg, gister- ond door het tooneelgezelschap onder directie n den heer Emile Marck gegeven, was tot ons dwezen slecht bezocht, ofschoon een groot aan- studenten het parterre vulde. Le Philinte de Molière, dat een vervolg op de santhrope heet, is dit eigenlijk niet; waar- lijnlijk noemt de schrijver het zoo, omdat de ier hoofdpersonen in beide stukken, in hetzelfde karakter voorkomen; de wezentlijke intrige van het stuk aan te geven is zeer moeielijk. Voor den aanvang der comedie, gaf de heer Emile Marck, als inleiding, eene herinnering aan de werken van Molière en verklaarde dat in Le Philinte geene verliefde intrige gelegen was, noch iets zoo als in de Tarluffe. De inhoud komt kortelijk hier op neer: Philinte leeft op een grooten voet, en het ma ken van schuilen is daardoor onvermijdelijk. Alceste heeft met Philinte veel omgang en be proeft den menschenhater te overtuigen en te verbeteren, doch Alceste weet alle redeneeringen te weerspreken en vaart zelfs dikwijls heftig uit tegen de handelingen der menschen. Vooral vindt hij daartoe stof in de handelingen van een pro cureur, die Philinte lastig valt om betaling eener belangrijke som. Alceste ontdekt in dien procureur, die een rijk woekeraar schijnt te zijn, bedrogen zegt hem onbewimpeld de waarheid, ja, wil hem zelfs een enkelen keer te lijf; die openhartigheid komt hem echter duur te staan en hij boet er voor in de gevangenis. Spoedig evenwel ontsla gen betaalt hij de schulden van Philinte en het stuk is geëindigd, zonder dat de menschen hater veranderd is. Wat znllen wij van de uitvoering zelve zeggen Wat anders dan daBflee uitstekend was en dat vooral den heer Marck de hoogste lof toekomt; maar ook een groot deel der eere zij aan de andere vertooners toegekenden zulks niet alleen voor Le Philinte maar ook voor de beide andere stukken. Alles werd met zorg en met talent uitgevoerd; ieder was op zijne plaats en elke beweging ongedwongen en gepast; de Fransche school moge vaak weelderig worden genoemd, deze uitvoering bewees dst ».ij niette min ook in ernst kan uitmunten. Maakten wij in ons vorig verslag melding dat sommige Hollandsche artisten de kunst missen om in verzen te spreken, in Le Philinte werd door de Franschen het tegendeel getoond; zij lieten aan de poëtische verdiensten van het werk alle recht wedervaren. Bij het allereerste optreden van den heer Emile Marck werd hem door de studenten een krans toegeworpen, en bij het einde van Le Philinte viel deze onderscheiding ook aan Mile Bellefond ten deel, die de rol van Eliante, de vrouw van Philinte, vervuld had. Het doet ons leed dat wij met een onaange name aanmerkiug ons verslag moeten eindigen. Een der heeren van het tooneelgezelschap nl. vlijde zich, onder de uitvoering van Le Philinte, rustig op drie stoelen neder in de Baignoires en snorkte en knikkebolde, zeer tot binder van een paar dames, ongestoord voort; dat moest dunkt ons voorkomen worden, wij hadden zulk een onbeschaafdheid allerminst van een Franschman verwacht. landen van Rijnland alhier, aan het slot van welk uitvoerig stuk zij verzoeken 1°. Om niet te overhaast tot het maken van groote en blijvend kostbare werken te Katwijk te besluiten, waartoe toch even veel of meer tijd zou worden gevorderd als tot het maken van stoomtuigen te Schellingwoude. en 2°. om steeds en met kracht te blijven aan dringen op de nakoming der verplichtingen aan de Kanaal-Maatschappij bij de concessie opgelegd, en zulks ook te doen door alle middelen, welke de drukpers tegenwoordig aan de hand geeft, en die, wij houden ons daarvan overtuigd, onze recht vaardige zaak zullen doen zegevieren. Gisteravond had alhier een zeker niet alle- daagsch schouwspel plaats. Omstreeks te 11 uren werden de couranten der sociëteit Minerva in sta- tigen optocht van leden van het Leidsche stu dentencorps met fakkellicht per voertuig naar het Ruïne-plein vervoerd, om daar onder het zin gen van allerlei liederen de straf van den brand stapel te ondergaan. Inderdaad leverde de kring van zeer beweeg lijke donkere gestalten en in hun midden de ko lossale menigte vruchten van den arbeid der pers, waarvan de vlam nu en dan door petroleum nog werd aangewnkkerd, een phantastisch schouwspel op, hetgeen onwillekeurig herinnerde aan tafe- reelen uit de prairieën van Amerika, of aan straf oefeningen van eertijds. Te halfeen ongeveer was de zonderlinge offerplechtigheid afgeloopen. Heden is hier ter stede een valsche gulden, schijnbaar van lood vervaardigd en slechts iets meer dan de helft van het gewicht van den ge wonen gulden houdende, uitgegeven Hij droeg de beeltenis van Koning Willem II, het jaartal 1816 en in plaats van het gewone randschrift eenige ongelijkmatige figuren. Terwijl dit valsche muntstuk iu handen der politie is gesteld, strekke deze mededeeling onze stadgenooten tot waarschuwing. Door eigenaren van 3040 B. Rijnlands bunder- geld betalende, is een vertoog ingezonden aan heeren dijkgraaf, hoogheemraden en hoofdinge- Men meldt ons, dat het bericht van het IV. v. d. D., dat bij de directie der maatschappij tot exploi tatie van staatsspoorwegen het voornemen bestaat, om met 1 Januari e. k. in de voornaamste steden des rijks hulp- of factorijkantoren op te richten, alleen tot verzending van bestelgoederen en gelds waarde, gelijk zulks bij de Rijn- en Hollandsche spoorweg-maatschappijen reeds bestaat, onjuist is. (V. O-) Onder het opschrift „O n der wij zers ellen de" schrijft de heer T. H. van Beyma thoe Kingma, schoolopziener te Heerenveen, in de Monitor het volgende „Zooeven kom ik te huis van een schoolbezoek, dat mij dan toch zoodanig heeft aangegrepen, dat ik tot Nederland het „wee ul" moet uit roepen. Verbeeld u, ik kwam klokslag 9 uren bij de school. De onderwijzer, gekleed of niet gekleed, dat is minder, zonder, fraaie kleederen kan men leven ontving mij hartelijk en leidde mij in de school, een net gebouw, gevuld met 21 kin deren. Hij vroeg mij, wat ik verkoos. Het gewone antwoord: „ga eenvoudig uw gang; doe, alsof ik er niet ben," volgde de man op, en hoe is het mogelijk? de man gaf een allerliefst, opwekkend onderwijs voor f 300 's jaars, zonder meer. Na schooltijd zoude ik dadelijk verder gaan, ach, had ik het maar gedaan; doch ik nam, helaas! de uitnoodiging aan, om bij hem binnen te komen en vond daar een vrouw, schamél, schamel gekleed, twee kinderen, handen en beenen niet kunnende gebruiken door kliergezwel len, ellende en armoede ten top, zoo erg als ik het zelden heb aangetroffen. Daar stond ik schier als een gevangene. Wat hier te doen? Levertra^S' voor de kinderen, maar een flesch, wat baatte deze? Kleederen voor vrouw en kinderen, maar welke: onder- of bovenkleederen? Een dokter voor de ziek lig gende kinderen? De doktersrekening van het vorige jaar was nog onbetaald; hoe hem dus te krijgen? Troost, ja welke? Versterkend voedsel, maar van waar? Ja, daar stond ik, de school opziener, de steun, de raadgever volgens de wet. Hoe is het mogelijk, dacht ik, dat die man, zooeven in de school zoo flink, zoo opgewekt voor en bij de kindereu, daar in huis nederzinkt in die kommervolle ellende? Hij verklaarde mij geen uitkomst te weten en met een brekend hart zich geweld aan te moeten doen om dat opwek kend onderwijs eiken dag vol te houden. Inderdaad, men kent de ellende van vele ou derwijzers in Nederland niet; want dan kon het zoo niet zijn en blijven. "Wilt (jij oramplpn vnni* HiE cro<zin Tlr nmol goon ander middel. Waarom dan zijn naam verzwegen? De armoede is eerlijk: hij is Camstra, hoofdonder wijzer te Langedijke, gemeente Oost-Stellingwerf, provincie Friesland. Bij beschikking van 15 November 1872, is aan directeuren van de Lemster-Groninger-Veendam- mer-Stoombootreederij te Lemmer, tot wederop zegging, vergunning verleend voor een stoom- bootdienst tot vervoer van reizigers, goederen en vee tusschen Lemmer eu Groningen, met intrek king van eene dergelijke vergunning, vroeger aan W. J. H. Geveke aldaar verleend. Aan het Ministerie van Financiën zijn gisteren uitgeloot de volgende reeksen van het voormalig amortisatie-syndicaat: N'. 881, 978,162, 151,1245, 1580, 1599, 1606, 569, 448, 1750, 231, 1192, 1560, 1156, 1532, 778, 1231, 1176, 1479, 2185, 2, 1784, 1727, 1842, 2243, 372, 1506, 622, 659. Met ingang van den 22sten dezer zal het Bijks- telegraafkantoor te Maarssen op werkdagen open zijn van 8 tot 12 ure voormiddag en van 1 tot halfvier en 6 tot halfacht namiddag. De diensttijd op Zon- en Feestdagen blijft onveranderd. (Overgenomen uit de Arnh. Crl.) Dinsdag is voor de rechtbank der gezworenen Emmerik het proces aangevangen tegen 18 in- letenen dier gemeente, wegens „gequalificeerde :de breuk." )p de bauk der aangeklaagden waren 18 per en gezeten, waarvan vier guano-arbeiders, 8 irenmakers en voorts eenige andere handwerks- len. Als hunne verdedigers traden op de jus- erathe Carp en Amdts, de rechtsanwalt Baur de referendarissen Carp en Wilson. In de acte 1 beschuldiging leest men eene korte uiteen- -ting van den aard van het feest van 1 April, 'sromtrent nog gezegd wordt dat in Emmerik is verspreid dat het feest werd gevierd wegens vóór 300 jaren ophangen van 28 Katholieke esters door Evangelischen. iTot uren des namiddags van 1 April ging in Beerenberg alles rustig toe. Langzamerhand 'zamelde zich toen op straat eene steeds toe nemende menigte, waaronder ook een groot aan tal Emmerikers, waarvan sommigen alleen, ande ren bij troepjes in gesloten rijen, gedeeltelijk met knuppels gewapend, gedeeltelijk met pistolen, gekomen waren. Ook 10 a 12 leden van het Emmeriker zanggezelschap Concordia. „Uit de troepen hoorde men de kreten weg met Oranje! Oranje in de gootl en dergelijke. Personen die zich met oranjëstrikken vertoonden, werden mishandeld, beleedigd en men poogde hun de strikken te ontnemen. Vooral de Emme rikers namen daaraan ijverig deel. „Eene afspraak om zulke buitensporigheden te bedrijven is niet bewezen, ook niet of de aan sporing daartoe van bepaalde personen uitging, ofschoon dit wel uit sommige bijzonderheden is af te leiden. Weken te voren hoorde men jonge lieden te Emmerik zeggen, dat op tweeden Pink sterdag zij in groot aantal naar 's-Heerenberg zouden gaan en daar eens [den baas zouden spe len. De 's-Heerenbergers zeiven vreesden iets kwaads, en daarvan getuigt het bestuit van den Gemeenteraad om van het stadhuis geene vlag Uit te steken. Leden van het Emmeriker zang gezelschap Concordia brachten eene hulde aan den paStóór, 'terwijl de alarmklok wegens de ongeregeldheden werd geluid, nadat zij in triomf, met een op den rijksveldwachter Hendrik Straat man buit gemaakt geweer, gevolgd door eene talrijke menigte, 150 a 200 man, door de stad waren getrokken. Voorts werden de Emmerikers op den weg naar huis door het schenken van borrels en het geven van geld daarvoor aangezet om naar 's-Heerenberg terug te keeren, en bij het buit gemaakte geweer nog eene oranjevlag te halen. Hierop volgde het inwerpen van meer dan 40 vensterruiten van de sociëteit en huizen van verscheidene protestanten. „Een student, de heer van der Loeff, die eene met oranjelint versierde dame over de markt geleidde, kwam den troep voorbij. Beiden wer den aangegrepen en, toen zij zich verdedigden, door de aanvallers van achteren aangerand, zoo dat die heer bijna op den grond viel. „De burgemeester was niet in de stad. De secretaris Beijer en de gemeente-bode Tervoort snelden de aangevallenen ter hulp, maar werden nu zeiven aangegrepen, op den grond geworpen en met vuisten en knuppels geslagen; vooral Beijer ontving niet geringe wonden aan het hoofd en de handen. Met een ander, die te hulp schoot, ging het niet beter. „Op de tijding der mishandeling van de beamb ten, ijlde de 60jarige, in een blauwe kiel ge- kleede, met een karabijn met bajonnet gewapende rijksveldwachter en opzichter der jacht, Hendrik Straatman, te hulp. Zoodra de samengeschoolden hem gewaarwerden, ontrukten zij hem zijn kara bijn en hieuwen hem met stokken neder; met gescheurde kiel en met bloed bedekt, werd deze beambte door zijne vrouw en dochter uit de groep gesleurd. Acht dagen lang moest hij wegens deze wonden het bed houden. Een ander werd het zelfde lot beschoren. De plaatsvervangende burge meester, de wethouder Bosman en de veldwachter Kaak, die te hulp gesneld waren, werden eveneens aangegrepen en mishandeld; aan Kaak, die in vol uniform was, ontnam men zijn sabel, inaar gaf hem die spoedig weder, met de woorden: „Doe het niet weer!" Bosman, die op den smeekenden kreet van Straatman, dat men hein toch niet zou doodslaan, was toegesneld, sloeg met een knuppelop de aan vallers, maar werd door dezen van achteren aan gegrepen, in de goot geworpen en met de vuisten op hoofd en schouders geslagen. Behalve deze personen werden aangevallen en mishandeld de bode Fehres, die den secretaris Beijer was te hulp gekomen, en de vorstelijk-hohenzollernsche hof-kammerrath Grimm, die op het vernemen van het uitgebroken oproer van het slot naar de stad was gesneld en op zijn terugweg naar het slot was. Hij had namelijk te vergeefs de alarmklok doen luiden en getracht de oproerlingen uit's-Hee renberg te verdrijven. [Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1872 | | pagina 1