Woensdag
23 October.
SPANJE'S SOCIALE TOESTAND.
i\°. 3898.
A0. 1872.
Feuilleton van liet
Dagblad".
Leidseli
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT.
Voot Leiden per 8 maandenƒ3.00.
Franco per post„3.85.
Afzonderlijke Nommere0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJTS DER ADVERTENTIEN.
Voor lederen regelƒ0.15.
Grootere lettere naar de plaatsruimte die "beslaan.
STADS-BERICHTEN.
Vergadering van den Gemeenteraad van Lei
den, Donderdag den 24 October 1872,'s namiddags
te een uur.
Onderwerpen
1°. Voordracht omtrent de tegemoetkoming van
schutterplichtigen, in de kosten hunner klee
ding (20.3).
2°. De gemeentebegrooting voor 1873.
Lelden, 22 October.
Zooals wij gisteren meldden is aan de Tweede
Kamer der Staten-Generaal ter overweging aan
geboden een wetsontwerp tot gelijkstelling van
de getuigschriften van het eindexamen eener
hoogere burgerschool iu Nederlandsch-Indië met
de getuigschriften van dergelijke eindexamens
hier te lande.
De considerans van dat ODtwerp gaat uit van
de stelling, dat de eindexamens in Indië, volgens
het nieuwe reglement af te nemen, gelijkstaan
met die in Nederland en dat gelijkschatting der
getuigschriften daaruit moet volgen.
Art. 1 laidt: Voor goed volbrachte eindexamens
der hoogere burgerscholen met vijfjarigen cursus
in Ned.-Indië, afgenomen met gelijke eischen,en
zooveel doenlijk volgens dezelfde regelen, als voor
die examens in Nederland zijn vastgesteld, wor
den getuigschriften afgegeven, die gelijkstaan
met de getuigschriften van zoodanige examens in
Nederland, volgens de wet van 2 Mei 1863 (SiM.
No. 50) houdende regeling van het middelbaar
onderwijs.
Art. 2 past dezelfde bepaling toe op de getuig
schriften van voldoend afgelegd eindexamen der
hoogere burgerscholen in Ned.-Indië, uitgereikt
iu 1870, of een der volgende jaren tot op het
tijdstip van het in werking treden dezer wet.
De walgende toon, die bij voortduring in het
Haagsche Dagblad heerscht, heeft en hier ligt er
ten minste de verdienste in van actualiteit zijn
toppunt bereikt bij de bespreking der kamerde
batten over de wet nopens de besmettelijke
ziekten.
Terwijlelk gewoon sterveling in deze voordracht
geen zweem van politiek ontdekt, wemelt lieden
de beschouwing van het Haagsche orgaan, over
de zitting van gisteren, vaD hatelijkheden tegen
het ministerie en sommige liberale afgevaardigden
en vlecht zij een lauwerkrans oin de slapen van
de conservatieven, vooral van den heer C. van
Nispen, die den moed had, inconsequent te zijn
en van den heer Heemskerk, president-commissa
ris van het Dagblad zonder verantwoorde
lijkheid.
Van den heer Heemskerk, wien, zooals men
weet, het Dagblad niet altijd gelijk behoeft te ge
ven, heet het: dat hij een „beginsel van recht
vaardigheid en van vrijheid" heeft verdedigd, met
„warmte en overtuiging" en dat „door het gezond
verstand, het billijkheidsgevoel en het politiek
inzicht als om strijd werd voorgeschreven."
De bepaling van art. 14 der wet wordt stui
tend, onhoudbaar, onzinnig en voor een liberaal
gouvernement „onbegrijpelijk of liever maar
al te begrijpelijk" genoemd.
De heer Rombach wilde „een wet, zonder te
letten op haar inhoud, op de mogelijkheid harer
uitvoering, met totale miskenning bovendien van
nationale bezwaren en deinsde er toch voor
terug om den beker van den onzin, in deze wet
nedergelegd, te doen overloopen."
De Minister wij resumeeren nog heeft een
allergewichtigst échec geleden. „Rekenende waar
schijnlijk op den steun der „meerderheid," die
hem gedurig voor oogen zweeft; wier gangen hij
bespiedt, om haar te volgen; wier minste bewe
gingen hij gadeslaat, om er zijn „overtuiging" en
zijn „beginselen" naar te fatsoeneeren verzette
■hij zich met nadruk tegen het voorstel dat, naar
de Minister zeide, een inbreuk zou maken op de
oeconomie der wet, welker leidende gedachte
(NB. 1) hij herhaaldelijk vooropstelde als uitgangs
punt zijner bestrijding."
Sprekende over de. aanneming van het amen
dement - Godefroi c. s., zegt bet orgaan uit de vor
stelijke residentie het volgende:
- „De „meerderheid" heeft gesproken en al sprak
zij nu anders dan de „meerderheid" op wie de
Minister en zijn kabinet hadden gerekend, „meer
derheid" blijft „meerderheid": haar te volgen on
der welken vorm, in welke gedaante zij zich ook
vertoont, haar zal de heer Geertsema altijd en
immer volgen.
„Déarom was de rnercuriale wèl verdiend, die
de heer Jonckbloet, in zijn langgerekte, slepende
en slaapwekkende rede, den Minister toediende.
„Maar niet door hem inocht zij worden uitge
sproken.
„Vooral ook niet in den hatelijken vorm waarin
hij haar inkleedde.
Wij voeren oppositie tegen het ministerie,
maar een verkapte oppositie, die zich hult in
het schijnheilig kleed van quasi-vriendschappe-
lijke terechtwijzing, maar met het kennelijk dool
om, onder vrienden-masker, hatelijk te zijn eD
geheime dolksteken toe te brengen, tegen zulk
een oppositie verzet zich ons gevoel van loyali
teit (de loyaliteit nl. van het Dagblad)-, en wij
durven ons vleien, dat in de geheele Kamer, bij
vrienden en tegenstanders, de pijnlijke indruk zal
zijn bijgebleven, dien in dat opzicht de rede van
den heer Jonckbloet op ons maakte.
„Oprechte tegenstanders of oprechte vrien
den, maar geen schijnvrienden, die met een
flnweelen hand souffleteeren."
Tot hiertoe het Dagblad.
Wij waren niet hoog ingenomen met de voor
dracht der Regeering en we zouden ongaarne de
bepalingen daarin hebben behouden of gemist,
die de heer Heemskerk er uitgenomen, de heer
Godefroi c. s. er in gebracht hebhen.
Maar kan het daarom in een verstandig en niet
door hartstocht beneveld brein opkomen, om op
zoo hatelijke wijze, bij deze gelegenheid uit te
varen tegen het ministerie en sommige liberale
vertegenwoordigers? Dat het Dagblad het betreurt
de wet nog door den Minister te zien handhaven,
begrijpen wijhet wenschte liever de intrekking,
om dan „victorie" te roepen en misschien de af
treding van den heer Geertsema als een gebie
dende noodzakelijkheid, als een „nationaal" ver
langen misschien voor te stellen.
De kans op verwerping der wet die niet
geheel weggenomen is stelt het Dagblad niet
gerust; de wet moet ingetrokken worden, opdat
daardoor een nieuw wapen worde verkregen, om
den gevreesden tegenstander te bekampen.
Of die strijd eerlijk is wat bekreunt men
zich daarom De heer Geertsema is liberaala
la lanlerne dus 1
Hoelang zullen fatsoenlijke lieden die politiek
nog steunen?
Met veel genoegen woonden wij gisteravond
de voorstelling van de Koninklijke tooneelisten
uit den Haag onder directie 'van den heer J. C.
Valois bij, en zeggen gerust dat ons door de op
voering van de Goudboer een genotvolle avond
werd verschaft. Waar wij het allereerst over te
spreken hebben is het uitmuntend spel van Vroui
en Anton Kellmeijer. Mevr. Rruiju-Sablairolles
vond in haar rol gelegenheid haar bekend talent
als uitstekend actrice opnieuw te doen uitkomen.
Iu het spel van den heer Haspels was iets
volkomen waars; ook hij speelde natuurlijk en
zonder eenige overdrijving. De heer Wijnstok had
enkele oogenblikken waarin hij goed kou uit
komen; de heer Bruijn als Ruppert was volko
men op zijn plaats en maakte in die rol een goed
figuur; de heer Bigot, als de bierbrouwer Zacha-
rias, was weder, zooals altijd, goed; van hem
kunnen wij gerust zeggenhoe meer werk hij
verricht des te beter wordt het. De andere rollen
werden op enkole uitzonderingen na goed ver
vuld en de vertooners werkten allen mede om
een zeer voldoend geheel te verkrijgen.
Mevr. Hurg als Madar was als altijd weer even
juist in hare opvatting; zij trekt altijd onze bij
zondere aandacht en verdiende onze goedkeuring
ten volle, zells al kon haar talent in de rol van
Madar niet genoeg uitkomen.
Minder gunstig is ons oordeel alleen over de
dames, die de rolletjes vervulden van Afra en
Walli; deze. beide dames schenen de punctuatie
over het hoofd gezien te hebben't was letterlijk
aframmelen, zonder zin, zonder kleur.
Van de vaudeville: Vrouwen, blijft van de lium-
flesch af! zullen wij niet veel zeggen, omdat er
eigenlijk niets anders van te zeggen valt dan
dat het onbeduidend is.
Bij de heden gehouden verkooping van Cokes
op het Raadhuis alhier, van partijen van 10, 60
en 100 hectoliters, waren de hoogste inschrijvin
gen f 5.80; f 28.50; 54; eu de laagste f 5.60;
f 28; (tfyjj.
Gisteren zijn te 's-Gravenhage geëxamineerd
voor het lager onderwijs, Engelsche taal, 10
onderwijzeressen. Afgewezen 5; toegelaten 5, de
dames: D. B. Bakker, C. J. Gerlings, F. M. Miller,
T. H. C. Sonneuberg en A. P. de Koster Stroes.
De eerste prijs in de 1ste afdeeling van het
groot Internationaal Zangers-concours te Parijs is
behaald door de Mannenzangvereeniging Caecilia
van 's-Gravenhage, benevens de eerste prijs voor
eene voordracht prima vista.
Naar men verneemt, is een wachtmeester
der huzaren, te 's-Gravenhage, met een som van
f 100, welke hem ter betaling was toevertrouwd,
verdwenen.
Gisteren zijn de proeven geëindigd met de spoor
wegbrug over de Maas bij Dordrecht. Die proeven
zijn goed geslaagd't is gebleken, dat de brug aan
al de gestelde eischen beantwoordt.
In eene advertentie van den Standaard wordt
gewaarschuwd tegen zekeren Johannes Muller,
die zich met eene lijst ter inzameling van stu
diegelden vervoegd heeft bij mevr. douair. baro
nesse van Boetselaar van Dubbeldam, op welke
lijst vermeld stond, dat die persoon door Dr. N.
Beets en Dr. A. Kuyper was aanbevolen.
Onlangs begaven zich eenige heeren naar de
heide tusschen Venray en de dorpen Merselo en
Overloon, met het doel om wetenschappelijke
opdelvingen te doen. Deze eerste proefneming
werd met een gunstigen uitslag bekroond, daar
men in weinig tijd reeds vier urnen had gevon
den. 1 d ,007 A
Deze heide kan, door deskundigen onderzocht,
eene belangrijke bijdrage zijn voor de geschiede
nis van Limburgs vroegste bewoners.
Volgens een bericht van het Departement van
Marine ingekomen bericht, heeft Zr. Ms. transport
schip «net stoomvermogen Java, onder bevel van
den kapitein-luiteuant-ter-zee G. H. Bakker, na op
den 5den September jl. in de Simonsbaai (Kaap
de Goede Hoop) te zijn aangekomen, den' 15den
daaraanvolgende van daar dé reis naar Nederland
voortgezet.
Bij beschikking van den Minister van Binnen-
landsehe Zaken, wordt bij de opening voor het
verkeer het dagelijksch toezicht op den Staats
spoorweg van Middelburg naar Vlissingen opge-
opgedragen aan den spoorwegopziener J. S. A.
Noordendorp ter standplaats Roosendaal, en op
deu Staatsspoorweg van Dordrecht naar Mallegat
(Fijenoord), opgedragen aan den spoorwegopziener
A. J. Stal, ter standplaats Breda.
Z. M. heeft aan Mr. J. W. Lasonder, op zijn
verzoek, eervol ontslag verleend als leeraar aan
de Rijks hoogere burgerschool te Winterswijk
aan A. D. Hagedoorn, op zijn verzoek, als leeraar
aan de Rijks hoogere burgerschool te Groningen,
en als zoodanig in zijne plaats benoemd L. B.
van der Kolk, te Veendani; aan Jhr. Mr. J. W. J.
UIT HET ENGEI.SCH.
(Slot.)
Er is nog een ander merkwaardig punt, in de
quaestiën tusschen de handelslieden in Madrid.
Zij bieden tegenstand aan elke poging van een
Minister van Financiën, om vrijen handel te be
vorderen en vreemde vlaggen gelijk te stellen.
Zij zijn in alle opzichten veel bekrompener van
geest dan de minste winkelier bij andere natiën.
Hunne behandeling der zaken is kleingeestig en
beschroomd. Zij schrikken terug van iedere onder
neming en hebben geen moed om iets te wagen.
Zij schacheren en schrapen en bedriegen om wat
te verdienen. Als eene bloeiende Spaansche stad
iets verlangt tot stand te breDgen, kotnt het nooit
in hen op te handelen zooals Glasgow deed, loen
het eene nieuwe academie wenschte. Zij roepen
de hulp in van de centrale macht, die altijd ten
achteren is met al haar ambteuaTeh, van den
aartsbisschop af tot den dorpsschoolmeester toe
die dezen zomer (1871), de Cortes liet uiteen
gaan, zonder dat er eenig budget was vastge
steld, die geld leent, tegen hooge intrest, en dan
nog meer geld, om die intrest te betalen, en dan
nog meer geld om de rente van die rente te vol
doen, en zoo ad infinitum. Het „zaken doen," in al
zijne vormen is de zwakke zijde van het geheele
Spaansche systeem. Het tabaks-monopolie van de
regeering wordt zoo beheerd, dat de oflicieele
winkels dikwijls geen lood tabak in voorraad
hebben, en de deuren door het gemeen belegerd
worden. De bestrating der groote steden, en het
onderhoud der weldadigheidsgestichten kan al
leen geschieden door loterijen. De staats-loterij,
die elke veertien dagen trekt, is een der beste
bronnen van inkomst voor de administratie, die
er 25 pCt. van geniet. Intusschen is nagenoeg
elk gemeentebestuur insolvent, tengevolge der af
schaffing van het octrooi, of belasting van levens
middelen, door de revolutionnairen van 1868. En
toch, niettegenstaande al die armoede, zoo open
bare als verborgene, en met eene bedelarij, alge-
meener, onbeschaamder, en meer afzichtelijk door
het ten toon spreiden van lichaamsgebreken dan
in eenig land ter wereld, schijnen de Spanjaar
den toch altijd geld te hebben voor hunne uit—
spadningen. Wel is waar zijn hunne vermaken
niet duur, eu kunnen zij uren doorbrengen iu
een prachtig café, met eene vertering van niet
meer dan twaalf en een halve cent Hollandse!),
of eeDe plaats in een goede Italiaansche opera
bekomen, voor nog geen vierde van wat zulks in
Londen zou kosteD. Maar toch is het feit merk
waardig. Deels wordt het verklaarbaar door de
matigheid van de levenswijze, die als men leeft
zooals de inboorlingen zeer goedkoop is. De Span
jaard is zuinig uit gewoonte, en alleen schitterend
bij buien, uit zucht om vertooning te maken. Hij
kan op eene verdieping woneD, puchero etende,
en den vin ordinaire van zijne provincie drinkende,
en laat zijne vrouw begraven met acht paarden
voor de lijkkoets, met vederbossen op den kop
en schitterend tuig en verzeld van kleine jongens
als pages gekleed, met kaplaarzen aan, die met
sabelbont omzoomd zijn.
Deftig voor het uitwendige, is hij kinderachtig
in zijne liefde tot uitwendig vertoon of babbelen.
Altijd pochend op Spanje geeft' hij met weerzin
een er.kele peseta voor het algemeen belang, eu
in het bijzondere gesprek verzekert hij zijn bui-
tenlandschen vrienden dat de toestand van Spanje
allerellendigst is. Als hij arbeidt, dan is dat min
der uit ijver of eerzucht, dan wel oin zich de
middelen te verzokeren om door het leven te
scharrelen iii een erigen kring, inet van tijd tot
tijd eene uitbarsting van uiterlijk vertoon. Het
natiouuat temperament, onverschillig en flauw,
maar eene periodieke opwiuding behoevende;
aan de eene zijde een traag toegeven en gemak
zucht, en aan de andere koortsachtige ijdelheid
en eerzucht, zou, als men het genoeg kende,
waarschijnlijk de verklaring geven van veel, dat
ons in hunne politiek onbegrijpelijk voorkomt.
Het Spaansche leven beweegt zich tusschen
opwekken en kalmeeren, spel en tabak, revolu
ties die alles zullen verbeteren en despotieke
reacties, die dan welkom zijn, omdat zij den
vrede brengen. De Spaansche vermaken en ma
nieren evenwel zouden eene afzonderlijke ver
melding behoeven, en wij hebben ditmaal de meer
ernstige gezichtspunten op Spanje's socialen toe
stand beschouwd. Spanje is daaromtrent aan 't
veranderen, maar langzaam. Het stierengevecht,
zegt men, is in verval, maar wij zien er nog
niet veel blijken van. De nieuwe koning en ko
ningin hebben het staatkundig geacht, er dezen
zomer een bij te wonen, en zelfs die dames, die
er niet heeDgaan, ondersteunen toch de voorstel
ling door het vervaardigen van ornamenten van
lint of gekleurd papier, om de wapens te versie
ren, waarmede de banderilleros het gemartelde
beest afmaken. Zelfs hebben ër dezen zomer voor
stellingen van stierengevechten plaats gehad,