20 September.
N°. 3870.
Vrijdag
A«. 1872.
STABS-BE RICH TEN.
Feuilleton van het „Leidsch
Dagblad".
SIBYLLA'S HANDSCHRIFT.
De Nederlandsclie en de Indische
Werkman.
IDSCH
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 8 maanden.
Franco per post
Afzonderlyka N ommen
/"8.00.
8.85.
n 0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS IJK li ADVKUTKNTIKN.
Voor lederen regel/"0.15.
Orootere letten naar de plaatsruimte die i\J beslaan.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
EIDEN doen te weten, dat door den Raad dier
eineente, in zijne vergadering van den 4den Mei 1872,
vastgesteld, en gewijzigd in de openbare vergade-
'ng van den 20sten Juli 1872, de volgende
VERORDENING
regelende het onderwijs in teekenen en gymnastiek
aan de openbare lagere en middelbare
scholen te Leiden.
Art. 1.
Aan al de openbare lagere scholen en aan d e Hoo-
ere Burgerschool dezer gemeente wordt onderwijs
egeven in handteekenen en gymnastiek.
Art. 2.
Het onderwijs in liet handteekenen wordt op de
cbolen voor on- en minvermogenden en op de school
oor voorbereidend onderwijs der 2de klasse, alsmede
p de laagste klassen der overige scholen, gegeven
oor het hulppersoneel aan die scholen werkzaam.
Art. 3.
Aan de Hoogere Burgerschool, aan de hoogste
lassen der scholen voor uitgebreid lager ouderwijs
en aan de vormschool wordt dit onderwijs gegeven
'oor twee teekenonderwijzers met acte voor middel
aar onderwijs, die elk eene jaarwedde van f 1200
ontvangen.
Art. 4.
Aan een dezer onderwijzers wordt het toezicht
opgedragen over het teekenonderwijs, zooals dit door
het hulppersoneel der lagere scholen gegeven wordt.
Art. 5.
De verdeeling en regeling der uren onderwijs door
de twee onderwijzers, 't zij afzonderlijk, 't zij geza
menlijk te geven, geschiedt door Burgemeester en
Wethouders in overleg met het schooltoezicht.
Art. 6.
Het onderwijs in de gymnastiek wordt op de scho
len voor on- en minvermogenden, op de scholen voor
voorbereidend onderwijs der 2de klasse en aan de drie
laagste klassen der scholen 1ste klasse gegeven door
het hulppersoneel aan die scholen werkzaam.
Art. 7.
Aan de Hoogere Burgerschool, aan de scholen voor
voortgezet onderwijs der 2de klasse, aan de hoogste
klassen der scholen 1ste klasse eD aan de vormschool
wordt dit onderwijs gegeven in een daartoe bestemd
lokaal door een onderwijzer in de gymnastiek, met
cte voor middelbaar onderwijs, die daarvoor jaar
lijks bezoldigd wordt met f 1600.
Art. 8.
Aan dezen onderwijzer is het toezicht opgedragen
ver het gymnastiekonderwijs, zooals dit door het
hulppersoneel gegeven wordt.
Art. 9.
De regeling der uren door dezen onderwijzer aan
de verschillende scholen te geven, geschiedt door Bur
gemeester en Wethouders, in overleg met bet school
toezicht.
Hij zal zelf en op zijne kosten zorg moeten dragen
yoor de vereischte hulp bij het geven van dit onder
wijs, alsmede voor de inrichting van het gebouw zoo
lang de gemeente geen eigen gymnastiekschool bezit.
Art. 10.
De onderwijzers in teekenen en gymnastiek zijn
gebonden aan de algemeene bepalingen voor de
scholen van lager en middelbaar onderwijs, ook wat
de vacantiën betreft. ZoolaDg zij aan de leerlingen
eener school, 't zij in, 't zij buiten bet schoollokaal,
onderwijs geven, staan zij onder het toezicht respec
tievelijk van den Directeur, den hoofdonderwijzer of
de hoofdonderwijzeres dier school.
Art. 11.
De onderwijzers uit hunne betrekking wenschende
te worden ontslagen, zijn verplicht, zes weken vóór
het tijdstip waarop dit ontslag moet ingaan, zich
daartoe schriftelijk tot den Gemeenteraad te wenden.
"Vastgesteld door den Raad der gemeente Lei
den, in zijne openbare vergadering van den
4den Mei 1872 en gewijzigd in de openbare
vergadering van den 20sten Juli daaraan
volgende.
De Burgemeester,
y. d. BRANDELER.
De Secretaris,
E. KIST.
Zijnde deze Verordening aan de Gedeputeerde Sta
ten van Zuid-Holland, volgens hun bericht van den
9den September 1872, B. n°. 6408 (1ste afd.), G. S.
n°. 19/1, in afschrift medegedeeld.
En is hiervan afkondiging geschied waar het be
hoort, den 19den September 1872.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. d. BRANDELER, Burgemeester,
v. PUTTKAMMER, Secretaris.
(naar het engelsch.)
„Wacht," zeide zij in het voorhuis, „ik heb toch
niets vergeten? Handschoenen,een wurmenbakje,
hengels, alles in orde!" Zij maakte nog een bui
ging voor haar eigen beeld in den spiegel, dien
zij voorbijkwam, zeggende: „Sibylle, beste meid,
tot weerziens!"
Vluj* liep zij de Irap af, naar buiten, over het
mollige grastapijt en was spoedig in het eenzame
bosch. Na een snelle wandeling van een halfuur
bereikten zij een heuvel, die steil naar den oever
afbelde en waar vroeger de ingang tot een nu
verlaten kolenmijn was geweest. Het was eene
moeilijke onderneming om af te klauteren, maar
na menige lachbui en menige struikeling bereik
ten zij den oever van het liefelijk water. „O
Tom! is het niet prachtig!" „Korn uit het water,
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
LEIDEN doen te weten, dat door den Raad dier
gemeente, in zijne vergadering van den 20sten Juli 1872,
is vastgesteld de volgende
TERORDENING
houdende regeling der jaarwedden voor de leeken-
en gymnastiekonderwijzers aan de openbare
lagere en middelbare scholen te Leiden.
De Raad der gemeente Leiden:
Gezien de Verordening regelende het onderwijs in
teekenen en gymnastiek aan de openbare lagere en
middelbare scholen te Leiden;
Gelet op art. 24 der Wet van 2 Mei 1863 Staats
blad n°. 50), houdende regeling van het middelbaar
onderwijs
Bepaalt
Van de jaarwedden aan de beide teekenonderwijzers
en den gymnastiekonderwijzer bij de artikelen 3 en 7
der bovenaangehaalde Verordening toegekend respec
tievelijk ten bedrage van 1200,—, f 1200,en
1600,wordt geacht bezoldiging te zijn voor het
aan de hoogere burgerschool te geven onderwijs, een
bedrag van f 560,voor een der beide teekenonder
wijzers, van f 400,voor den anderen teekenonder-
wijzer en van f 240,voor den gvmnastiekonder-
w ijzer.
Gedaan te Leiden, ter openbare Raadsverga
ring van den 20sten Juli 1872.
De Burgemeester,
v. d. BRANDELER.
De Secretaris,
E. KIST.
Zijnde deze Verordening goedgekeurd door den
Minister van Binnenlandsche Zaken, bij zijn besluit
van den 12den Augustus 1872, n°. 195 (5de afd.) en
door de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, bij
hunne beschikking van den 9den September 1872, B.
n°. 6408 (lste afd.), G. S. n°. 19/1.
En is hiervan afkondiging geschied waar het be
hoort, den 19den September 1872.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. d. BRANDELER, Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
Het Dagblad vindt het „meer dan zonderling,"
dal in 's Rijks overzeesche bezittingen bepalingen
worden ingevoerd, die hier te lande juist zijn af
geschaft, n. 1. de bepalingen van den C. P. legen
de vrijheid van coalitie.
Ieder die zulks leest zal deze meening van het
Dagblad op zijn beurt „meer dan zonderling" vin-
den. Hoe is het mogelijk, zoo geheel en al het
j verschil van plaats en ontwikkeling uit het oog
te verliezen! Zou het Dagblad in ernst durven
volhouden dat onze Westersche maatschappij uioet
geregeerd worden door dezelfde strafwetten als
de Oostersche volken, waar het begrip van straf
nog voor een groot gedeelte verwant is met dat
van wraak die door een goddelijk of oppermachtig
mensohelijk wezen wordt genomen
Het is waar, de bevolking van onze O.-I. be
zittingen bestaat voor een gedeelte uit .leden der
Westersche maatschappij, en in zooverre zou zij
door dezelfde wetten kunnen geregeerd worden.
Maar voor verreweg het grootste deel, en speciaal
wat den arbeidersstand betreft, bestaat zij uit
iiienschen, die in beschaving bij onze bevolkingen
erre teu achteren staan. Eu zelfs zij, die uit de
meer beschaafde maatschappij naar onze koloniën
zijo vertrokken, (en de bedoelde wet betreft hen
nog niet eens) mogen geacht worden niet door
dezelfde wetten als wij geregeeid te kunnen
WordeD. Zoomin als de ontginners en planters
door de locale omstandigheden met onze patroons
kunnen worden gelijk gesteld, zoomin kunnen de
koehe's, die zij in dienst hebben, in ontwikkeling
en verstandig gedrag met onzen werkman wor
den vergeleken. De laatste gebeurtenissen op de
Oostkust van Sumatra mogen daarvan ten voor
beeld strekkeu.
Vooral in een blad als dat van den heer Heems-
keik klinkt ons de gemaakte opmerking uiterst
vreemd. Wie ook thans nog een voorstonder is
van het voor meer dan 30 jaren ingevoerde kuituur-
stelsel mag zich waarlijk niet verwonderen, wan
neer eene regeering onderscheid maakt tusschen
de maatschappelijke ontwikkeling in de koloniën
en in het moederland. Wal zou het Dagblad er van
zeggen, wanneer men bij ons të lande de tarwe-,
rogge-, boekweit-, hennep-, gras- en andere vel
den voor rekening van den Staat ging exploitee-
ren en aan hen die ze bearbeiden een loon gin£
uitbetalen, nauwelijks voldoende om het leven
in het uitgeputte lichaam te houden? En toch
wenscht het dien toestand io de koloniën besten
digd te zien
De voorgewende vei wonderiug van hei Dagblad
draagt eenvoudig liet karakter van spijt over de
afschaffing onzer artt. 111, 115 en 117 C. P., en
van stelselmatige oppositie tegen de regeering.
Want het weet zeer goed, dat de beweegreden
waardour men toi die afschaffing is overgegaan
iu de eerste plaats deze is, dat onze werkman
genoeg ontwikkeld mag worden geacht en er
derhalve recht op heeft om zelf te beslissen over
de maatregelen, die hij tot voldoening zijner levens'
behoeften te nemen heelt. Het weet aan den
anderen kant ook, dal de ontwikkeling van de
Inlanders onzer koloniën nog niet groot genoe;
is om hun het wapen der vrije coalitie in handen
te geven. Heelt men al niet het recht, hen hard
te laten werken voor een ellendig loon, men mag
wel degelijk waarborgen zoeken tegen samen-
spanningen van tuenschen, die voor de vrijheid
vvaariu wij ons verbeugen, nog niet rijp zijn.
De artt. 312, 313 en 311 van het Wetboek van
Strafrecht van Inlanders constateereu derhalve niet
alleen geen inconsequentie in de liberale begin
selen onzer regeeriug, maar mogen wat de strek
king betreft als wijze maatregelen van voorzorg
worden beschouwd.
Leiden, 10 September.
In den aanvang der zitting van de Eerste Kamer
heeft heden de Minister van Justitie nautens het
Kabinet het woord gevoerd om het Ministerie bij de
Kamer in te leiden. Het heeft, zoo sprak hij, zijne
gewichtige taak aanvaard in de overtuiging de
beginselen te zijn toegedaan, door de meerder
heid der vertegenwoordiging beledeu. Het doet
wijders beroep op de ondersteuning en de me
dewerking in de afdoening van de daarvoor vat
bare punten die iu de Troonrede vermeld zijn
of nader zullen ingediend worden.
De President der Kamer bedankte den Minister
voor deze toespraak. Daarna werd het adres van
antwoord op de Troonrede paragraafsgervijze
behandeld en na korte discussie over enkele pun
ten met algemeene stemmen aangenomen. De
Minister Geertsema verklaarde hierop dat maat
regelen tot beperking van den in- en doorvoer
vau vee beraamd worden tot wering van de ver
spreiding der besmettelgke veeziekte.
Hierna is de Kamer op reces gescheiden.
In de zitting der Tweede Kamer van heden
heeft de heer Dullert het presidium aanvaard met
inroeping van ondersteuning en medewerking,
daarbij de aausporing voegende oin veel af te
doen. Veel beter, zéide "hij, dau reglementaire
bepalingen zal eene juiste opvatting onzer roeping
en de wensch om veel ten algeineenen nutte tot
stand te brengen tot het doel leiden, oin den bloei
en welvaart van Nederland te bevorderen.
Bij de inededeeling vair den brief van Thor-
becke's zoou wegens het overlijden zijns vaders,
bracht de voorzitter een warm woord van hulde
aan den overleden staatsman, waaraan Nederland
groote verplichting had, terwijl zijne nagedach
tenis bij ons in eere zal Wijven.
Een aantal ontwerpen en stukken zijn ingeko
men. Tol voorzitters der afdeclingen zijn gekozen:
de heeren van der Linden, Heemskerk Bz, de
Brauw en Kappeynetot leden der commissie
voor het adres van antwoord de heeren vau
Nispen, Heemskerk Bz., Lange, van Kuijk en
Kappeyne. Morgen te halfdrie zal de begrooting
worden aangeboden.
Up Woensdag den 9den October 1372, des
inidilags te 12 uren zal doqr de Hoofd-admini-
stratie vau het lste Regiment Huzaren alhier,
ten Bureele van den Kapitein-Kwartiermeester, bij
inschrijving in het openbaar worden aanbesteed
de levering, gedurende het jaar 1373, van de bij
het Curps benoodigde voorwerpen van Kleeding
en Uitrusting.
De Commissie van Administratie over de Ge
vangenissen alhier zal, ouder nadere goedkeuring
sir 1" riep zij tot haar hond, die een bad nam. „Tom
maak de hengels gereed, wij hebben volle twee
uren tijd voor het ontbijt."
De hengels worden uitgelegd en alles, netjes
beschikt, oui de geen kwaad vermoedende visch-
jes te storen in hun rust. Zij vingen er een aan
tal, tot Tom's uitbundig pleizier, en genoten dat
vermaak meer dan eeD uur. Don, de boud, zat
haar met zijne verstandige oogen aan te staren,
niet kunnende begrijpen, hoe zijne meesteres zoo
lang stil kon zitten, een zoo ongewoon verschijn
sel, dat het zijn houdenversland te boven ging.
Sybilla's dobber bewoog, alsof een visch van
een zwaarder kaliber dan een forel bezig was
zich te bedenken of het aas lekker genoeg was voor
zijn ontbijt. Zij boog voorover en greep haren
hengel stevig vast, Tom met een blik waarschu
wende, toen deze eensklaps fluisterend zeide:
„Daar komt iemand aan, ik hoor de takken
kraken I"
Zij gaf geen antwoord, maar schudde het hoofd
ten teeken dat hij zwijgen moest, daar hare at
tentie geheel gevestigd was op den dobber. ^Stilte
heerschte in 't rond, en niets was te liooren dan
de naderende voetstappen van den onwelkomen
bezoeker. Plotseling werd die stilte afgebroken
door de verschijning van een gentleman en dat
wel zonder eenige plichtpleging, want hij strui
kelde over een boomtronk, rolde van de steile
helling en had zijn beeuen kunnen breken, indien
hij zich niet had vastgegrepen aan het boompje,
waaraan het mandje met het ontbijt was opge
hangen. Man cn mandje vielen als een bom ne
der, in wolken van stof gehuld en vergezeld door
losgerukte steenen en aardkluiten. Ongeduldig
keerde Sybilla zich om, want in hare ontsteltenis
was haar de hengel ontglipt en de visch ontsnapt.
Zij was erg geschrikt, maar ziende dat het nu juist
geen aardbeving was of rotsblokken, maar slechts
een lieer, die reeds bezig was op te staan en zich los
te werken uit die puinhoopen en als een berouw
hebbend zondaar liet meisje aanzag, riep zij haas
tig uit:
„Verschrikkelijke oude hippopotamus I Zie eens
wa' ë'J gedaan hebt!" daarbij een blik slaande
op de lekkernijen, die besloven en bemorst op
den grond lagen. „Waar komt gij van daan?"
voegde zij er bij, met moeite liet lachen be
dwingende.
Hij .oog zeer beleefd en zeide met een be
ende stem: „Dat is een vraag, die ik gaarne
uitvoerig zou beantwoorden; naar mijn bescheiden
meening echtler kwam ik van boven," terwijl bij
lachend eerst de steile rots en toen zijne gezellin
aanzag.
Hij was verwonderd te zien, dat hare oogen
met kwalijk bedwoogen verbazing en vroolijk-
heid op hem gevestigd bleven, en voelde zich
min of meer geraakt, toen zij iu een luid ge
schater uitbarstte, waar Tom', alsof hij zich ver
plicht voelde zijne meesteres na te bootsen, van
harte mede instemde. De vreemde kruiste de
armen over de borst en wachtte tol zij ophield.
„Ik vraag u tiênduizendmaal verschooniug, dat
ik uw ontbijt bedorven heb, zooals ik tot mijn
leedwezen zie. Ik beken, dat toen ik van morgen
uitging om het een of ander verrassend uitzicht
te genieten, ik nooit gedroomd had in een too-
verland terecht te zullen komen, maar eilieve,
laat uw hond mij niet verslinden; ik vrees dat
hij vijandelijke plannen heeft en verzeker u, dat
ik daar niet lekker genoeg voor'ïhiaak," sprak
hij lachend, daar zijne vroolijke stemming ge
heel was teruggekeerd.
Hare gehandschoende hand op den kop van
het kolossale beest leggende, antwoordde zij
„Hij zal u niet opeten. Ik zal kwaad met goed
vergelden; hij zal u niet voor zijn ontbijt ver
slinden, al liebt gij ook al mijn beschuitjes üe
dorven."
„Dank u, gij zijt zeer toegevend; mag ik u
vragen, hoe gij hier zijt gekomen
„Ik geloof ook van boven," hernam zij la-
koniek. Wordt vervolgd.)