Nu. 3861.
Dinsdag
A°. 1872.
ÏO September.
Feuilleton van liet Leidsch
Dagblad".
SCHETSEN DIT ESGELAMD.
EIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZKR4C0URANT.
Voor! Leideo per 8^maandeu
Frail» fper po»t
Aüonderlyke Nommera
/8.00.
3.86.
0.06.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVKRTKNTIEN
Voor iederen regelf0.15.
Grootere letter» naar de plaatsruimte die zg beslaan.
Lelden, 8 September.
!\mi du Limbourg eindigt eenige artikelen over
dj Internationale met een zeer juiste opmerking,
schrijver betoogt dat hij geen lust heeft, den
verstand op te wekken uit de werkeloosheid,
ariu hij tegenover de ijverige bemoeiingen der
freesde vereeniging blijft volharden. Waarom
[li? Ziehier 's schrijvers antwoord:
IChez la bourgeoisie c'est l'égoïsme et ie ventre
nai l'euiportent, tandis que chez l'ouvrier c'est le
careau qui travaille et la combi uaison qui absorbe
intelligence."
,ieóuar waarlijk met duidelijke woorden het
eele karakter of liever de reden van bestaan
tegenwoordige sociale beweging aangegeven,
en de baatzucht en den aardschen tabernakel
den gegoeden middenstand heeft de werkman,
de proletariër zijn verstand overgesteld en daar
door begrepen, dat hij combinatiën moest maken,
dal wil zeggen zich aaneensluiten om den strijd
lepn het egoïsme en den „buik" vol te houden.
In zijne eenvoudigheid ziet hij niet in, waarom
alleen de buik der gegoeden en niet ook de zijne
es die van zijne vrouw en kinderen op behoor
lijken tijd moet gevuld worden.
Welnu, wij latende Internationale^de wijze waarop
zij werkzaam is, enkele harer leden enz. buiten be
schouwing. Het beginsel echter, dat aan de ver
eeniging ten grondslag ligt is het bovengenoemde.
De proletariër heeft jaren lang de ondervinding
gedaan, dat de bourgeoisie te veel gehecht is aan
ar aardschen tabernakel om verbeteriüg in zijn
stand vau baar te mogeu verwachten. Hij moet
rhalve steun zoeken in een vaste aansluiting
eheel Europa aan allen die met hem het-
Ifde belang hebben. De maatschappij zelf heeft
er hem toe gebracht om de liefde voor een be
id vaderland, die de meeste menschen is in-
gëschapeu, te laten varen en ook buiten dat va
derland hulp te zoeken waar hij ze krijgen kan.
■Dit iB het beginsel der Internationale. Eu men kan
daarvan den proletariër waarlijk geen verwijt
inaken. Zij die de trom roeren om de vereeniging
te'bestrijden zien dit meerendeelszelf in. Zij maken
een ontzettend geraas over de misbruiken, de boos
heid, kortom, over de slechte attributen der Inter
nationale. Het beginsel wordt nagenoeg onaangeroerd
gelaten. De brandstichtingen te Parijs, de misda
den van sommige leiders zijn de welkome be-
wijs(?)gronden, die men tegen de vereeniging
aanvoert, en het beginsel heeft met al die treu
righeden niets te maken. Ja, als men nagaat hoe
dfeze misdaden door de peunevoerders voor hunne
zaak worden geëxploiteerd, dan zou men bijna
den indruk krijgen alsof sommigen van hen ze
niet bijzonder betreurden, maar er zich integen
deel io verheugden omdat zij er nu tot hun voor
deel gebruik van kunnen maken.
j „Le bourgeoisie avec son égoïsme et son ventre"
ziedaar de oorzaak niet alleen der Internationale
aar van de geheele tegenwoordige volksbe-
eging.
Een inzender in de Tijd is Vrijdag-ochtend
vroeg opgestaan om zich te ontlasten van een
geestigheid, die hem waarschijnlijk hinderde in
het slapen. Hij heeft haar nedergeschreven en zoo
snel mogelijk op den post gedaan, opdat de wereld
er nog denzelfden dag kennis vao zou kunnen
nemen.
Wat hebben wij hartelijk om het denkbeeld
van dezen heer gelachen! Welk een koddig en
tevens bijlend-sarcastisch idéé, de Internationale
le laten vergaderen in bet Koninklijk paleis!
Welk een humor straalt er door in de bewering
„dat het van de heeren lnternalionalers (hoe aardig
en hoe uieuwniet te vergen is, hunne bijeen
komsten te houden in de open lucht, eu zich
bijv. in het Voudelspark aan de ongestadigheid
van ons klimaat bloot te stellen En vooral welk
een ernstige bewijskracht ligt er in al die schijn
bare aardigheden, tegen de Internationale, tegen
haar beginsel, tegen de handelwijze onzer regee
ring, tegen de volksbeweging in het algemeen 1
Waarlijk de groote quaestie, die anders wellicht
nog tot jarenlange worsteling en bloedstorting had
aanleiding gegeven, mag door dit enkele stukje van
den grappigen inzender als uitgeuiaakt beschouwd
worden. De Internationale in het Koninklijk Paleis I
Welk een grap! Wij zijn overtuigd, dat de„Inter-
nationalers" zelf zich om dat idéé ziek zouden
hebben gelachen, indien door deze aardigheid
niet aan al hun werken en streven de bodem
was ingeslagen.
Waarlijk de geachte schrijver heeft het goed
ingezien; dergelijke vereenigingen zijn niet waard
dat inen ze met ernst bestrijde; tnen moet ze
door sarcasme verplettereu. Zoo ooit, dan heeft
hier de morgenstond goud iu den mond gehad.
Hopen wij, dat deze aardige man de goede ge
woonte van vroeg opstaan blijve behouden en
met zijn satirieke pen nog vele misbruiken moge
uitroeien.
*11
De volgende twee zinsneden geven een eigen
aardige tegenstelliug tusschen hetgeen de hoofd
redacteur van het Dagblad van zichzelven denkt
en den indruk dien zijne positie op den reporter
van een buitenlandsch blad, zelfs bij een kort
verblijf in den Haag gemaakt heelt:
Dagblad van 8 September.
„Nog niet bij machte om hier te lande te fu-
silleereD of te brandstichten, nam zij (de Inter
nationale) als zoenoffer den hoofdredacteur van het
Dagblad een dier onverschrokken strijders, die, na
den vorigeu dag den geheelen zittingtijd in de
vergadering te hebbeu doorgebracht, zijne indruk
ken daarvan had medegedeeld enz.
Nu en dan, bij blijkbaar vooraf aange
duide passages, werd geapplaudisseerd door deD
gehuurden troep (1) enz."
Independence Beige van 8 September.
Burger van deu Hout geeft vervolgens een
levensbeschrijving van deu beer Ly[i]on, die
vroeger radicaal was en tegenwoordig réactiouair
is. De pijlen, die hij op hem afschiet, veroorza
ken vroolijkheid onder het publiek, maar de
persoon in quaestie staat hier bij alle partijen,
zijn eigene partij er onder begrepen, zoodanig
bekeDd, dat het wreed zou zijn, hierbij verder
stil te staan.
Men schrijft ods uit 's-Graveuhage:
Naar men verneemt zullen de Noord- en Zuid-
nederlaudsche afdeelingen van de Internationale
werkliedenvereniging spoedig bijeenkomen om
te beraadslagen over de gedragslijn welke ge
volgd zal wordeu na het thans gehouden congres.
Het hoofdpunt van behande ing zal vooral zijn of
de beide afdeelingen zich ook zullen doen gelden
als politieke vereenigingen. Hoewel het congres
het karakter eener politieke macht aan de Inter
nationale heeft gegeven, verzekert men dat beide
genoemde afdeelingen zich le dezer zake buiten
stemming houden. Voorts zal het doel dier bijeen
komst zijD eene nauwere aaneensluiting der beide
afdeelingen.
Men verzekert nog dat binnen veertien dagen
door de Haagscbe sectie eene meeting zal worden
gehouden, waarop het congres en zijne handelin
gen zullen worden toegelicht en besproken.
De Munchener universiteit heeft onlangs, bij de
luisterrijke viering van haar vierhonderdjarig be
staan (2 Aug. jl.) aan den heer Dr. W. F. R.
Suringar, hoogleeraar in de kruidkunde aan de
hoogeschool alhier en directeur van 's Rijks Her
barium, het doctoraat iu de medicijnen verleend,
en zulks volgens de letter van het gevallen be
sluit: „op grond van zijne verdiensten, zoowel
jegens de kruidkunde in het algemeen, als door
zijn onderzoek naar den aard van in het mensche-
lijk lichaam levende plaDteD."
Het garnizoen is heden uitgerukt tot het doeo
eener gecombineerde manoeuvre in het vuur,
waarbij verondersteld werd dat de vijand van
Haarlem naar 's-Gravenhage oprukte. Even voor
Oegstgeest, naar de zijde van Haarlem, was het
kerkhof en de brug bezet om den vijand den
overgang van het kanaal te beletten en hem zoo
mogelijk terug te werpen.
Op dit punt, de kanaalovergang, kwam liet
dan ook tot een treffen; de vijand werd terug
geworpen en verstrooid; de cavalerie vol ooide
de nederlaag door eene charge om den reeds ver
strooiden vijand te beletten zich te verzamelen of
aan wederstand te kunnen denkeD.
Bij deze charge is een der paarden van de
cavalerie gevallen, waardoor er drie andere over
heen struikelden, ten gevolge waarvan de lste
luit. van S., van het lste reg. huzaren, ernstige
kneuzingen en eene ontwrichting vau den schou
der heeft bekomen.
Wij hebben reeds gemeld dat de nieuwe cursus
aan de Koninklijke Militaire Academie te Breda
in de vorige week een aanvang heeft genomen.
Bij de reorganisatie heeft ieder cadet thans een
eigen studeervertrek, terwijl 1 cadetten een slaap
kamer deelen. Vroeger waren alle cadetten in
slechts 2 slaapzalen vereenigd.
Het bericht in enkele bladen, dat de Commis
saris des Konings in Drenthe, met deu Directeur
der Drentsche Kanaalmaatschappij, den heer van
der Lely, en de Wethouder van Meppel, den
heer Roelink, de kanaalwerken aldaar heeft ge
ïnspecteerd, leidt ons tot de volgende mededee-
ling omtrent een sedert jaren bestaand verschil
tusschen de beide besturen, waarmede, naar wij
ingelicht zijn, die inspectie in verband staat.
Krachtens concessie van 21/23 Maart 1850 heeft
de Drentsche kanaalmaatschappij het recht, om
voor het gebruik der Hoogeveensche vaart de
volgende tollen te heffen
a. een afvaartgeld vod 10 cents per scheepston
voor schepen met turf geladeo
b. een afvaartgeld voor schepen, met turf ge
laden, van ll/i cent per scheepston, bij iedere
sluis tot in het Meppelerdiep
c. een recht van opvaart, ten bedrage van de
helft van het sub a. voor met turf geladen schepen
bepaalde afvaartgeld, bij afvaart, wanneer de
schepen niet rechtstreeks langs de Hoogeveensche
vaart terugkeerenzullende bij rechtstreekschen
terugkeer der schepen langs hetzelfde vaarwater
der Hoogeveensche vaart, deze opvaartgelden
teruggegeven of in rekening geleden worden.
De heffing van rechten, sub a genoemd, ge
schiedt in den regel te Hoogeveen bij de afvaart;
vaD die sub b bij iedere sluis, die het gebruikte
kanaalparid afsluit.
Bij een arrest van het Provinciaal gerechtshof
in Noord-Holland, van 11 October 1860, Weekblad
van het Recht n°. 2203 2214, werd echter be
paald, dat de Meppelersluis en sluiswachterswo
ning en al de verder bij eene in 1851 eesloten
overeenkomst door Meppel aau de Drentsche
Kanaalmaatschappij overgedragen watereu en
werken weder aan de gemeente zouden overgaan.
Bij de bestaande onzekerheid, welke wateren
en werken vroeger waren overgedragen, kon aan
dat arrest aanvankelijk alleen uitvoering worden
gegeven met betrekking tot de Meppelersluis en
de sluiswachterswoning, die dan ook aan de ge
meente Meppel werden afgestaan.
Hierdoor was de Maatschappij verder buiten
de gelegenheid, om te dier plaatse de vroeger
door haar aan de sluis ontvangen gelden te innen
en controle over de betaling van al de rechten
te houden. De gemeente Meppel heft, met 's Konings
machtiging, aan de sluis een sluisgeld van y, cent
per scheepston van elk opvarend vaartuig en van
elk afvarend, wanneer de schipper het bewijs niet
kan vertoonen van bij de opvaart te hebben be
taald.
Ten gevolge hiervan wendde de maatschappij
zich tot den Koning, met verzoek van vergun
ning tot het leggen van een sluitboom in de
Hoogeveensche vaart beneden de Meppelersluis,
en om aan dien boom het volgens de concessie
van 1850 verschuldigd, op- en afvaartgeld te mo
gen heffen, na aftrek echter van het door de
NAAR HhT ÏRANSCH VAN
sa. 'jt a. s se.
IX.
Eeu tochtje naar- Schotland.
(Vervolg.)
Een half uur gaans hooger is een tweede meer,
bog< somberder, bij den nevel die er uit oprijst,
öe kruinen in de rondte zijn wit van sneeuw,
Hie gedeeltelijk smelt en als beken afloopt, welke
modderpoelen vormen. De kleine inheemsche
paarden klauteren met een onfeilbaar instiDct
tegen de heide, en nu zijn wij op eene hoogte,
van waar hét gezicht, zoover het reikt, niets dan
jeeu amphitheater vau verwoeste eu toch groen
achtige kruinen omvat; door de vernieling der
bosschen is alles gestorven; eene geruïneerde
natuur is een tooncel, veel treuriger dan alle
menschelijke ruïnes. Op den terugtocht, hoo-
ren wij bij het meer op den doedelzak speleD.
Vreemde en wilde muziek, geheel in overeen
stemming met het aanzien der klotsende wate
ren, geaderd met glauzende of sombere weer-
schijDsels. Steeds hetzelfde kleine thema, een
soort van dans-aria, kronkelt zich door alle tonen
heen, valsch, grillig, en komt onophoudelijk terug,
maar altijd hard en scherp; men zou 't kunnen
vergelijken bij een sinaasappel, die door de koude
is ingekrompen eo bitter geworden.
Dat zijn de Highlands. Van Broemar naar
Perth gaande heeft men ze inijlen achtereen.
Altijd dezelfde eenzaamheid; somtijds zijn vijf of
zes dalen achter elkander geheel naakt en reist
men een uur zonder een boom te zieD, ternau
wernood bemerkt men iu de verte een ongeluk-
kigen krom gegroeiden olm, die stervende of dood
is. Zoo de rotsen nu maar geheel naakt waren
en haar mineralen bouw in al zijn kracht en
ruwheid vertoonden! Maar de hergen, van mid
delmatige hoogte, zijn niets dan bulten, zoDder
stevigheid, inet losgerukte stukken en keien, als
waren het overblijfselen van steengroeven, 's Win
ters sleepen de watervallen de heide mee eu
laten op de hellingen eeu afzichtelijk, witachtig,
door de te flauwe zon slechts ten deele gebruind
litteekeu Da. De toppen zijn afgestompt en mis
sen alle stoutheid. Een erbarmelijk groen ver
toont zich als strepen langs de hellingen, en is
nat van het doorsijpelen der bronnen; de bruin
achtige heide bedekt het overige. Heel in de
laagte, onder in het dal, zoekt een bergstroom,
door steenen versperd, spartelend een doortocht
of blijft als moeras achter. Men ontdekt eene
enkele maal eeu hut met een dwergachtige koe
er bij. Het grauwe, lage uitspansel helpt den
indruk van sombere eentonigheid voltooien.
Het rijtuig gaat tegen een laatsten berg op.
Hier is dan eindelijk een steile helling, een rots
muur, maar het is de eeuige. Wij dalen nu
weder en komen in de bewoonbare streek. Eerst
zijn de diepten bebouwd, vervolgens de hellin
gen; wouden van pijnboomen breiden hun som
beren mantel over de kruinen uit. De haver- en
gerstveldeo worden breeder; men ziet fraaie
groepjes hoornen, huizen door tuinen en bloemen
omgeven, voorts op de heuvels al de verschei
denheid van den landbouw; hier en daar een
park, een modern kasteel. De zon breekt door en
schijnt vroolijk maar zonder gloed; de vlakte
breidt zich voor ons uit, vruchtbaar, een over
vloed van gemak en aangenaamheid belovende,
en wij komen te Perth, denkende aan de ge
schiedkundige beschrijvingen van Walter Scott,
aan het cootrast van berg en vlakte, aan den
hooglander en den laaglander, die elkaar belee-
digden en verachtten. Van Perth naar Edinburgh
blijft het landschap bekoorlijk en afwisselend.
Meer golvend, minder eentonig, magerder dan
Engeland, is Schotland daardoor schilderachiiger
de natuur, meer ongelijk en minder handelbaar,
is er niet louter een fabriek van inelk en vleesch.
Zoo is het ook met Edinburgh bij Londen ver
geleken. In plaats van eene regelmatige, moderne
stad op effen grond, de plaats waar zich handel,
comfort en weelde vereenigeu, vindt men eene
oude stad vol contrasten, over drie dalen eo ver
scheidene hooge heuvels verdeeld, waar de steile
strateu, de hooge huizen, de vele herinneringen
aan vroeger dagen overal onverwachte perspec
tieven aanbieden. Een k isteel uit den tijd van
de leenheeren verheft zich op een der kruinen.
Van daar naar Hnlyrood afdalende ziet men aan
beide zijden van de straat antieke slegen, die
steil naar de vlakte afdalen; daar zijn gangenen
besloten ruimten lanes and closes), echte middel-
eeuvvsche holen, waarvan de muren, zwart door
regen en rook, vier honderd jaar hun vuil be
waard hebben. Ronde of vierkante torentjes han
gen er aan en hellen over.
De wonderlijke, smakelooze smalle venster
zijn getralied als die van een gevangenis. Lage