BINNENLAND. 's-Gbavenhage, 29 Augastus. Bij gelegenheid van het jubilé van het 25jarig bestaan van het Kon. Instituut van Ingenieurs wordt als van zelf de aandacht gevestigd op de groote werken, die in den lateren tijd door de ingenieurs hier te lande en in Indië zijn tot stand gebracht. Het ware echter ondankbaar niet ook de vroegere werken te herdenken, die soms niet minder stout en vrucht dragend wareu, en te meer lof verdienen, daar daar toen de kunst nog niet die groote hulpmid delen bezat waarover zij thans beschikken mag, en de wetenschap in vele opzichten ook nog niet zoo ver gevorderd was als nu. «De ligging van ons land," zeide wijlen de heer Conrad nu vijf jaren geleden, «heeft onzen land aard als van zelf, vau de vroegste tijden af, tot beoefenaars van de wetenschap en de kunst des ingenieurs gemaakt. «Bedijkingen moesten worden aangelegd, kana len gegraven en krachtige middelen aangewend om het land tegeu de aanvallen van de zee en van de rivieren te verdedigen. De schut- of kamer sluizen waren, volgens een handvest van graaf Willem II, Roomsch koning, reeds in 1250 bij ons te lande bekend, terwijl de Italianen, aan wie door sommigen wel eens de eer dier uitvinding is toegeschreven, den vroegsten bouw van schut sluizen eerst kunnen brengen tot het jaar 1484." Belidoi en vele audere bevoegde vreemdelingen hebben Nederland den roem toegekend van de vervolmaking van slui?.en en andere waterwer ken, van den aanleg van kanalen, droogligging van gronden enz. De heer Conrad wees er op hoe, wat de slui zen betreft, latere tijden ons dien naaui waardig hebben doen blijven. «Ik behoef slechtste wijzen (merkt hij aan) op de vindingen van Cornelis Redelijkheidop de waaiersluizen van Blanken; op de spil- en schepradsluizen van Goudriaan; op de sluizen van Alewijn en andere toepassin gen van waterdruk op de opening en sluiting van sluisdeuren. Vele vindingen, die tot de kunst van den inge nieur behooren, namen oorsprong bij ons te lande. De waterwiudmolens, de staande en hel lende schepraderen, de open vijzels, waren op- malings-werktuigen in Nederland uitgevonden en toegepast." Voor het latere tijdvak stipte hij aan de op vele plaatsen toegepaste en welgeslaagde pompen van den heer Fijnje van Salverda; de kraan- bruggen, (eene vinding van den lieer Conrad), voor het eerst in den Hollandschen spoorweg ge maakt, die in de laatste jaren bij den aanleg van de Staatsspoorwegen ruime toepassing vonden voorts eenige systema's van beweegbare bruggen eu sluiting van sluizen, waarvan de denkbeelden als nieuw mogen worden beschouwd. «Bij de verbeteriug onzer rivieren (sprak ook Conrad) mogen de pogingen van Ouiquias, Bolstra en Lulofs niet vergeten worden, maar de krach tigste verbetering onzer bovenrivieren begon met den beroemden Christiaan Brunings en mijnen hooggeachten vader. Blanken gaf ons het eerste denkbeeld eener Nieuwe Merwede, dat, door de latere waterbouwkundigen gewijzigd, werd uit gewerkt en in den tegenwoordigen tijd verwe zenlijkt is kunnen worden. «Wij traden echter een belangrijk tijdperk van verbetering onzer rivieren in, toen Ferrand en van der Kun den moed haddeu het eenvoudig denkbeeld aan te prijzen, dat iedere rivier haar eigen water moet afvoeren, en eene geregelde normaliseering invoerden, waardoor een stroom langzamerhand voor dien afvoer geschikt kan worden gemaakt. «Het was dat zuivere, rationeele en zeker wer kende systema, dal sedert gevolgd wordt en waarvan de voortzetting aan hen, die na ons komen, met aandrang inoet worden aanbevolen." Gaat men het tal van werken na, alleen in deze eeuw hier te lande ten uitvoer gebracht, dan denkt men onwillekeurig aan het Katwijksche kanaal met zijne zeesluizen, de groote gewrochten van Chr. Rrunnigs, door van der Palm zoo waar diglijk beschreven en de voorloopers der droog making van het Haarlemmermeer; dan her innert men zich de havenwerken van het Nieuwe Diep; het groot Noord-Hollandsch kanaal; dat van Voorne; het Zederikkanaaldat van Steeneu- hoek; de Lingewerkende Zuidwillemsvaart; het kanaal van Neuzen; de eerste dokwerken van Hellevoetsluis, van Vlissingeu en van het Nieuwe Diep, alle werken van tijdgenooten, doch nog van de latere hulpmiddelen der kunst verstoken. De stoom is de groote hulpkracht van het nieuwe tijdperk dat zich opent. En daarmee paren zich de vorderingen in de werktuigkunde, de ijzeren wegen, de ijzerconstructiën, de telegrafie, de kunstmatige verlichtingen van allerlei aard en we mogen hel wel erkennen hetuenkbeeld van Victoria's gemaal, de tentoonstellingen van de nijverheid aller volken, die de vindingen en toepassingen van ieder gemeen maakt, doet kennen om te worden getoetst, verrijkt, vervolmaakt. Wat vroeger als onuitvoerbaar moest worden beschouwd, werd mogelijk, en de wetenschap van den ingenieur had geeue andere grenzen meer dan de kosten." Zoo sprak Conrad. En had hij ongelijk, als men Op de stoute werken zag, in het buitenland ge lijk bij ons tot stand gebracht, 't Was Neer- lands roem, dat hij een werkzaam aandeel had aan de doorgraving der landengte, die thans de gemeenschap der Oceanen heeft mogelijk gemaakt. In Nederland werden de Zuidpias, het Haar lemmermeer droog gemaakt en daardoor duizen den bunders vruchtbaar land aan de wateren ont woekerd; een werk, eeuwen lang besproken, gewenscht, door den stoom en den volhardenden ijver der deskundigen volbracht. Nog grootere waterplassen zullen daardoor eenmaal verdwijnen, en reeds ziet men de eerste stappen daartoe op de Zuiderzee gedaan, die van Diggelen, Beijerinck en Stieltjes van de kaart wilden doen verdwijnen, om het land ook hier zijne aloude rechten te hergeven. Was men met den aanleg vao spoorwegen hier te lande wat achteraan gekomen men haalde de schade in. De Holtandsche en Rijnspoor wegen openden het nieuwe tijdvak op dit veld, eu welhaast zal 't geheele net voltooid, dat alle gewesten onderling en .met het buitenland ver bindt. Grootsche werken zijn daarbij volvoerd, waaronder tal van ijzeren bruggen, over de ri vieren geslagen, toonen wat de kunst van den in genieur tegenwoordig vermag. Men roemt vooral die van Kuilenburg, muur die wordt nog verre in de schaduw gesield door die over het Hol landsch Diep, in het nieuwste tijdperk tot stand gekomen. Tot datzeltde tijdperk behooren het kanaal door Zuid-Bevelaud, de afdamming van de üoster- schelde, de groote werken op Walcheren, de uitgebreide havewerken van Vlissiugen; de verbetering van den waterweg van Rotterdam naar zee, door een nieuwen Maasmond, gelijk vooral ook het nieuwe Amsterdainsche kanaal naar zee, met al de daaraan verbuudeu werken; dit is de taak, in de jongste jaren reeds grootelijks ten einde gebrucut. Al die werken werden in het koninklijk in stituut voor ingenieurs rijpelijk overwogen, zoo dal die instelling in den lof, daaraan toegezwaaid, wel zijn deel heelt. Eu op menig ander gebied verdient zij dit als op dat der cartographie, op de geregelde waarnemingen langs rivieren en kusten, op de herziening der noodpenen, de vaststelling van het AP. als algemeen waterpasvlak. Men brenge zich ook voor den geest wat voor de uitbreiding en verfraaiing van vele steden, wat voor de groote werken in Indië, wat voor de militaire genie, eu de schoone bouwkunst in het jongste tijdperk gewrocht is, en men zal mogen getuigen, dat liet meergenoemde instituut in veel opzichten wer kelijk het brandpunt is geweest, waarvan dit alles ten voorspoed en röem des lands is uitge gaan. Wel bereikt het dus zijn doel. Dit zij ook in de toekomst! 's-Gbavenhage, 30 Augustus. Gisteren heeft H. M. de Kouingin, vergezeld van freule van De- dein, Professor Mohl, uit Wurtemberg, en lord Villiers uit Engeland, de Koninklijke Bibliotheek en het Penniugkabiuel met een bezoek vereerd. De aanzienlijke bezoekers bezichtigden inzonder heid merkwaardige handschriften, vooral missa len, de oudste drukken, donnaten enz. waaraan deze boekerij bijzonder rijk is. Niet minder be langstelling legden zij bij het Penningkabinet aan den dag. In de zalen der bibliotheek werd de aandacht van H. M. bijzonder gevestigd op de collectie Bngaers, die door inhoud evenzeer als door keurig uiterlijk zoo zeer uitmunt. Het be haagde H.D. haren dank aan de beide heeren bibliothecarissen te betuigen wegens de inlich tingen bij het beschouwen van deze belangrijke verzamelingen gegeven Gistermiddag hebben de onderofficieren van de dd. schutterij alhier in de duinen naar prij zen geschoten. Daarbij werd de regementsprijs behaald door den sergeant de Roo, de eerste ba- taljoosprijs door den sergeant-majoor A. Haze- broek; de tweede bataljonsprijs door den sergeant majoor van der Vlugt; de prijs, door den luit.- adjudant van het eerste bataljon uitgeloofd, door J. M. A. H. B. Hazebroek, sergeant-majoor, en die, door den luit.-adjudant van het tweede ba taljon uitgeloofd, door den sergeant Koopman. Utbecht, 29 Augustus. Gisteravond werd alhier de 7de algemeene vergadering geopend van de «Vereeniging van leeraren bij het middelbaar onderwijs." Tot deze voorloopige vergadering wareu 48 leden opgekomen, waaronder de twee honoraire leden, de heeren Steyu Parvé en Salverda. De heer Burger nam, bij afwezigheid van den president, den heer Franfois, op verzoek der Vergadering, het voorzitterschap waar. De inge komen stukken waren de verslagen der drie de partementen, eene missive van hot Hoofdbestuur van het onderwijzersgenootschap, en eene missive van het Hoofdbestuur der Vereeniging tot ver spreiding van kennis aangaande 's Lands verde diging, waarin aan het oordeel der Vergadering de vraag wordt onderworpen: of bet opnemen van wapenoefeningen en van oefening in het schieten naar de schijf onder de gymnastiekles sen niet wenschelijlt is Git het verslag van den toestand der Vereeni ging blijkt, dat zij 277 leden telt; het aantal nieuwe leden, die tot geen departementen behoo ren, bedraagt 17. Uit hetgeen het verslag mede deelt over de tentoonstelling van hulpmiddelen bij het middelbaar onderwijs blijkt, dat zij te dankeu is aan het initiatief van den heer Hu- brecht. Het Hoofdbestuur heeft voorloopige stap pen gedaan om het middelbaar onderwijs op de Weener tentoonstelling te doen vertegenwoordi gen, en brengt lof aan wijlen den Minister Thor- becke en den secretaris der Commissie voor die tentoonstelling, den beer J. W. L. Oordt te Rot terdam, voor de bereidwilligheid, waarmede zij het Hoofdbestuur inlichtingen versirekten. Het door het Hoofdbestuur aan de regelings commissie toegestaan krediet van 400 werd door de Vergadering goedgekeurd. Terwijl door eene Commissie de rekening werd onderzocht, had de verkiezing plaats van een secretaris-peuningmeester eu een gewoon lid van het Hoofdbestuur. De eerste, de heer B. de Regt, was leze pl van a hebben SpaDja: gestaai aanvra was to Doch bleef i vau de regelings-commissie I reden houden van een concours i. j ei^' In den verlichten morgennevel, door eene me nigte masten en want, gaat de stoomboot de Clyde af naar zee. Wij stevenen langs de uitge holde en getande kust van de eene baai naar de andere. Die bijna gesloten baaien lijken wel meren, en in hunne groote oppervlakte spiegelt zich in een amphitheater van groene heuvels. De boch tige kust is als bezaaid met witte villa's; het water is met schepen bevolkt; men wijst mij eene hoogte van waar men er driehonderd tege lijk kan tellen; een oorlogs-driedekker dobbert in de verte, als een zwaan tusscheu de zeemeeu wen. Die)groote ruimte, vol leven en beweging, ver ruimt de zielde borst zet zich uit, men adeuit met vreugde do krachtige en koele brie6 in. Maar de uitwerking op de zenuwen en het hart is niet die van de Middellandsche Zee; deze lucht en deze landouw prikkelen niet tot tot zingenot maar tot werkzaamheid. Eene kleine boot, door drie paarden getrokken, neemt ons op, en voert ons door het Creuan- kanaal tusschen twee grazige oevers. Aan den eenen kant zijn met kreupelhout bekleede rotsen, aan den anderen grijsachtige of rosse steile hel lingen ziedaar eindelijk kleur, genot voor het oog, eene goede bijeenvoeging, menging en in eensmelting van tinten. Van den steilen oever en uit de struiken lachen u wilde rozen teedere planten met witte pluimen bevallig en verruk kelijk toe. Na het kanaal te zijn doorgetrokken, gaan wij op de groote stoomboot, en vertoont de zee zich weer in hare uitgestrektheid. De hemel prijkt in al zijn helderheid en luister, en door de zon beschenen wringen zich de trillende golven, glin sterende als smeltend tin. Het schip gaat voort, een breede strook achter zich lateude, die bruist en kookt; dezeemeeuwen roeien het onvermoeid na. Aan beide zijden steken eilanden, rotsen, stout gevormde voorgebergten scherp af tegen het bleeke azuur, het tooneel verandert om het kwar tier. Maar bij eiken draai verschijnt weer de eindlooze ze?, wier nagenoeg plat vlak met het aan den horizont witte hemelgewelf ineensmelt. De zon gaat onder, wij varen voorbij Glencoe; en de Beo Nevis vertoont zich, door de sneeuw gemarmerd; de baai wordt nauwer, en het groote water, tusschen onvruchtbare bergen besloten, neemt een tragisch voorkomen aan. De mensch is hier niet terecht; de natuur is onbedwongen en woest gebleven; men voelt zich op eene vreemde planeet. Wij ontschepen bij Fort William de wegster vende schemering, een overblijfsel van rood laat nog even het landschap zien, de veengronden, de golvingen van het dal tusschen twee rijen ontzaglijke bergen. Een roofvogel breekt de stilte door zijn gekrijsch. Hier en daar zien wij eenige ellendige huttenmen zegt mij dat die op de hoogten holen zijn zonder vensters, waar uit de rook door een gat midden in het dak ontsnapt. Veel grijsaards zijn er blind. Welkeen den) mensch vijandige) streek I Den volgenden morgen gaan wij een uur of vier achtereen op het Cale Ionische kauaal wederom eeuzatne oor den voorbij, een eentonige reeks bergen zonder boomen, groote groenacutige verhevenheden hier eu daar met ingezakte steenen. Eenige schapen, dwergen vau hun soort, zoeken op de hellingen een weiuig goed gras; somtijds is de winter zoo streng dat zij bezwijken; in de verte ziet men nu en dan een ruigeu os, niet gruoier dau een kleine ezel, met wilde oogen. Plauteu en dieren, alles sterft of krimpt in. Om iets vau zulk een land te trekken, zou meu er bosschen moeten aanleggen, zooals men in Sutherland gedaan heeft; de boom geeft vruchtbaarheid aan den grond en beschermt verder den landbouw, het vee en den mensch. Het kanaal loopt in een reeks van meren uit, die een verheven, treffend schouwspel opleveren. Het groote glanzige watervlak, door het veen gebruind, wordt door een kring van bergen om geven. Naar matemen nadert, ontwikkelt zich ie herkiesbaar en werd dnu ook herbenoemd, tweede, Dr. Burgersdijk, was niet herkiesl In zone plaats werd gekozen de de heer neuian. De heer D.i Regt nam de benoeming aan. heer Gronemau wenschte die nog een paar dn in beraad te houden. Op voorstel van de commissie van ondetr; werd de rekeuiug, sluitende met een batig van f 392.01, goedgekeurd en vervolgens op stel van de regelingscoinuussie het haar toegesti crediet van f 400 tot 5U0 verhoogd, De volgende vergadering zal weder te Utre gehouden worden. De tijdsbepaling is aan hoofdbestuur overgelaten, dat daarbij rekem zal hebben te houden met den uitgesproken wt®- om den laden Augustus daarvoor te bestem®. Men wenscht de vergadering vroeger te houden, omdat nu reeds op enkele schole; nieuwe cursus is aangevangen. Op voorstel besloten tot het hand- en rechtlijnig teekeuen door leerlinge! 'le<^eu burger dag- en avondscholen en soortgelijk', 'ie'eD richtingen, in 1873. Eene commissie uit deJ eeniging zal het plan aan den Minister var nenlandsche Zaken aanbevelen en trachtil verkrijgen, dat dit van Rijkswege worde u voerd. De heer Steijn Parvé beloofde zijne wt ondersteuning bij de Regeering en deelde gevoelen, dat de zaak van Rijkswege moest pk hebben. In verband inet de stappen van het Hoofd stuur ter zake van de Weener tentoonstellin; 1873, werd mededeeling gedaan van een mis van het Hoofdbestuur van het Onderwijzer nootschap, dat van den Minister van Bint landsche Zaken de verzekering ontvangen v dat hij niet ongenegen was de zaak te oc. steunen, en dat opgegeven was dat de kti! ten hoogste 10,000 zouden bedragen. De vergadering droeg aan het Hoofdbes: op, de leden voor eene gemengde commissie, deze Vereeniging aan te wijzen, tot uitvoer. v j der zaak. vórig' Daarna werd besloten rechtspersooolijkhz. zoei5 aan te vragen en verdeelden de leden zich in v]oer sectiën, die tot hunne voorzitters en rapporten! een 2 benoemden, de eerstede heeren Dr. van La: yeu keren Matthes en J. Versluis; de tweede: Dr. I borgt M. van Beinmelen en Dr. S. Hoogewerff; i jUve derde: M. J. A. Masthofl' en Mr. B. H. Pekelhigeeu ringde vierdeW. J. Bonte en A. van Vierhoutei yeelt Vervolgens begaven de meeste leden zich nas maai Tivoli, waar hun een concert van de Harmonis ]en muziek, onder directie van den heer Coener Waai wachtte. Dit concert werd druk bezocht, ou r den vreemdelingen roemden zeer de uitmuntende ui en j voering der Utrechtsche schutterij-kapel. jj Den volgenden voormiddag te halftien hie. van Prof. M. Salverda eene openingsrede in de gya jyjar nastiekzaal van de Rijks Hoogere Burgerschol deel< Snreker handelde over het verband van lag ïerv en middelbaar onderwijs, met verwijzing nas den Duitschland en 't geeu de ondervinding daar ha terw geleerd. gres Met uitvoerigheid werd het vraagstuk van be met meer uitgebreid lager onderwijs besproken. sien Nadat deze rede was uitgesproken, begavend:aiie leden zich naar de verschillende lokalen de: L-il! Hoogere Burgerschool, die voor de sectie-verg» wei deringen zijn beschikbaar gesteld, om zich melvoe de bespreking van onderscheidene belangrijkeredi onderwerpen bezig te houden. het Legerplaats mj Mlllingen, 28 Augustus. Deniei oeleningen worden trapsgewijze voortgezel. Hedea ochtend hebben de vier regimenten infanterie ieder op zichzelf evolutiën uit de linieschool uitgevoerd. Aan ieder regiment waren toegevoegd twee sectiën j (4 stukken geschut) der veld-artillerie en 1 escadron huzaren. afg 'kei Een e heeft i zaak t zaaifih Spanjs loonsv bons a den li gespn ken i tot vv huize: jaard, der f heel wonii Hei aange zoo s LIN dere berg langzaam,spreidt zichvoor ons uit,vertoont zijn vorm en voorkomen; de meer verwijderde iat ziet men in 't verschiet achter elkander met hut he blauwe tint, steeds kleiner wordende, tot waai da zij den horizon begrenzen. or( Zij zetelen dus als eene vergadering van groote ge treurige wezens om het zwarte water waarit ea zij zich spiegelen, er van tijd tot tijd schijnt bo dj, ven hen en het meer de zon door een doodskleet ni< van wolken. Eindelijk verliest de eenzaamheid haar stren; Ei karakter. De bergen zijn eerst half dan geheel ial met bosschen bedekt; zij worden vlakker, de ver- breede dalen zijn bebouwdhet frisscbe en jonge fo groen der voederplanten versiert de diepten eo de de hellingen. Wij zijn te Inverness en staan ver- pj baasd, bijna in het uiterste noorden van Schol- ee land naast de onherbergzame Highlands eene tc schoone en levendige moderne stad te vinden Zij strekt zich langs de oevers van eene heldere di en vroolijke rivier uit. p Vele gebouwen zijn nieuw; men heeft er een kerk, een kasteel, een ijzeren brug; overal de d sporen van netheid, zorgvuldigheid, onderhoud, j [Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1872 | | pagina 2