INGEKOMEN STUKKEN. ;en deze partij wel moest gevoelen, indien er coon inenschenbloed door zijne aderen stroomt, eft zich eindelijk lucht gegeven in een onvoor- ;htigj woord. „Laat ik door mannen bestreden orden, die het ernstig met de zaak meenen 1" ip hij uit, en men kan denken welk een zee n woede hierdoor in de borsten der rechter- annen aan het koken is gegaan, die allen in serdere of mindere mate het bewustzijn heb- n van het belang des lands niet ernstig op te tten,[ maar als partijquaestie te behandelen, ich was het woord van Thiers hier niet op zijn lats en naar onze meening zelfs zeer ongepast, jnt het werd uitgesproken naar aanleiding der lastingquaestie en waarlijk, indien de president :b te beklagen heeft, dat op dit punt nietern- g genoeg tegen hem geopponeerd is, dan zou t slechts geheel ten zijnen voordeele kunnen men, daar de linkerzijde voortdurend hare conomische overtuiging van de politiek heeft n beste gegeven. De woorden, die hij vervol- ns sprak van eene oppositie, die meer een po- iek dan een financieel karakter had, zijn ook eder zeer onjuist; want men moet erkennen ,t de rechterzijde haren tegenstand niet gezocht eft in de financieele quaestiën; de verschillende twerpen, die voortdurend op aandrang van liers zijn afgestemd om eindelijk tot zijne ge lde grondstoffen-belasting te geraken kunnen t getuigen. Niet de oppositie, maar de regee- igspartij, de linkerzijde, heeft inderdaad in de conomische quaestie meer een politiek dan een ancieel karakter aangenomen. Met dat al spijt het ons niet, dat de president n de rechterzijde de tanden eens heeft laten sn. Minder genoegen doet het ons, dat hij den Igenden dag begrepen heeft, die partij weder at honig om den mond te moeten smeren, om iar tot de behandeling zijner grondstoffen-belas- ig over te halen. Inderdaad heeft hij dit gedaan kregen door de laffe verzekering, dat hij niet Bt de radicalen zou medewerken, die de Natio- ile Vergadering willen ontbinden. Wij gelooven it waarlijk wel; wanneer de Vergadering uit tander gaat is ook volgens de wet Rivet-Vitet :t mandaat van Thiers geëindigd. De president eld hier dus eenvoudig eene oratio pro domo. aar wat heeft hij er nu eigenlijk mede willen ggen? Dat Frankrijk met deze Vergadering igescheept zal blijven, zoolang de leden er van lemhaleu! Dit is natuurlijk onzin; Frankrijk tn er wel hartelijk voor bedanken. Maar wat innen de woorden dan anders beduiden? Dat fliers niet dadelijk en ook niet over een of ree jaren zal beproeven, de Vergadering uit kaar te jagen? Wij hebben het natuurlijke ervan reeds aangetoond en de president behoefde dus geen afzonderlijke verzekering van te iven. Het gezegde is niets meer geweest dan een in die onbeteekenende vleierijen, die de beleid- >Ue regeering van Thiers ontsieren en hem nu i dan „toejuiching der rechterzijde" of „toejuiching r linkerzijde" verschaffen, om ten slotte weder t teleurgesteldo verwachtingen der partijen inleiding te geven. België. Nieuw doofstommen-gesticht. Naar aanleiding van het gisteren door ons edegedcelde geval des dierlijken priesters Gue- in in het doofstommen-instituut Saint-Louis is den provincialen raad van Brabant reeds het ilgende voorstel ingediend „De raad drukt den wenseh uit, dat het gou- rnement een gesticht voor doofstommen en inden oprichte, met finaniceele ondersteuning .n de provinciën en gemeenten, en stelt in be- nsel vast, dat hij tot dat einde een subsidie .1 goedkeuren, waarvan het bedrag in de vol- mde zitting na rapport zal worden vastgesteld." Dit voorstel is onderteekend door een veertien- l heeren, waaronder ook de interpellant over zaak, de heer Jones, van Brussel. Zuid-Amerika. 8 dreigende oorlog tusschen Brazilië en Paraguay. Dit werelddeel, waarmede de Europeesche pers :h over het algemeen niet zeer veel bemoeit, anneer het daartoe niet door eenigerlei bloedige hoogst interessante gebeurtenis aanleiding geeft, eigt inderdaad de attentie weder door het oor- 'srumoer tot zich te trekken. Het geldt op het genblik Brazilië en de Argentijnsche republiek, 0 door den staat Uruguay van elkander ge leiden worden. Ziehier de korte uiteenzetting r oorzaak van het verschil. Paraguay en Brazilië raakten nu ongeveer acht ren geleden met elkander in oorlog naar aan iding der binnenlandsche twisten in Uraguay, aarin Brazilië zich gemengd had ten behoeve m den gewezen president Florez. Nadat deze ier door de hulp van Brazilië weder president as geworden, sloten zij te zamen een verbond gen Paraguay, waartoe ook kort daarop de «grenzende Argentijnsche republiek toetrad. Tot for weinige jaren zijn deze vier staten, waar izuiëtiscbe, Spaansche, Portugeesche, inlandsche 1 andere elementen dooreenwoeden, elkanders iderdanen op bloedige wijze blijven vermoorden, en elkanders financiën blijven uitputten. Eindelijk is dan toch de vrede gesloten, waardoor de pre sident van Paraguay, Lopez, werd weggejaagd en aan het land een voorloopige regeering gegeven. Doch ziet, de drie verbondene staten waren er na dezen vrede ieder voor zich op bedacht, zich zooveel mogelijk voor de geledene verliezen scha deloos te stellen. Met dat doel wist Brazilië een afzonderlijk verbond met Paraguay te sluiten, waarbij het een uitgebreid gebied verkreeg aan den stroom Apa. Uruquay was te uitgeput om hierover zijn ongenoegen te toonen, doch de Ar gentijnsche republiek was van oordeel, ook wel op eenige vergoeding aanspraak te hebben, en maakte deze ineening duidelijk kenbaar door eenvoudig Chaco, een grondgebied aan den rech teroever der Paraguay, te bezetten. Oogenblikkelijk hierop begonnen de gouverne menten te Rio de Janeiro (Brazilië) en Buenos Ayres (Argentijnen) elkander uit te schelden en te beschuldigen van jacht op uitbreiding van grond gebied. Daar deze beschuldigingen aan weers zijden waarheid bevatten, deden zij ook beide partijen in toorn ontsteken, volgens het juiste spreekwoord: II n'y a que la vérité qui pique. De Argentijnen hebben nu dezer dagen een vrij beleedigende memorie naar Rio de Janeiro ge zonden en het Braziliaausche gouvernement heeft hierop geantwoord, dat het van zulke redenee ringen weinig notitie nam, maar dat overigens Argentium volstrekt niet moet denken dat Bra zilië bang voor hem is, en dat de keizer, vóór tot een definitief besluit te komen, eens zal af wachten, hoe de bezending wapeuen er uitziet, die hij ieder oogenblik uit Europa verwacht. Zoo staat nn de quaestie. Zooals men ziet is zij vrij bedenkelijk; immers een der partijen heeft reeds van wapenen gesproken, en in zulk een geval is het meestal alsof de gouvernemen ten inderdaad reeds een prik van een puntige bajonet beet hebben, zoo driftig worden zij dan. Is er eenmaal van wapenen gesproken, dan wor den zij ook meestal gebruikt. Hopen wij, dat dezen keer een uitzondering op dezen regel zal gemaakt worden. Want in dien Brazilië en de Argentijnen met elkander aan den gang zijn, dan kan men zich verzekerd houden, dat Uruguay, Paraguay, Bolivia en wie weet welke staten al meer, die allen hunne bij zondere grieven hebben, zich in den strijd men gen. Die Zuid-Amerikaansche staten beschouwen den oorlog nog als een dollemans-of wildendans, waaruit ieder die er bijstaat op onwederstaan- bare wijze wordt medegesleept. En aan de oor log tusschen de vier bovengenoemde staten heb ben wij gezien, dat zij een langen adem hebben wanneer de dans eenmaal aan den gang is. TELEGRAMMEN. Versailles, IS Juli. Hedenochtend hebben de parlementaire fractiën opnieuw eene bijeenkomst gehouden, ten einde te beraadslagen over de te volgen gedragslijn. De rechterzijde schijnt de quaestie van vertrouwen niet te willen stellen, gelijk de heer Thiers verlangd heeft. Men hoopt, dat het in de zitting der Kamer van lieden kalmer zal zijn en dat de discussie zich uitsluitend zal bepalen tot de economische vraagstukken zeiven. In de Nationale Vergadering heeft de heer Desseiligny herhaald, dat 135 millioen belastingen voldoende zijn. De heer Thiers hield met nadruk de volstrekte noodzakelijkheid van 200 millioen staande. Hij kondigde aan, dat de uitgifte der nieuwe leening in de volgende week zal plaats hebben, en zeide, dat de inschrijvers de overtuiging moesten hebben, dat het financieel evenwicht op bestendige grondslagen hersteld was. Hij erkende de vaderlandsliefde van de Vergadering en gaf de verzekering, dat het gouvernement niet de medeplichtige zal zijn vau die radicalen, die tot ontbinding der Vergadering drijven. (Toejuichin gen der rechterzijde). Nadat de heer Thiers nogmaals had aangedron gen de discussiën over de belasting op de grond- sloffen in behandeling te nemen, werd daartoe door de Kamer besloten. New-York, 18 Juli. De heer Boutwell ver klaarde in eene redevoering, in Carolina door hem gehouden, dat de verzoening tusschen de Noordelijke en de Zuidelijke Staten niet volkomen is, zoolang aan laatstgenoemde niet gelijke rechten als ieder individu werden toegekend. Hij verze kerde, dat de vermindering van belastingen en uitgaven leiden zou tot een spoedigen terugkeer tot de betaling in specie waarvan de voorspoed des lands zoozeer afhing. Hij spoorde verder aan tot vertrouwen op Grant. Londen, 18 Juli. Gladstone antwoordde den heer Arbulhnot, dat Engeland aan zijne verplich tingen ten opzichte der verdediging van Canada voldaan had. Hij erkende de bevoegdheid en bereidwilligheid van Canada om zijn plicht te vervullen, en zou daarom niet op den (een of onderen maatregel voor de verdediging aandringen. Berljjn, 18 Juli. In Elzas-Lotharingen zijn het militaire wetboek van strafrechtende Jezuïeten- wet afgekondigd. Gemeenteraad. Lelden, Juni 1872. Het onderzoek van de in handen van onze Commissie gestelde rekening en verantwoording der ontvangsten en uitgaven voor de dienstdoende Schutterij alhier, over het jaar 1871, heeft ons geene aanleiding gegeven tot bedenkingen, zoodat wij geen bezwaar hebben u voor te stellen haar voorloopig vast te stellen in ontvang adf 9280.64 uitgaaf 9057.11 alzoo opleverende een batig saldo van f 223.53, waarvan in de eerstvolgende rekening verant woording zal behooren te worden gedaan. Omtrent eenige posten van uitgaaf veroorloven wij ons evenwel eene enkele opmerking in het midden te brengen. Het betreft uamelijk de onder de volgnommers 16 en 22 vermelde kosten we gens onderhoud van het magazijn en voor in structeurs. Blijkens de bij de rekening overgelegde qui- tantiën is eene som van 52 uitgegeven voor het verrichten van buitengewone werkzaamheden in het magaziju en worden de overige kosten eenvoudig omschreven als gemaakt wegens werk zaamheden verricht in het magazijn of wel in het wapen- en kleedingmagazijn. Tot staving van de kosten voor instructeurs worden verder alleen betalingsrollen overgelegd van de onderofficieren-iustructeurs. Het zoude wenschelijk zijn dat deze uitgaven in het vervolg nader werden omschreveo. In de eerste plaats toch behoort te blijken waarin de gewone en de buitengewone werk zaamheden in het magaziju hebben bestaan en vervolgens schijut eenige nadere toelichting aan gaande de instructiën van schutters noodig. Zoo blijkt onder anderen uit de rekening niet op grond waarvan aan den adjudant-ouderofficier, behalve zijne jaarwedde als zoodanig, nog gelden wegens instructie van schutters worden toegekend. Wij meenen u mitsdien te moeten voorstellen den Schuttersraad uit te noodigen om alsnog na dere ophelderingen aangaande de bovenvermelde uitgaven te willen verstrekken en om voortaan bij de iuzending der rekening aan de voren staande opmerkingen het noodige gevolg te wil len geven. De Commissie van Financiën, enz. Aan den Gemeenteraad. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geven met den meest verschuldigden eerbied te kennen, Regenten van het Gereformeerd Min nehuis alhier, dat zij gaarne, in het belang van het gesticht ouder huu beheer, in gebruik wilden hebuen een stukje grond, ten westen van het gebouw, tot aan de daarbij staande loods, waarop reeds een put ligt van het gesticht, bij het kadas ter bekend onder sectie C, u°. 1052, groot p. m. 200 meter, tegen betaling van de bepaalde recognitie, of in koop, waartoe zij uwe toestem ming verzoeken. 't Welk doende, Regenten voornoemd, A. Werner, Voorzitter. G. J. Corts, Secretaris. Leiden, 30 April 1872. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geeft met den meest verschuldigden eerbied te kennen, Johan Conrad Timmermann, labrikant in stoomwerktuigen wonende alhier, Dat hij eigenaar is geworden van de vanouds bekende gewezenescheepmakerij, gelegen aan het einde van den Nieuwen Rijn, grenzende aan de Binnenveslgracht en Kaarsenmakersstraat ten einde aldaar eene fahriek van stoomwerktuigen te plaatsen, Dat, wil hij zijn voorgenomen doel goed en de gelijk bereiken, benoodigd zoude hebben meer deren grond, Dat hem hierin zoude kunnen worden tegemoet gekomen, door aan hem dien grond te verkoopen, gelegen achter zijne nu pas aangekochte panden hier bovengenoemd, welke grond bij dispositie van 22 Mei 1838 aan D. Lafeber, en later aan J. van Mannekus, tegen eenejaarlijksche recognitie is afgestaan. Redenen waarom hij zich tot UEd. Achtbaren wendt, met beleefd verzoek (kon het zijn met eenigen spoed) dien grond zoo voordeelig moge lijk aan hem over te doen. 't Welk doende enz. J. C. Timmermann. Leiden, 21 Mei 1872. Leiden, 15 Juli 1872. Wij hebben de eer aan uwe vergadering hier nevens over te leggen de adressen van J. C. Tim mermann en van Regenten van het Gereformeerde Minnehuis alhier, strekkende ter bekoming van gemeentegrond, gelegen tusschen de Kaarsenma kersstraat en de Binuenvestgracht, nader omschre ven in de daarbij gevoegde uiltreksels uit den kadastralen legger en het kadastrale plan der gemeente, vergezeld van het door ons ter zake ingewonnen bericht van de Commissie van Fa bricage. Blijkens dat rapport stelt de Commissie, met verwijzing naar hetgeen aangaande vroegere in gediende adressen van diergelijke strekking in de raadsvergadering van 1 October 1868 is be sloten, voor om aan Regenten van het Minnehuis in gebruik af te staan de strook grond langs het Minnehuis, ter breedte van 4 en ter leDgte van 32% meter, en dat de adressant Timmermann, als opstalhouder van de perceelen sectie C, n°. 1U52 en 1053, na aftrek van het aan het Minue- huis in gebruik afgestaan gedeelte, worde erkend als zijnde opvolgend eigenaar der scheepmakerij. Het komt ons voor dat er alleszins termen be staan om overeenkomstig dit voorstel en onder de daarbij gestelde voorwaarden op de adressen te beschikken, waartoe wij de vrijheid nemen uwe vergadering te adviseeren. Ten gevolge daar van zal aan het Minnehuis ten gebruike worden afgestaan eene uitgestrektheid ter breedte van 4 meters, terwijl het tot dusverre, evenwel zonder titel, slechts eene breedte van 3 meters in ge bruik had, en zal, in het belang van de in het Minnehuis verpleegd wordende personen, aao den laatstgenoemden adressant de voorwaarde worden opgelegd om op het terrein in quaestie geene hin derlijke beroepen, nader in het rapport omschre ven, uit te oefenen. Mocht dienovereenkomstig worden besloten, dan zal naar ons oordeel aan de wenschen van beide adressanten worden tegemoet gekomen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 3 Juli 1872. De Commissie van Fabricage heeft de eer op de requesten van Regenten van het Gereformeerde Minnetiuis en van J. C. Timmermann te berichten, dat beide verzoeken de strekking hebben ter ver krijging van den eigendom van een perceel ge meentegrond, gelegen in de Kaarsenmakersstraat, bij het kadaster bekend onder sectie C, n°. 1052, ter grootte van 297 centiaren, en een gedeelte van sectie C, n°. 1053, ter grootte van 71 centiaren. Van dien grond is een strook, ter breedte van 3 meters en ter lengte van ongeveer 30 meters, sedert eenige jaren in gebruik bij Regenten van het Gereformeerde Minnehuis, zonder dat daarvan een titel of raadsbesluit bestaat, als strekkende tot een doorgang van de Kaarsenmakersstraat naar de Binneuvestgracht, waarin het Miunehuis een uitgang heeft. De overige grond is bij beschikking van 22 Mei 1888 in gebruik gegeven aan David Lafe ber, precario en tot kennelijk wederzeggen, tegen betaliug eener recognitie van ƒ20 's jaars, en is daarop een loods gebouwd en het overig gedeelte met een houten rasterwerk afgesloten, zoodat die grond nog bij het kadaster bekend staat ten name van David Lafeber, als opstalhouder. Bij haar rapport van den 9den September 1868 heeft de Commissie van Fabricage behandeld twee gelijk soortige requesten, ingediend door de toenmalige regenten en den toenmaligeu eigenaar der scheep makerij, evenals nu verzoekende dien grond in eigendom te verkrijgen. De gemeenteraad heeft in de zitting van den lsten October 1868 beslo ten, aangezien geen plan was ingediend tot het bebouwen van dien grond, in het belang van het Minnehuis, omdat daartoe later noodzakelijkheid kon bestaan, dien grond niet in eigendom af te staan, maar aan D. Lafeber te laten het gebruik van dien grond op de bij beschikking van 22 Mei 1838 bepaalde veoi waarden. En aangezien ook thans nog geen voornemen 'zich heeft geopenbaard, om het Minnehuis door bebouwing van dien grond te vergrooten, en er geene aanleiding of reden bestaat om den tegen- woord igeu eigenaar der scheepmakerij, den re- questraut J. C. Timmermann, van het gebruik van dien grond te berooven, meent de Commissie te moeten aanraden op de ingediende requesten te beschikken 1°. dat de strook grond langs het Minnehuis, ter breedte van vier meters op een lengte van 32'/, meters en alzoo ongeveer 13d centiaren, nader op ie meten, uitmakende een deel van do per ceelen bij het kadaster bekend onder sectie C. n°. 1052 en 1053, in gebruik wordt afgestaan aan Regenten van het Miunehuis, tegen eene jaar lijksche recognitie van drie gulden vijl en twin tig cents ten behoeve der gemeente; 2°. dat de requestrunt J. C. Timmermann als opvolgend eigenaar der scheepmakerij worde er kend als opstalhouder van de perceelen sectie C, n°. 1052 en 1053, na altrek van het aau het Minnehuis iu gebruik afgestaan gedeelte, nog groot runn zeven aren, nader op te meten, tegen eene jaarlijksche reeogoitie van zeventien gulden vijftig cents, en onder uitdrukkelijke voorwaarde, dat op dien grond geen hinderlijke beroepen, bedrijven of werktuigen mogen worden aange legd en gedreven, zooals stoomfabrieken, ketel makerijen, klopperijen en diergelijke. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Fabricage, enz. De Commissie van Financiën heeft geeDe be denkingen tegen de voordracht van Burgemeester en Wethouders betrekkelijk de adressen vau Re genten van het Gereformeerd Miunehuis en J. C.Timmermann,ter bekoming van gemeentegrond, en geeft u mitsdien in overweging dienovereen komstig te besluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën enz. LAATSTE BERICHTJEN. 's-Gravenhage, 19 Juli. Burgemeester en Wet houders hebben heden ten raadhuize aanbesteed 1°. het vervaardigen en leveren van gegoten ijzeren buizen, en 2°. het maken van filters, het hoog-reser- voir en de daarmee in verband staande werken, beiden ten behoeve der duinwaterleiding alhier. Minste inschrijvers waren: voor de eerste aanbe steding de heer B. J. Zou, alhier, voor f 609,500; voor de tweede besteding de heer F. H. v. Malsen, alhier, voor 356,674. De hoogste inschrijving voor n°. 2 was 508,000. Utrecht, 19 Juli. In de gemeenteraadszitting van gisteren werd o. a. aangenomen eene voor dracht tot regeling van den afsland van een ge deelte gronds van hel jaagpad tusschen LeideD, Woerden en Utrecht, aan de drie gemeenten in eigendom toebehoorende. Voorts werd tot rector van het stedelijk gym nasium benoemd Dr. A. H. G. P. van den Es, thans conrector te Groningen. Het aanleggen eener telegraaflijn met éen draad, langs den Rijnspoorweg tusschen Harme ien en Gouda, is aangenomen door den heer B van der Weerde alhier, voor f 745. Amsterdam, 19 Juli. De vereeniging ter bevor dering van de belangen des boekhandels zal hare algemeene vergadering houden op Woensdag 14 Augustus aanstaande, des voormiddags te 10 uren, in het Parklokaal alhier. THERMOMETER VAN FAHRENHEIT. morg. morg. nam. nam. nam. avond avond. 6 Q. 8 u. 12 u. •i Q. 6 o. 8 0. 10 a. Dond. 64° o O 58° Vrijdag 59° 63° 70° 70° Wind: Donderdag-middag 5 u. N. W. Vrijdag-morgen 5 u. Z. W.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1872 | | pagina 3