werk of stof totaal present gaf of hoogst onvolledig liet remunereeren. Dit is echter z. i. niet het geval. Geen belasting zonder genot; geen genot zonder be lasting, ziedaar een grondregel welke spr. zich zeiven steeds gesteld heeft in gemeentelijke aangelegenheden. Moet die regel uit zijn aard aan menige uitzon dering worden onderworpen. Gij weet het, zegt spr., dat dit in stede van hem te verzwakken, dien be vestigt en daarom acht hij het niet de vraag of men 2000 a 2500 personen een ondienst zal bewijzen door er 1500 van dienst te zijn; maar wel of men tegen die allen te zamen billijk en rechtvaardig is Ook voor een gemeenteraad geldt het eenigermute//La cour rend des arrêts et non des services." 7°. Reeds de geraamde vermindering zal den aanslag met 6 pCt. doen stijgen. Spr. betwist dat de hoofde lijke omslag hiervoor uitsluitend in aanmerking moet komen. De Gemeentewet laat nog andere middelen tot heffing toe. 8°. Uat bezwaar geldt vooral vele minvermogenden. Spr. betwijfelt het oprecht gemeende van den be wysgrond. Het getal toch der belastingschuldigen die in den hoofdelijken omslag f 20 of meer betalen is circa 1000, dat der overigen omtrent 2600. Voor de laat- sten kan eene verhooging niet zulke verbazend na- deelige gevolgen hebben terwijl het hem niet zou verwonderen dat onder deze zich een niet onaan zienlijk getal der gasverbruikers bevonden. Zoo hij het hieromtrent bij eene gissing moet laten, kan hij daarentegen met te meer overtuiging verklaren dat er onder de niet-gasverbruikers een groot getal personen worden aangetroffen die tot de hooger of hoogst aangeslagenen behooren; zoodat te dien opzichte een beroep op die minvermogenden ten eenenmale on juist is. Voorts wenscht Spr. hierop de aandacht te vesti gen dat diegenen welke officieel gasverbruikers ge noemd worden niet de eenigen zijn welke bij de ver laging der gasprijzen belang hebben, maar tevens een weldaad wordt bewezen aan die talrijke klasse der bevolking welke op onze kohieren niet bekend staat, die in den winter, d. w. z. als het gebrek (ook dat aan werk) het nijpendst is, somtijds de keus heeft of het kunstlicht uit eigen beurs te betalen of vroeger naar huis te worden gezonden, dat wil alweder zeg gen, het sober stuk brood nog soberder te zien toe bedeeld; dat die duizenden bij den bestaanden toe stand, de heldere gaspit behoeven om wat meer ver zadigd te zijn of wat minder te hongeren. 9°. De vraag omtrent het al of niet behoorlijke eener winst is bij eene fabriekszaak vooral afhankelijk van de waarde der fabriek. Spr. is van meening dat het Dagelijksch bestuur oordeelt dat de opbrengst der fabriek hare waarde bepaalt. Aangezien deze nu het in hunne macht hebben die opbrengst vrij hoog op te voeren, ligt het voor de hand dat de verkoop waarde ook tamelijk hoog moet zijn. Dit argument nu is een van die, welke hun eigene dissolutie in zich omdragen; het doet ons draaien in een cirkel wanneer op het verzoek: //Eilieve, matig uwe win sten'' ten antwoord wordt ontvangen//Dot kan niet, want dan hebben wij geen rente van ons kapitaal," en vraagt men dan: //Hoe groot is uw uitgelegd kapi taal," beleefdelijk hoort: //Ja dat gaat u eigenlijk minder aan, maar naar onze inkomsten berekend zou de verkoopwaarde zooveel wezen dat wij die winsten moeten behouden." 10°. Droeg men de fabriek over dan zou de nieuwe fabrikant geen lagere eischen stellenf dan de fabri- kantegemeente Leiden. Hierop antwoordt spr. dat het vooreerst de vraag niet is wat die fabrikant doen zou, wel wat eene gemeente behoort te doen; ten tweede zou alles afhangen van de vooruitzichten die bedoelden fabrikant geopend werden. Verbindt men zich tot bescherming zijner industrie zonder het toe laten of uitlokken van concurrentie, hij zou voorze ker geen bezwaar maken, den prijs wat te verhoo- gen. Kwamen hem daarentegen onrustwekkende plan nen van nieuwe fabrieken ter ooren, hij zou zich haasten dien storm te bezweren door tijdige reductie van zijn tarief. Hebben dan, vraagt spr., de stellers van het rapport niet opgemerkt, dat de particuliere gasfabriek te Haarlem 3 to cents per stère, dat is on geveer f 1.00 per duiz©nd kub. voeten goedkooper is dan wij het zijn en bovendien de kosten van aanleg en de woningen voor zijne rekening neemt. Wat nu betreft het advies van de commissie der gasfabriek, daaromtrent merkt hij op, dat deze vol gens haar mandaat de zaak neemt zooals zij is en rapporteert zooals men over eene mercantieele zaak rapporteeren moet. Dit standpunt maakt het dan ook verklaarbaar dat zij in vollen ernst kan concludeeren z/Geen winst, geen gemeentelijke gasfabriek," alsof de gemeente een koopman, en geen administrateur ware. Intusschen geldt hier het woord: //Wie niet tegen ons is, is voor ons;" want waarin commissa rissen met Spr. in gevoelen verschillen, niet omtrent het feit dat het gas thans te duur is. Hij is dank baar voor deze verklaring. Dankbaar maar on voldaan. Even dankbaar, maar nog minder voldaan is Spr. over het rapport door de commissie van financiën uitgebracht. En zeker is deze dankbaarheid betame lijk, voor zoover daarin het door Spr. verdedigde beginsel genoemd wordt op zich zelf volkomen deugdelijk en ronduit daarvan verklaard wordt://gold het de oprichting van eene nieuwe stedelijke gas fabriek, wij zouden ons onvoorwaardelijk aan zijne zijde scharen en meenen dat bij de exploitatie van zulk eene nieuwe fabriek geen andere beginselen moch ten gelden dan de door hem verdedigde." Spr. neemt gaarne acte van die verklaring, die echter de onvoldaanheid niet uitsluit. Hij treedt ver volgens in eene wederlegging van bewust rapport vooral wat betreft de redeneering daarin voorkomende, dat de bestaande toestand een andere is dan hier boven omschreven en hierop moet gelet worden. Voorts bepaalde Spr. zich tot het bestrijden van eenige opmerkingen in bedoeld rapport voorkomende, welke als nieuw zijne aandacht hebben getrokken. //Hoe groot is de winst der gasfabriek" vraagt de commissie en als Spr. dan antwoordt 70000 a f 80000, dan is haar wederantwoord: //welnu dan kost uw voorstel de stad niet f 5U000, maar veel meer, want uw stelsel gedoogt niet dat er eenige winst, hoe klein dan ook, voor de gemeente overblij- *ve." Hij protesteert tegen een dusdanig ten eenen male veranderen der gedaante van de quaestie en treedt daaromtrent in bijzonderheden. Een tweed© argument ia dat de gasprijs in deze gemeente niet kunstmatig wordt opgevoerd; maar dat Spr. een kunstmatig lagen prijs zou wenschen. Spr. tracht de volkomen onjuistheid van beide opvattingen te be- toogen en behandelt vervolgens de redeneering der ^commissie betreffende het onwenschelijke van verhoo ging van den hoofdelijken omslag, vooral met het oog op de gegoede middelklasse, op het belemmeren van vreemdelingen om zich hier te komen vestigen en 01&dat door het aannemen van het voorstel zou geboren worden een onwederlegbaar argument tegen verdere ondernemingen, verbeteringen en uitbreidin gen. Ten slotte staat hij stil bij de door de com missie gegeven cijfers omtrent den financieelen toestand der gemeente en eindigt zijne redevoering met eenig© woorden die volgens Spr. den toestand resumeeren. Noch het Dagelijksch bestuur, noch de commissie van de gasfabriek, evenmin de commissie van financiën willen zijn voorstel aangenomen zien; omdat zij met het oog op de geldmiddelen der gemeente dit onge raden achten. Al zijn zij het onderling oneens over de mogelijkheid eener prijsverlaging, voor het minst over de wenschelijkheid daarvan, zij vergeten deze oneenigheid waar zij allen te zamen de dissonanten oplossen in de treffende finale: //Wij zijn niet rijk genoeg om billijk te zijn". En nu meent spr. dat billijkheid en rechtvaardigheid evenmin artikelen van weelde zijn in eene gemeentehuishouding, als het gaslicht dat is in de maatschappij; en dat het eene treurige eere voor ons moet wezen, wanneer wij tot de erkentenis komen dat de financiën der gemeente ons niet zouden toelaten te voldoen aan wenschen, waarvan het rechtmatige door ons niet wordt ontkend. De heer Krantz wijst er op dat het voorstel van den heer Dercksen dezelfde strekking heeft als een door hem in 1862 met ongelukkig gevolg gedaan. De heer Dercksen is gelukkiger in zoover het hem gelukt is de commissie der gasfabriek in zijn systeem tot vermindering der gasprijzen te zien deelen en de commissie van financiën dit deugdelijk noemt, waar door de voorsteller althans een standvastig punt inneemt. Naar zijn oordeel is het beginsel van den heer Dercksen het eenige beginsel der toekomst. Vindt het hier niet zooveel bijval als in andere gemeenten, dan zullen we ook niet hebben een fabriek met het beginsel van goed en goedkoop gaslicht. Door dit laatste zullen de ingezetenen worden ge baat en de beginselen der Gemeentewet worden ge huldigd. Het groote verschilpunt in deze is, dat de zaak eene financieel© quaestie is geworden en om geld te kunnen behouden, ziet men geen bezwaar onbillijk te zijn en legt de belastingsom over een klein getal ingezetenen om. Zij die dit stelsel huldigen weten niet wat groot nadeel een aantal ingezetenen wordt berokkend: het gas is de grondstof voor de fabrieken, maar ook door de warmte die zij aanbrengt, worden een massa ingezetenen geholpen. Spr. gelooft niet dat 't voorstel van den heer Dercksen zal worden aangenomenhij weet toch bij ondervinding dat men de gasfabriek wil beschouwen als een belastingmiddel en dus zal dit ook nu nog het geval zijn. Twijfelende aan de aanneming, geeft hij den heer Dercksen in bedenking den prijs in zijn voorstel te brengen op f 2.5U, dan staat deze gelijk met Haarlem, niet met mindere steden. De heer Dercksen kan niet in dit conciliatoir systeem treden; wordt zijn voorstel verworpen, dan wil hij het gaarne ondersteunen. De heer Krantz gaf deze wijziging slechts in be denking omdat hij bang is dat 't voorstel, zoo het daar ligt, niet zal slagen. De heer £l|eman kan de vermindering van de gasprijzen niet losmaken van de vraag: onder welke instelling de gemeente-gasfabriek te rangschikken is, en z. i. is zij van publiekrechtelijken aard, waaruit volgt dat de gasprijzen niet hooger mogen zijn, dan noodig is te achten, om den betaler, naar evenredig heid van het gebruik dat hij heeft, in de kosten van aanleg, onderhoud of verstrekking van het door hem gebruikte of genotene te doen dragen. Blijkt daaruit dat hij 't in theorie eens is met den voorsteller, hij vindt echter geene vrijmoedigheid om verder te gaan, de schok zou te groot zijn. De kwalen dus er kennende acht hij de geneesmiddelen te kostbaar; maar Spr. wijst mee elke genezing af en grijpt met beide handen het voorstel van de commissie der gas fabriek aan. "Was dit niet ingekomen, dan zou hij een amendement hebben voorgesteld om de prijzen telkens met te verminderen. Hij maakt de minder heid in de commissie van financiën uit en zal stem men voor het voorstel van commissarissen der gas fabriek. De heer Buljs repliceert den heer Dercksen en zal zich bepalen bij enkele hoofdpunten en wel tot die waarop z. i. al net licht behoort te vallen. Spr. blijft uit het rapport der commissie van Fincnciên handhaven dat het stelsel van den heer Dercksen consequent doorgevoerd, daartoe zal moeten leiden, dat als de voorsteller de winst der fabriek blijft be rekenen op 80000, van daag of morgen een ander voorstel te wachten is, om de 30U0O, die niet bij de 50,000 die men thans wil prijs geven gevoegd zijn, ook weg te vagen en dus in 't geheel geen winst te behalen. Op hare hoofdbedenkingen heeft de commissie bij den heer Dercksen weinig tegenspraak ondervonden. Wat ket karakter van de gasprijzen door de par ticulieren behaald betreft, doet men het voorkomen dat men hier te doen heeft met een belasting aan de gasverbruikers opgelegd. Niets is z. i. minder juist. Dit is waar geweest toen, gebruik makende van een monopolie, de prijs f 4.50 was. Die prijs was ver boven den normalen en Spr. heeft destijds zelf meegewerkt tot verlaging. Nu wordt f 3.50 be taald en dit is de normale prijs bij vergelijking met andere groote gemeenten. Als dit zoo is en men dus te doen heeft met de gewone winst van eene indus triële onderneming, dan gaat 't niet aan dat te noe men eene belasting die op de gasverbruikers drukt. Spr. heldert een en ander door een voorbeeld op daarbij van de veronderstelling uitgaande dat de gemeente een broodfabriek zou exploiteren. Het voorstel van den heer Dercksen blijft Spr. als onaannemelijk beschouwen, maar de gasfabriek kan ook de verlaging niet dragen door de commis sie van de gasfabriek voorgesteld. Van 't standpunt der commissie is het juist gezien dat zij zich met mindere winst tevreden stelt, als de fabriek er niet slechter bij vaart. Maar de leden van den Raad heb ben een andere plicht te vervullen. Er is reeds eene winstderving van 17000 en door het voorstel zou er nog 5000 bijkomen. Is het nu niet beter te wachten met deze vermindering tot betere tijden De heer de Fremery heeft de minderheid uitgemaakt in de commissie voor de gasfabriek. De winstder ving van f 17000 en daarbij nog te voegen f 6UU0 heeft hem geen vrijheid gegeven met dit voorstel mede te gaan, omdat er dan nog een grooter te kort door hoofdelijken omslag moet gedekt worden. Ook hij beschouwt gelijk de heer Buys den tegenwoor- digen als den normalen j prijs. Ter nadere staving beroept hij zich op eene opgave van 19 gemeenten, waaruit blijkt dat de gemiddelde prijs der gasfabrie ken aldaar f 3,45 is. Zondert men de twee hoogsten en laagsten af dan kreeg spr. f2.611 Jl9 cent per lüUU kub. voet. De prijs is dus niet te hoog, zoodat hij van meening blijft dat prijsverlaging onnoodig is. Overigens is hij genegen ais de buitengewone om standigheden voorbij zijn en de rekening der gasfa briek weer f 120UÜ winst meer aanwijst, tot eene prijsverlaging mee te werken. Het denkbeeld neer gelegd in het 3de punt van de Commissie van Fi nanciën lacht hem zeer toe. Men moest in de toe komst een waarborg hebben tegen onvoorziene voor stellen. De heer Mar te velt is het eens met den heer Buys omtrent den normalen prijs. De nadere bewijsgronden van den heer de Fremery had hij ook willen aan voeren. Nu zal hij die niet herhalen, maar zeggen dat zij meer bewijzen dan de vijf gemeenten van den heer Dercksen, waaronder Haarlem. De heer Derck sen kan wat deze laatste stad betreft dwalen door onkunde, maar het ware toch billijk van hem die zooveel van billijkheid en rechtvaardigheid opgeeft, dat hij had bewezen dat Haarlem goede zaken maakt met een prijs van 9 centen. Niets is nu minder juist dan dit. Haarlem wordt geëxploiteerd door eene maatschappij die 4 a 5 gasfabrieken beheert, waarvan het algemeen resultaat een winst is; maar Haarlem verliest. Hij zag gaarne dat de heer Derck sen een balans toone dat Haarlem met 9 centen goede zaken maakt, maar dit is onmogelijk, zoodat de heer Dercksen verkeerd gehoord heeft. jDe heer Dercksen heelt er zich voorts afgemaakt waar het geldt de som van f 50,000, die minder verdiend zal worden, langs een anderen weg te verkrijgen. Hij gelooft niet dat dit zooveel bezwaar zal opleve ren. Spr. gelooft dit wel en staaft dit door voorbeelden. Als spr. b.v. nagaat hoe die f 50,000 moeten gevon den worden dan verkrijgt spr. dat particulieren die maar f 80 a ƒ90 in de winst van de gasfabriek be talen, f 200 meer zouden moeten missen in de ver hooging van den hoofdelijken omslag. De heer Dercksen zegt dat 't gemakkelijk is een anderen weg te vinden. Laat hij dien aantoonen, want 't is waarlijk in de laatste jaren gebleken dat 'tniet zoo gemakkelijk gaat in dezen raad andere wegen te doen aannemen. De heer Krantz zegt dat 't hem bekend is dat men te Haarlem een gemeente-gasfabriek wenscht omdat de gascompagnie nog te groote winsten maakt, hoewel deze zeer voorkomend en gemakkelijk voor de inwoners is. Hij beschouwt de prijzen van de plaatsen door den heer Dercksen opgenuemd als de normaalprijzen, niet van die 19 kleine plaatsjes door den heer de Fremery gegeven. De vergelijking van den heer Buijs in deze zaak met tde exploitatie van een broodfabriek gaat z. i. niet op. Hij blijft van meening dat 't publiek meer en meer zal doen zien dat 't in de hooge prijzen van 't gas wel degelijk eene belasting ziet. De heer Cock herinnert dat zijne denkwijze om trent de gaszaak bekend is, want nauwelijks was hij lid van den raad of dergelijke zaak was aan de orde. Zijn standpunt is heel eenvoudig: De gemeenten moeten geen industrieele onderneming in beheer nemen; maar is het feit eens daar, en dat is mis schien ongelukkig, dan ziet hij niet in dat de industrieel, gemeente Leiden, niet dezeltde winst mag maken als de industrieel b. v. Pijpgast. De gemeente zorge slechts den normaalprijs te behouden waarop reeds gewezen is en dan ziet hij er niet tegen op, dat het geld, in plaats van in den zak der particulieren te vloeien tot verlichting der belasting worde aangewend; vindt men dien toestand verkeerd, dan verkoope men de gasfabriek. Spr. zal stemmen tegen het voorstel Dercksen, die het gas wil geven tot den prix de revienttegen dat van de commissie der gasfabriek, dat niets anders is dan eene kleine transactie, maar ook tegen het stelsel van de commissie van financiën. Dat stelsel is geen stelsel het is niet zoo zuiver als dat van den heer Dercksen en ook niet als het zijne. Het beoogt van de gas fabriek te maken wat er te maken is met den nor- malen prijs. Het hinkt op twee gedachten. Het beoogt niet zuiver te verkoopen tot den prix de revient, en de winst niet in den zak van den industrieel te steken, maar het stelsel vraagt, hoeveel is er absoluut noodig tot aanvulling van de belasting en daarna zal de prijs van het gas verlaagd worden; spr. zegt gewijzigd worden, want naarmate de belastingsom hooger is zullen de prijzen ook verhoogd worden. De heer Dercksen repliceert onderscheidene spre kers op de bedenkingen tegen zijn bewijsgronden aangevoerd. De heer Goudsmit motiveert zijne stem tegen het voorstel Dercksen. De heer Cock heeft zijn eigen denkbeeld uitgewerkt. Op economische gronden zou hij tegen gemeente exploitatie zijn, indien het de oprichting gold; is eenmaal de gemeente koopvrouw, dan heett zij het recht op de winst van eene parti culiere onderneming en die aan te wenden tot belas ting. De eenige vraag is: zijn de prijzen normaal of abnormaal. De heer de Fremery en Hartevelt hebben het eerste voldoende aangetoond; de stad heeft dus geen onrecht de winst tot belasting verlichting aan te wenden. De gemeente behoort geen koophandel uit te oefenen; doet ze dit, dan is ze vrij dit voor haar kas aan te wendeu, mits zij de burgerij niet drukke; hij beaamt wat de heer Hartevelt zeide, dat 't gemakkelijker is te zeggen men moet eene andere wijze van belasting vinden, dan het middel aan de hand te geven. Nu in eens aan te komen met een exorbitante verhooging van den hoofdelijken omslag, daarvoor zou Spr. terugdeinzen. De gasprijzen zijn met drukkendSpr. heeft een groot gezin, waar met spaarzaam met gas wordt omgegaan, maar de uitgave is niet drukkend. Mocht er een tijd geboren worden dat de buitengewone omstandigheden ophouden, dan kunnen de prijzen verlaagd worden. Die tijd is nog met aangebroken en nu zegt spreker: In dubio absline. De heer d© Fremery noemt de 19 steden op, straks door hem bedoeld, met de gasprijzen, die daar gelden, om tegenover de opmerkingen van de heeren Krantz en Dercksen te doen 2ien, dat zijn maatstaf de juiste is en hij niet de kleinste gemeenten, maar de grootste genomen heeft om den normaalprijs aan te duiden. De heer Buys licht ook ter opheldering van het misverstand van den heer Cock het derde voorstel van de commissie van financiën toe. De bedoeling is dat, zoodra blijkt dat de winst b. v. de som van 40,600 heeft overschreden, de gasprijzen zullen ver laagd worden om tot 40,000 terug te komen. Heeft de gemeente later maar f 20,000 noodig, dan zal men de prijzen tot dit norma verlagen. l5e commissie verlangt overigens niet anders dan dat B. en Ws. hunne denkbeelden hierover bij de aanstaande begrooting mededeelen. De heer Bljleveid meent dat in deze discussie de vraag te weinig op den voorgrond is gekomen, van welken aard de eigendom der gasfabriek is. Is die publiekrechtelijk dan mag er, gelijk de heer Eigeman heeft beweerd, niet meer geheven worden, dan de kosten om de zaak in stand te houden en dan zou Spr. om consequent te zijn niet stemmen gelijk thans de heer Eigeman, maar stemmen voor het voorstel om niet meer te rekenen dan de kosten toi het in stand houden der fabriek. Is de eigendom van privaten aard dan is de toestand anders, dan is de bepaling van art. 254 gem. wet niet toepasselijk. Z. i. nu is die fabriek een eigen dom van privaten aard. Spr. die dit onderzoek niet gelijk de heer Dercksen ais een jaridieke haarklove rij maar als een cardinaal punt beschouwt, gaat over tot de uiteenzetting van zijn gevoelen. Is nu de zaak van privaten aard dan mag de gemeente met volle recht den normalen prijs in rekening brengen en die wordt werkelijk hier geheven. In het voorstel Dercksen waar die zaak geëcarteerd wordt, wordt integendeel telkens het woord belasting gebruikt. Spr. zegt dat er geen quaestie van kan zijn dat men belasting opbrengt als men gas betaalt. De toestand is wel deze, dat door de winst uit eene particuliere zaak der gemeente minder belasting wordt geheven; was de winst niet aanwezig er zou meer belasting worden betaald. Men heeft waarde voor zijn geld en daarin is niets onbillijks. Het voorstel is voorzeker ingediend met de beste bedoelingen, maar het doet een ruekeloozen greep in de gemeente-financiën. Spr. is er dus tegen, en zal ook dat van do commissie der gasfabriek verwerpen. Ais '3.56 c.e normale prijs is, ziet hij geen reden verder te dalen. De heer Goudsmit verklaart zich tegen het derde voorstel van de Commissie van financiën, omdat het inconsequent is. Spr. zou naarmate de winsten stijgen, niet de prijzen willen verlagen, maar den Hoofdelijken omslag. Dan is men op zuiverder terrein. De Voorzitter deelt dit gevoelen, maar dan moet men toch altijd gelijken tred met de normale prijzen houden. De heer Goudsmit zegt dat dit ook zijne be doeling is. De heer Teefklnd is voor het voorstel Dercksen en als dat valt, hoopt hij met meer succes voor het voorstel van de commissie der gasfabriek te zullen stemmen. Hij zal de discussie niet noodeloos rekken maar uit de gronden die hij voor zijn gevoelen heeft, een punt aandringen. Men schijnt n. 1. veel waarde te hechten aan den normalen prijs; het is mogelijk dat f 3.56 de normaalprijs is, maar dan noemt hij die prijs toch onbillijk, want als er blijkens betrap- port der Commissie van financiën 1UJ pet. wordt verdiend, dan is de prijs toch voor eenige vermin dering vatbaar. De heer Derckten dupliceert onderscheidene leden. De Voorzitter. In tegenoverstelling van anderen, herdenkt hij met vreugde dat Leiden in 1848 een gasfabriek heeft opgericht, 't Was of men toen al voorzien heefc liet verlies dat de gemeentekas door de afschaffing der accijnzen zou lijden. Hij is perti nent tegen het voorstel Dercksen. Er is veel op de normaalprijzen gewezen, maar niet op de goede waar die hier geleverd wordt en het is onbetwistbaar dat wij uitstekend gas hebben. Op dit oogenblik gedoogt de financieel© toestand der gemeente geen vermin dering. De heer Driessen voert een grond dan waarom hij niet veel hecht aan de berekening van den normaal prijs door den heer de Fremery. De Voorzitter brengt thans in rondvraag de eerste conclusie van het rapport der commissie van financiën, luidende: 1°. Het voorstel wan den heer Derckten niet goed te keuren. Deze conclusie wordt aangenomen met 18 tegen 5 stemmen. Voor, de heeren v. Hettinga Tromp, v. Puttkam- mer, Evers, Goudsmit, Hartevelt, de Fremery, Lezwyn, Stoffels, Wttewaal, van Outeren, Cock, Verster, Byleveld, Buys, du Rieu, Eigeman, Seelig en de Voorzitter. Tegende heeren Krantz, Driessen, Veetkind, van Wensen en Dercksen. Vervolgens de tweede conclusie van het rapport van den volgenden inhoud: 2°. Het voorstel van commissaristen der gasfabriek tot verlaging der gaspryzen voor alsnog mede niet aan te nemen. Deze conclusie wordt aangenomen met 16 tegen 7 stemmen. Tegen de heeren Krantz, Driessen, Veefkind, van Wensen, Dercksen, du Rieu en Eigeman. Het derde punt van de conclusie komt niet in stemming, daar het slechts den wensch uitdrukt, om B. en Ws. in overweging te geven den Raad bij de behandeling der gemeentebegrooting voor te lichten omtrent de vraag of het mogelijk zoude zijn voor de winst der gasfabriek, ter voorziening in de gel delijke behoeften van de gemeente noodig, althans voorloopig een vast cijfer aan te nemen en de verla ging van het overschrijden van dat eenmaal bepaalde cijfer afhankelijk te maken. Niets meer aan de orde zijnde wordt de Vergade ring gesloten. LAA'ISTE BERICHTEN. (Per telegraaf.) 's-Geavenhage, 4 Juli. In de zit ting van den Provinciale Staten van heden is tot buitengewoon lid der gedeputeerde Staten herbenoemd de heer S. A. van Hoogstraten. Een aantal kleine onderwerpen is afgedaan. Einde lijk is, na eenige discussie, het verzoek om sub sidie door de heeren Knijff en Kaptijn, overeen komstig het gevoelen der speciale Commissie, afgewezen. Daarna is op voorstel van den heer Mock de toelage aan den aftredenden griffier be paald op f 1600 en is hem op de meest eervol le wijze tegen 1 October ontslag verleend. Dins dag voortzetting der werkzaamheden. 's-Gravenhagb, 4 Juli. Naar wij vernemen zal Z. M. de Koning zich omtrent medio Juli naar het Loo begeven. Aan het Ministerie van Binnenlandsche Za ken is heden aanbesteed: het uitbaggeren van het middengedeelte van het open havenfront ie Amsterdam, tot de diepte van 5 meter beueden A. P. ten behoeve van den Staatsspoorweg van het Nieuwediep tot Amsterdam, in 2 perceelen. De eenige inschrijver voor het eerste perceel was de heer L. J. vau deu Steenhoven te Dord recht, voor f 287,000. Voor het tweede perceel waren minste inschrijvers de heeren H. de Borst te Papeudrecht eu P. Koedam te Gorkum, voor f 188,800. Utrecht, 4 Juni. Bij 't gisteren voortgezette exa men van apothekers zijn geslaagd: de heeren J. M. Buumanu, van Hardiuxveld, en A. F. Nittin- ger, van Amsterdam. Het examen wordt heden ten einde gebracht. Amsterdam, 4 Juni. Het stoomschip Conrad, kapt. E. Oort, van Bativia naar Nieuwediep be stemd, is 3 Juli te 10 uur 's morgens te Sues aangekomen. Alles vvei.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1872 | | pagina 3