N°. 3797. Donderdag A°. 1872. 527 Juni. STADS-BE RICHTEN. SCHUTTERIJ. .70. .50. .et .90, .70. LËIDSCH DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden. Franco per post Afzondarlyka Nommert ƒ8.00. 3.85. 0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJ8 DER ADVERTENTIEN. Voor iederen regel/"0.15. Grootere letten naar de plaatsruimte die zij beslaan. BURGEMEESTER f.n WETHOUDERS van LEIDEN doen te weten, dat de alpbabetische naam- lyat van alle personen, die, overeenkomstig de wet van den ltden April 1827, aan de loting voor de Schutterij moeten deel nemen, ter inzage van de belanghebbenden zal liggen ter Secretarie dezer ge meente, van den 21aten tot den 28sten Juni aan staande (de Zondag uitgezonderd), van des voormid dags 10 tot 's namiddags 1 uur, en dat de loting zal plaats hebben in een der lokalen van het Raad huis, en wel: op Zaterdag den 29sten Juni 1872, 's-voormiddags te negen uren. Wordende zij, welke na de laatst voorgaande inschrijving zich binnen deze gemeente met terwoon hebben gevestigd, tot eene nalo- ting opgeroepen, mede op Zaterdag den 29sten Juni 1872, 's namiddags te ién uur. Zullende ieder ingeschrevene bij een biljet worden opgeroepen, om tot de loting ter voorschreven plaatse op te komen, op den dag en het uur in deze ken nisgeving uitgedrukt, terwijl tij, die verhinderd moch ten worden zeiven tot de loting op te komen, zich door een gemachtigde kunnen doen vertegenwoordi gen, of geen gemachtigde verschijnende, zal de loting geschieden door een der leden van de Commissie uit het Gemeentebestuur. Tevens worden de belang hebbenden verwittigd, dat bij de genoemde loting aanteekening zal worden gehouden van de redenen tot vrijstelling, die de ingeschrevenen vermeenen, krachtens het 3de art. der wet, te kunnen aanvoe ren; waarom het voor hen, die zoodanige redenen tot vrijstelling meenen te hebben, van belang is, door personeels opkomst of, bij volstrekte beletselen, door net zenden van een met hunne omstandigheden wel bekenden gemachtigde, de loting niet te verzuimen. En wordt eindelijk den belanghebbenden kennelijk gemaakt, dat aan de navolgenden bij de wet recht op vrijstelling is toegekend, als 1°. die met ziekte of gebreken zijn behept, welke hen tot den wapenhandel, voor het tegenwoor dig oogenblik of wel geheel, ongeschikt maken 2'. die kleiner zijn dan eene Nederlandsche el (meier) en vijfhonderd zeventig strepen (mil limeters) 3'. de geestelijken van alle gezindheden, zoo lang zij niet van stand veranderen i'. de professoren en lectoren aan de hoogescho- len, aan de athenaea en de sominariën 5°. de studenten in de godgeleerdheid; 6°. die den rang van officier in dienst van den Staat, te land of ter zee hebben bekleed, en door eervol ontslag den dienst verlaten hebben of gepensioneerd zijn, zoo lang zij niet in een gelijken of hoogeren rang bij de Schutterijen kunnen worden aangesteld 7°. die, wegens verandering van woonplaats, eervol uit de Schutterij zij a ontslagen in den rang van officier, voor zooverre zij in hunnen vori- gen of in een hoogeren rang niet weder kun nen worden aangesteld; 3°. die in militairen dienst ter zee of te lande zijn, waardoor alleen worden bedoeld zij, die na de inschrijving in militairen dienst zijn getreden, als rustende op militairen, zoolang zij in dienst zijn en dus niet voor ingezetenen eener bepaalde gemeente kunnen gehouden worden, de verplich ting niet om zich te doen inschrijven; 9°. den broeder van hem, die in persoon voor zich zeiven bij de Schutterij dient, met dien ver stande, dat van een gelijk getal broeders altijd de helft, en van een ongelijk getal slechts de kleinste helft, tot den dienst zal worden opge roepen; strekkende deze bepalingen zich echter niet uit tot zoodanige broeders, die, om welke reden ook, niet meer bij hunne ouders inwonen terwijl voorts, in tijd van vrede, van den actieven dienst tevens worden vrijgesteld (met de bepaling nochtans, dat zij tot den werkelij- ken dienst dadelijk kunnen worden opgeroepen, indien de redenen van vrijstelling ophouden, waarom zij op de algemeene en bijzondere rol len tevens geplaatst, doch bij de reserve zoo lang in dienst gesteld worden); 10". zij, die tot den dienst der nacht- of brand wachten en tot dien der brandspuiten zijn aan gesteld, zoo lang zij met die werkzaamheden zijn belast 11°. lijf- en huisbedienden, voor welke als dienst boden personeele belasting wordt betaald, waar onder echter niet zullen worden verstaan werk- boden of zoodanige bedienden, die ter uitoefe ning van iemands beroep of bedrijf zijn benoo- digd; en 12°. zij, die voortdurend uit armenkassen bedeeld, ot in de armengestichten opgevoed of onder houden worden. En zullen dientengevolge degenen, welke op vrij stelling, uithoofde van eene der bovengemelde rede nen, aanspraak mochten vermeenen te kunnen ma ken, zoowel als zij, die zich in den dienst willen doen vervangen, de bewijzen, daartoe vereischt, moe ten overleggen en, in het laatste geval, de personen, met welke zij van nommer willen verwisselen, ken baar maken aan de Commissie, op Maandag den l'1'" Juli aanstaande, des voormiddags tnsschen 10 en 1 uur, op het Raadhuis, ten einde daarvan de noodige aanteekening te doen, voor zooveel zulks bij de loting niet mocht zijn geschied; zullende op de recla mes, zoowel als over de goed- of afkeuring der per sonen, door welke men verlaDgt zich te doen ver vangen, nader door de Commissie van, onderzoek uit* spraak worden gedaan. En wordt deze door aanplakking en door plaat sing in de Lcidsche Courant afgekondigd. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. d. BRANDELER, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. Lelden, 19 Juni 1872. Lelden, 26 Juni. Vroeg in deu ochtend reeds wapperde van alle openbare gebouwen eu van lal van particuliere woningen de vaderlandsche driekleur, ten teeken van de belangstelling van de autoriteiten eu bur gerij in het plechtige feest, gewijd aan den uiaD, van wiens onvermoeid en weikzaain leven, en zijn rusteloos streven oui zoowel aan de uitbrei ding der geneeskundige wetenschap, met inbegrip van de daarvoor noodige natuurkundige kennis, als aan de volmaking der mediscbe kunst, door leer en voorbeeld bevorderlijk te zijn, de stad Leiden zoo vele jaren getuige geweest is. Vroeg in den morgen reeds vergaderde op het raadhuis de Nederlandsche Maatschappij tol bevordering der geneeskunst, vau wie het initiatief is uitgegaan om binnen de gemeente Leiden een standbeeld voor den grooten Boerbaave op te richten, niet slechts als een bewijs van hulde, gebracht aan de uitstekende verdiensten van den grooten ge neesheer en natuurkundige, maar tevens met het doel om den tijdgenoot in herinnering te brengen de vroegere grootheid eu den roem van Nederland ook in kuusten en weteuschappen. Deze eerste vergadering v\as niet lang bijeen. Zij werd door Professor Tilauus geopend, waarna Dr. Heije liet jaarverslag heeft uitgebracht. Vervolgens werd, naar wij vernamen (daar de vergadering voor de pers niet toegankelijk was), be raadslagingen gevoerd iQ zake den Rotterdamscheu geneeskundige Dr. de V., die, naar men zich her inneren zal, door de rechtbank te KotterJam eeni- gen tijd geleden veroordeeld werd wegens het feit, dat eene patiente, tengevolge eener gebleken onvoorzichtige behandeling zijnerzijds, was be zweken. Te 11 uren werd de vergadering verdaagd tot morgen. Het uur, waarop dc plechtige onthulling van het mouuinent zou plaats hebbeu, naderde allengs. Op de smaakvol versierde plek, waar eenmaal de Rijnsburgsche poort de intrede binneD Leiden was, en waar nu het beeld van Boerhaave de dankbaar heid van het nageslacht verkondigt, verzamelde zich langzamerhand een uilgelezen kring van hen die van de gebeurtenis getuigen zouden zijn. Die plek, liet moet gezegd worden, was hoogst doelmatig voor deze gelegenheid ingericht. Het nog omhulde beeld was langs het half-kringvormig hekwerk omgeven door frissche en welriekende bloemen cn gewassen, terwijl daaraan tevens de nationale en stedelijke vlaggen, benevens de banie ren der onderscheidene faculteiten der hoogeschoot waren aangebracht. Ook het terrein, waarop de aaoschouwers van deze heuglijke gebeurtenis ge plaatst waren, beantwoordde uitstekend aan het doel. De zitplaatsen vormden eveneens een halven cirkel, aan welks uiterste zijden met groen versierde palen waren geplaatst, waarvan de even vermelde vlaggen vroolijk in het zwerk fladderden. Aan de uiterste rechterzijde, rechts vau het standbeeld, was het spreekgestoelte opgericht dat straks door den feestredenaar zou betredeu vvor-' den. Ter zijde hiervan was aan de journalistiek een uitmuntende plaats ingeruimd, van waar deze een ruimen blik over het geheel kon slaan. De pers was vertegenwoordigd door redacteuren van de Nieuwe Rolterdamsche Courant, liet Vaderland, het Dagblad van Zuid-Holland, de Haarlemsche Courant en de beide plaatselijke dagbladen. Een blik slaande op de uitgelezene schare, die de zitplaatsen weldra bezette, merkteu wij daar onder op de Commissaris des Konings in deze Provincie, de Voorzitters der beide Kamers van de Staten-Generaal, den burgemeester in officieel costuum, het college van Wethouders en den Secretaris, de leden van den Gemeenteraad, de curatoren, professoren en de studenten der medi sche faculteit der Hoogeschool, de directeuren en conservators der verschilleode academische instel lingen, de leden van de maatschappij tot bevor dering der geneeskunst, de hoofdcommissie tot het stichten en de vervaardigers vau het standbeeld, de heeren Stracké en van Enthoven, eene deputatie van de Koninklijke academie van geneeskunde in België, den inspecteur van bet geneeskundig Staats toezicht, hoofdambtenaren van het Deparlement van Binnenlandsche Zaken, werkzaam bij de af- deeling geneeskunde; bestuurderen van verschil lende gestichten te dezer stede, de herders van onderscheidene gezindten, de militaire autoritei ten en eene menigte ingezetenen, die van de gelegenheid om zich toegangskaarten aan te schaf fen hadden gebruik gemaakt. Eenige nazaten van den beroemden Boerhaave, de heeren van Rhemen van Rhemeushuizen en van Pallant van Wasse- naer luisterden de plechtigheid met hunne tegen woordigheid op. Kort na éen uur klonkeu de feesttonen van het muziekcorps van de dd. schutterij, in een versierde muziektent geplaatst. Het hief Men delssohn's dtWm-rnarsch aan. De laatste tonen waren nauwelijks weggestor ven, of daar beklom Professor J. A. Boogaard, Voorzitter, der Hoofdcommissie het spreekgestoelte en sprak het eerste gedeelte eener feestrede uit, waaraan wij, daar zij in druk verschenen en reeds op het terrein verkrijgbaar was gesteld, het volgende ontleeneD: Gij allen, die deie plechtigheid met uwe tegen woordigheid vereert, Feestgenootenl De dagen, die wij beleven, brengen ons on willekeurig telkens het verledene voor den geest. Een in velerlei opzicht grootsch verleden voor waar I Het Nederlandsche volk mag, zoo als nauw- lijks eenig ander, met rechtmatigen trols opzijn geschiedenis terugzien. Vierden wij niet vóór weinige maanden het derde eeuwfeest van Neer- lands bevrijding, of liever van het begin dier lange, dier tachtigjarige worsteling, die ons, toen eindelijk het groote pleit was beslist, in de rij der onafhankelijke staten een eerste plaats deed innemen en die naar wij vertrouwen tot in het verste nageslacht, zoo lang er voor ons volk eene geschiedenis bestaan zal, ons die vrijheid iü£n met zóóveel opofferingen, met zóóveel bloed ge kocht als het hoogste goed zal doen waardee- ren, dat ons het voorgeslacht heeft Dagelaten. Men vergete echter niet dat die roem, in vroe ger eeuwen door onze voorvaderen behaald, ons ook verplichtingen oplegt! Alléén dan behouden wij onze aanspraken op eene eervolle plaats on der de volken van Europa, alléén dan kan ons dat roemrijk verleden tot een waarborg voor de toekomst verstrekken, wanneer wij ons het erf goed van vorige geslachten waardig weten te maken, Noblesse oblige! Ook de stad, waar wij ons bevinden be hoef ik er aau te herinneren?heeft ruim haar deel gehad in de gevaren en rampen van den hevrijdings-oorlog, eu de stichting harer Hooge school staat met de lijdeosgeschiedenis der stad, gelijk wij allen wete.i, in een zóó nauw ver band, dat dit duur verworven kleinood, reeds daarom alléén, door hare burgerij op grooten prijs zou moeten gesteld wordeD. Geen wonder dan ook wanneer vooral die manneD, wier na men met den luisler der Hoogeschool onafschei delijk zijn verbondeD, in Leiden hoog staan aan geschreven! En is onder die namen wel nauw- lijks één, die ons aau een meer roemrijk tijdperk uit de geschiedenis van Leidens Hoogeschool her- iunert, dan die van Herman Boerhaave? den man, die in het begin der vorige eeuw zeer te recht de gemeenschappelijke leermeester van ge heel het geneeskundig Europa werd geheeten den man, die de leergierigen uit alle streken der beschaafde wereld hierheen deed te zamen stroo- men, in zóó grooten getale, dat de stad ze nauw- lijks allen kon huisvesten. En toch, de naam van Herman Boerhaave moge velen in het geheugen gebleven zijn, voor hoe weinigen in den lande, ja zelfs in de stad waar hij leefde en werkte, is die naatn iets meer dan een ijdele klank, hoe weinigen zijn er nog die de beteekenis van Boer haave voor de wetenschappen, welke hij beoe fende, weten te waardeeren, of zelfs inet de uiter lijke omstandigheden van zijn langen en roein- vollen levensloop ook maar eenigszins bekend zijnl En is dit ook niet zeer natuurlijk Er vallen hier geen schitterende wapenfeiten in herinne ring te brengen, geene veroveringen, waarbij de heerschzucht van een enkelen duizenden zijner natuurgenooten van de vrijheid of het leven be. roofde; geen veldslagen, waarin ontelbare strijders het leven lieten voor een doel, dat zij niet of nauwlijks kenden. Wij hebben hier slechts te doen met de stille en kalme loopbaan van een man, die at zijne krachten, al zijne voortreffelijke gaven des geestes wijdde aan de kunst om levens te behouden, niet om ze te verdelgenI VerguDt mij dat ik u het leven van dien man in zijne beteekenis voor de geneeskunst zoowel als voor de geneeskundige wetenschap met wei nige woorden tracht toe te lichten; wij behooren ons zei ven toch wel rekepschap te geven of Boer haave inderdaad de eer verdient, die wij hem wenschen Ie bewijzen. Men verwachte ech ter van mij geene sierlijke „weldoorwrochte" rede. Ook wanneer het mij vergund ware over het geheele arsenaal der redekuDgt naar welge vallen te beschikken -7-7 en het is verre af. Toch zou ik meenen dat het slechts een kort en vooral een eenvoudig woord moet zijn, waarmede wij den waarlijk grooten, maar steeds eenvoudi- gen en nederigen man, die de woordensimplex veri sigillum tot zijn kenspreuk koos, naar waar heid kunnen schetsen en onze hulde kunuen brengen aan zijne nagedachtenis. Verleent mij daartoe nog voor weinige oogenblikken uwe welwillende aaudacht." Na hieraan in het breede gevolg te hebben ge geven werd dit eerste gedeelte door den rede naar aldus besloten: „Met den naam van Boerhaave scheen het ech ter wel alsof ook langzamerhand de herinnering aan zijn persoon hij de groote meerderheid zijner landgenooten verloren was gegaan. Toch was dit zeker niet bij allen het geval en dat die naam althans bij velen onzer geneeskundigen in eere werd gehouden, daarvan levert het feest, hetwelk wij heden vieren, het sprekendst bewijs. Zoo werd dan ook, toen in het jaar 1867 op de Al gemeene Vergadering der Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst, en wel door de Af- deeling Tilburg, het voorstel werd gedaan: „De Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Genees kunst beslyit.. dB serste siapppBL.fg oprichten van een standbeeld voor Boerhaave binnen de gemeente Leiden", dit voorstel na eene korte beraadslaging met algemeene slem- men aangenomen. Nog vóór het einde van het genoemde jaar werd deels uit de genoemde Maat schappij zelve, deels uit aüdere personen eene Hoofdcommissie van omstreeks 30 leden te za- meDgesteld, bij welke zich allengs in verschil lende 6treken des vaderlands een aantal sub- comuiissiën aansloten, terwijl nu allengs van alle zijden ook van buitenslands bijdragen voor het beoogde doel werden verzameld. Onze geëer biedigde vorst en meer dan een der leden vau het koninklijke huis gaven ook hier bet voor beeld door recht vorstelijke giften en hebben daardoor op nieuw getoond hoezeer hun Neer- lands roem ook op het gebied der wetenschap ter harte gaat. Daarvoor zij hun bier in dit plechtig uur openlijk onze hulde gebracht. Weldra deden nu ook velen onzer landge nooten door geldelijke ondersleuning van hunne sympathie voor onze onderneming lyken. In bet buitenland kreeg de zaak door bijzon dere omstandigheden geene zeer algemeene bekendheid ook waren de politieke gebeurtenis sen van den laatstee tijd alles behalve gunstig voor de werken des vredes. Zooveel te aangena mer is het ons hier althans onze Belgische na buren vertegenwoordigd te mogen zien en wel door de afgevaardigden der Koninklijke Belgische Academie van geneeskunde, welker leden krach tig tot het wélslagen onzer onderneming hebben bijgedragen en daardoor hebben getoond dat de twee natiën, al zijn ze ook op politiek terrein gescheiden, toch op wetenschappelijk gebied en waar het de vereering hunner groote mannen geldt, nog geene tusschen hunne landen getrok ken grenzen erkennen, maar dat Noord-en Zuid- Nederlanders zich daarin nog altijd als één en kel volk gevoeleD. Thans nog een enkel woord lot U, hooggeachte voorzitter der Nederlandsche Maatschappij lot bevor dering der GeneeskundeI Zij was het die het werk begOD, dat thans voltooid wordt. Geve daarom uwe hand het teeken waardoor het beeld van hem, dien ik in flauwe trekken heb trachten te schetsen, zich voor ons aller oog vertoonen zal." En Professor Tilanus gaf het teeken, en daar prijkte het trotsche standbeeld voor elks oog. Daverend was liet applaus van het publiek, jubelend waren de fanfaretonen van het mu ziekcorps. De indruk was grootsch. Op een zeer artistiek, door ouzen stadgenoot J. A. J. Steyger gebeiteld voetstuk, staat de be-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1872 | | pagina 1