Jf. 3781.
A°. 1872.
8 Juni.
ïübeI
DIERENBESCHERMING.
Zaterdag
in rij m l
onder
ens el
ngenJ
land. J
arij m I
r vooil
EIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT.
I Voor Leiden per 3 maanden.
Franco per poit.
Afzonderlijke Nommen
lekhaaf
Iverte
ranten,laar wij vernemen zal de Academische Senaat
tonder e teraardebestelling van het stoffelijk over-
it van Mr. J. R. Thorbecke op morgen verte-
/8.00.
3-86.
0.06.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIEN.
Voor lederen regel/"0.15.
Grootere letten naar de plaatsruimte die beslaan.
Lelden, 7 Juni
sgen.
Iwoordigd worden.
etennamiddag besloot het Leidsche studenten-
Hqis, eene deputatie te zenden naar de begra-
is van Mr. J. R. Thorbecke.
Het Weekblad voor de Burgerlijke adminiitralie
leveert heden de opmerkingen, door den heer
judsmit gemaakt, bij het onderzoek der geloofs
leven van de heeren Jhr. Mr. .1. N. v. Puttkammer
jj. Seelig. Het blad vermeldt, de discussie tus-
n den voorzitter, den heer Dercksen en den
Kr Goudsmit, en laat hierop volgen
^Hetgeen de ,heer Goudsmit in zijne redeneering
vras onzes inziens óf te veel óf te
pmg.
at de Raad uit eigen oogen, en niet door de
en der commissie behoorde te zien, was op
,ich zelf juist, maar dit oordeel zou weinig ge-
t zijn geweest door een opnoeming der stuk-
welke door de gekozen raadsleden, wier
loofsbrieven moesten worden onderzocht, waren
rgelegd. Zoo de Raad, ter zake, uit eigen oogen
de zien, had de commissie niet enkel die
kkcn moeten opnoemen, en verklaren dat zij
in orde bevonden had, maar ook den inhoud
rvan moeten mededeelen; op die wijze alleen
is eeD eigen oordeel over de zaak aan den
iad mogelijk geweest. Nu de commissie dat
it deed, was het onzes inziens even afdoende,
t zij in het algemeen verklaarde, dat de gevor-
rde stukken door haar in orde waren bevon-
- id, en op dien grond concludeerde tot toelating.
JVVij merken hierbij op, dat bijna altijd in de
- akiijk op deze wijze wordt gehandeld."
Met genoegen vernemen wij, dat de heer E. O.
iipper uit Elberfeld voornemens is, bij zijne
onstreis door Nederland en België, met het in
uitschland zoo gunstig bekende muziekcorps
in het Kon. Pruisische 3de garde-ulanen-regi-
ent, onder directie van den heer Kuhne, ook
fn concert te dezer stede te geven, en wel op
menorg, Vrijdag 5 Juli e. k. Beroemde solisten
loeten aan dat muziekcorps verbonden zijn.
De wijze waarop nog enkele andere bladen
ver den overleden Staatsman, Mr. J. R. Thor-
ecke spreken, volge hier:
,Hij is gevallen staande op de bres," zegt de
ruk. Cl. in haar woord van afscheid en ter na-
dachtenis, „te midden van al zijne kracht en
ia al zijn roem. Noch slechts weinige dagen
leden merkte eene bekwame hand, de heer
uys, in de Gids op, dat Thorbecke's gezag en
ipulariteit bij de natie in klimmende mate zijn
egenomen, terwijl in de Kamer de oppositie
gen hem grooter werd. Een populair man, in
banale, de alledaagsche beteekenis van het
oord, is Thorbecke nooit geweest en kon hij
nooit zijn. Hij was van de natuur der eiken
zijne taak was: te beschutten en tegenstand te
bieden; niet voor windvlagen en onweersbuien
t. buigen en den storm over zich te laten heen-
waaien; en dit juist heeft de natie in hem leeren
waardeeren; dit heeft hem, op het laatst van zijn
leven, tot een populair man gemaakt in de hoo-
gere en betere beteekenis van het woord; een
man wiens verdiensten men heeft leeren beseffen
en aan wiens gezag men zich onderwerpt, omdat
bij ontzag inboezemt.
Thorbecke was een compleet man; de conse
quentie in persoon. In publieke zaken onverzet
telijk, wekte hij daardoor menigeens gevoelig
heid en zucht om hem te weerstreven op. Ware
hij een minder onverzettelijk man geweest, hij
had nooit kunnen tot stand brengen wat bij tot
stand gebracht heeft; maar deze bij ons zoo zeld
zame eigenschap van de zaken aan zich en niet
zich aan de zaken te onderwerpen, heeft aanlei
ding gegeveD, dat onder het publiek, naast den
werkelijken Thorbecke, een legendische Thor
becke verrees. Van dezen Thorbecke der legende
zijn taliooze anecdoten in omloop, alle bestemd
om zijne individualiteit, zijne wezenlijke of on
derstelde eigenaardigheden, te illustreeren. Voor
wie Thorbecke in het intieme leven kenden, wa
ren deze uitstrooisels nu eens ergerlijk en dan
weder belachelijk. Slechts nu en dan trof men
er een aan, die iets van Thorbecke's karakter
teruggaf, en waarvan men kon zeggen: indien
Thorbecke niet zoo gesproken of gedaan beeft,
bij bad toch zoo kannen spreken of doen.
Thorbecke was bij uitstek een gouvernemen
teel en een parlementair maneen man van au
toriteit, zoowel van de gouvernementeele als
van ,de parlementaire autoriteit. Een gezag, dat
geen ontzag wekt, was hem een onding. Eene
zinsnede in het, door hem gesteld, adres van
antwoord op de troonrede van Februari 1849
resumeert zijn gevoelen op dit punt: „Wij wen-
„schen, tot vervulling der groote, veelomvattende
„taak, waartoe de grondwet den wetgever roept,
„mede te werken, met bet doel, dat tusschen de
„natie en hare Regeering die innige overeen-
„siemming, welke de kracht der RegeeriDg is,
„worde gevestigd." Een zelfstandig bestuur, sa
menwerkende met eene zelfstandige Vertegen-
woordiging, was voor hem de parlementaire re
geering, in hare zuivere en volkomeuste opvat
ting.
Thorbecke's beginsel, Thorbecke's autoriteit zal
hem overleven. Veel misverstand, veel vooroor
deel, veel opzettelijke of toevallige miskenning
verdwijnt, wanneer de persoon die er het voor
werp van was van het tooneel des levens is
afgetreden. De erkenning, die men den levende
misgunde, wil men aan den doode niet onthou
den. Wat door Thorbecke geoogst is, hoe veel
het zij, is weinig in vergelijking vaD hetgeen
4oor hem gezaaid is. Men zal hem algemeen
beter leeren begrijpen na zijn dood dan men ge
durende zijn leven deed; men zal meer geneigd
zijn te luisteren naar deze stem, die van de
overzijde des grafs zal schijnen te komen; en,
meer luisterende en beter begrijpende, zal men
Nederlands grootsten staatsman van den tegen-
woordigen tijd des te meer waardeeren en des
te meer zijne lessen in practijk brengen.
Er zijn dooden die in de gedachten der volken
voortleven en werken ook na hunnen dood. En
wij zijn er zeker van, dat tot het getal dezer
dooden Thorbecke behoort.
De Prov. Drentsche en Asser Courant acht de tij
ding van Thorbecke's dood een tijding, die alle
Nederlanders treft en door de Drenthen met diep
leedwezen zal worden vernomen de Drenthen,
„die dezer dagen, ten getale van wellicht dui-i
zend, allen kiezers of personen die weten en be
grijpen wat zij schrijven, een adres teekenden4
waarin zij den heer Thorbecke, wien zij vroeger
een mandaat als Volksvertegenwoordiger toever
trouwden, hulde brachtep, en hunné hoop te ken
nen gaven, dat hij, mocht Z. M. de Koning dat
wenschen, Minister zou blijven.
„De moeite, die het heeft om zulk een adres
in Drenthe, met haar zoo verspreide bevolking,
te doen teekeoen, maakte bet, tot aller leedwezen,
ondoenlijk, om 't gebeele getal, 33, te verzenden,
en zoo kunnen die adressen nu alleen spreken
tot de betrekkingen van den heer Thorbecke, en
aan Z. M. en bet Nederlandsche volk getuigenis
geven, hoe hoog die (taatsman bij de bevolking
der provincie Drenthe stond aangeschreven."
De Ass. Ci. zal in de gelegenheid gesteld wor
den, om met een paar dagen het juiste cijfer der
onderteekenaren nu reeds meer dan 700
openbaar te maken.
„Nu wij bem niet meer zien of hooren spre
ken, gaat zij voort, wordt hij, als autoriteit, nog
grooter, en het „daar staat geschreven.'" zal kracht
hebben, als Thorbecke dat schreef.
„Is de dood van Thorbecke een groote slag
voor Nederland, en moeten anderen doen wat
men gaarne van hem had ontvangen de we-
reidsche zaken behouden hun loop, het gemis van
de talenten van dezen doet soms die van een
ander ontdekken, en, wel eens beter dan men
hopen mocht, wordt aan de taak van den meester
door diens leerlingen voortgewerkt.
„Die hoop hebben wij.
„Wat Thorbecke aan anderen leerde, kan zijn
verlies minder smartelijk, minder groot maken
en onder ben, die van zijn geest erfden, zijn er,
op wie de Natie, bij het graf van den grooten
Staatsman, haar vertrouwen vestigt."
Het blad geeft in overweging, een monument
voor den staatsman op te richten, wat Nederland
wel aan hem verplicht is.
Merkwaardig zijn ook de volgende woorden
van de Maasbode:
„Wij, Katholieken, kunnen niet vergeten, dat
Thorbecke bet liberale regeeringasyiteem hier
heeft ingevoerd, op staatkundig gebied het libe
ralisme overal beeft doen xegrvieren en op gods
dienstig gebied met zijn Christendom boven geloofs
verdeeldheid der moderne richting een krachtigen
sloot heeft gegeven. Maar evenmin kunnen wij
vergeten welk aandeel hij heeft gehad in de
emancipatie der Katholieken, en daarvoor zullen
onze nakomelingen zelfs zijn naam zegenen."
En in de Standaard lezen wij eindelijk:
Met Thorbecke's afsterven is aan Neörlands
volk zijn grootste Staatsman ontvallen, gekeurd
naar den stempel dien onze eeuw voor Staats
lieden sloeg. Hekenend naar den maatstaf door
hem zelf ons nog voor kort gebodendat de echte
Staatsman „uit zijn doen gekend wordt, en
minder door zijn woord regeert dan door zijn
karakter en het vertrouwen dat hij, hindelende,
inboezemt," moest hij vruchteloos zijn evenknie
zoeken ónder Hollands politieke mannen, en kan
elk volgen, van wie zijn plaats zal innemen,
slechts een volgen op eerbiedigen afstand zijn.
Er was in zijn karakter een eerlijkheid,
zelfs om het terughoudende van zijti woord nooit
verdacht. Een wilskracht doordrong geheel zijn
wezen die door onbuigzaamheid soms terugstiet,
maar meer nog weldadig aandeed door de kalmte
van haar werking en de ruste die ze bood. Door
den wind des daags noch anderer meeniog ooit
bewogen, sprak uit hem die vastberadenheid,
die van het eens gekozen spoor nooit afwijkt,
door tegenstand slechts tot verhoogde krachtsin
spanning geprikkeld wordt, en den tegenstander
zelf in middel ter doelsbereikiug, omzet. Verwijt
aan zulk een karakter een zelfvertrouwen, soms
naar hooghartigheid zweemend, een behoefte om
te heerschen, van heerschzucht Diet altijd vrij,
zoo ge wilt, een ingenomenheid met zichzelf die
van de grpnzen der minachting voor anderen
niet altijd verre bleef, en wat anders hebt ge
opgesomd dan de feilen van zulk een eepzijdige
karakterontwikkeling onafscheidelijk, en wier
aanwijzing zelfs plicht van waarheid kan heeten,
mits ge den dank voor bet bezit van zulk een
indrukwekkende persoonlijkheid, te hoogcr nog
in onze karakterlooze eeuw te waardeeren, in
den ijver uwer critiek niet vergeet.
Zijn talent, hoe ook in den aanvang betwist,
tartte elks miskenning, boeide en verwon,en wist
ten leste zelfs den naijverigste tot huldebetoon
te nopen. Zijn meesterschap in het parlemen
tair debat bleek uit de onafgebroken reeks zijner
constitutioneele triomfen. Zijn woord, kort, afge
meten, kernachtig, maar ais glas doorzichtig,
beerschte waar het uitging, door helderheid en
zeggingskracht. Zijn organiseerende tact schiep
een samenstel van leveusverkondigingen voor ons
volk, die men wel en bloc verwerpen, maar, eens
aanvaard, niet straffeloos naar eigen gril verknut-
selen kan. Eens met hem op den weg, moeit
ge met hem tot het einde. Zijn wetenschap was
doorwrocht, zyn kennis schier alle vakken van
wetenschap omvattend, zijn vertrouwdheid, ook
met het schijnbaar nietige van het raderwerk
des Bestuurs, overtrof nog den eisch, die aan
den man van Staat pleegt gesteld te worden.
Dat ook wij zulk een man een eere voor ods
volk, een roein voor onze natie achten en zijn
naam bij die weinigen aanschrijven, op wier
glorie ons vaderland bogen kan, behoeft aller
1871
Be l«
w
irtegw
he /I
l. f
!.43|
In ons nummer van Dinsdag 4 Juni 11. gaven
ij, met het oog op eene poging om te Leiden
lene vereeniging tot bescherming van dieren op
richten, de toezegging: de verschillende argu-
enten tegen dierenbescherming in het algemeen,
de oprichting eener vereeniging in het bij-
mder, te zullen trachteD te weerleggen.
Hog éene opmerking vooraf. Een der gevaar-
ilste klippen, waarop menige expeditie tot ver
tering van het lot der dieren schipbreuk lijdt,
Is: overdrijving van de tegenstanders. Men stelt
en dierenbeschermer allerlei gekke mogeiijkhe-
'eo voor oogen, geeft hem moeielijke vraagstuk
ken op te lossen, eu is dan natuurlijk dadelijk
bij de hand om hem van inconsequentie te be-
-l°- schuldigen, indien hij zijne theorie niet tot inde
opkleinste kleinigheden doorvoert. Wij komen straks
BeU "P liet onbeduidende dier soort van bestrijding
nog wel terug. Maar het is Diet ondienstig, eerst
het algemeen het beginsel bloot te leggen,
waarvan wij uitgaan. Dat beginsel is: gehoor-
taamheid aan de natuurwetten. Op ieder gebied
men deze macht erkennen, of men zal met
tri/
p«r
nrg,
6/w.
0.
Id.
orltflil
stadig
ypo'
schade en schande tot gehoorzaamheid gedwon
gen worden. De ondervinding leert b. v. den
tuinman, dat voor den groei en het behoud der
boomen de aanwending van het snoeimes nu en
dan noodzakelijk is. Indien nu een ziekelijk
liefhebber van „breedgetakte en met fierheid pra
lende" boomen zijn tuider ging verbieden, eenige
takken weg te snijden, dan zou hij al spoedig
voor zijne bekrompenheid gestraft worden. De
natuur heeft na eenwen lange onderzoekingen
den mensch vele middelen geleerd, waardoor
gebreken en kwalen kunnen bestreden worden.
Hij, die wegens een of andere ziekelijke reden,
b. v. omdat men op de almacht van God geen
inbreuk zou mogen maken, weigert de aanwij
zing der natuur te volgen, zal zelf de schade
van deze onzinnige handelwijze dragen. Zoo is
het ook met onze zaak. Eeuwen lang heeft de
natuurlijke loop der zaken er ons op gewezen,
dat het eene dier het andere verslindt of op een
andere wijze dienstbaar maakt aan de eischen
van zijn bestaan, om op zijn beurt zelf weder
voor een ander levend wezen nuttig te zijn. Het
zou onzinnig zijn, die ondervinding tot een leu
gen te willen maken. Men kome ons derhalve
niet aan boord met de bewering dat wij, om
aan onze dierenliefde getrouw te blijven, de wur
men en andere insecten zouden moeten bescher
men tegen de musschen, de inusschen tegen de
roofvogels, de roofvogels tegen het schot van
den jager, de kikvorschen tegen de ooievaars,
de muizen tegen de katten, de koe tegen
bet mes van den slager, kortom dat wij
ons zouden moeten mengen in die duizenden ge
vallen, waarin het eene schepsel het andere tot
zijn nut of behoeften gebruikt. Doch wij men-
scheD, die ons op onze buitengewone ontwikke
ling in vergelijking der andere dieren beroemen,
moeten bij de vervuiling dier behoeften dan ook'
overeenkomitig onze meerdere ontwikkeling han
delen, dat wil zeggenwij moeten alle noode-
looze kwelliDg er bij vermijden. Ziekelijk mede
lijden is hier een dwaasheid, verstandig mede
lijden een plicht. En wij, voorstanders der die
renbescherming, roepen diegenen, die b. v. moch
ten besluiten geen vleesch meer te eteD, omdat
ter verkrijging er van een dier moet gedood
worden, van ganscber harte toe, dat zij hun li
chaam van veel kracht eu gezondheid zullen be-
rooveD, zonder aan de maatschappij ook het
minste nut te hebben bewezen.
Trachten wij thans de voornaamite argumen
ten, die tegen de pogingen tot verbetering vau
bet lot der dieren worden aangevoerd, te we
derleggen. Die menschep, die er zich uit bepaalde
wrepdbqid tegen verzetten, de moderne Nero's,
laten wij buiten of liever beneden onze beschou
wingen. Wij zullen hun slechts een raad geveD,
namelijk: om zorgvuldig op te passen, geen die
ren te mishandelen, die hen kunnen terug bij
ten of slaan, inaar alleen zoodanige, die volko
men weerloos zijn.
Een tweede lastige soort van tegenstanden zijn
zij, die er niet juist genot in vinden een dier te
mishandelen, maar over hun lot onverschillig
ziju. Daarom noemen wij ze lastig, omdat bij
deze personen het gevoel niet aanwezig is, en
wij daarop derhalve geen beroep kunnen doen.
Zij zullen een bond een schop geven als hij hun
maar even in den weg loopt, een paard ranselen
tot het hun hard genoeg naar den zin draaft, en
dat zonder eenige zucht naar wreedheid, maar
ook zonder eenig nadenken of zij hun ,doel niet
op een minder harde wijze zouden kunnen be
reiken of des noods iets van bun gemak en ge
noegen om der wille van het dier opofferen. Bij
gebrek van gevoel voor de pijn die zy aan an
dere schepselen veroorzaken, doen wij een beroep
op de hoeveelheid verstand en begrip van bil
lijkheid, die deze personen bezitten. Het verstand
zal hun zeggen, dat een goede behandeling
in zeer vele gevallen moet bijdragen om de
diensten, die ,de dieren den menscb bewijzen,
grooter ep langduriger te maken. Heeft men