Zij betreuren dit te meer, daar een wensche-
lijke verbetering van ons belastingstelsel nu wel
vooreerst achterwege zal blijven en het vader
land daardoor tevens van uwer Bxcellentie's ge
wichtige diensten als zoodanig verstoken wordt.
De oud-hoogl. van Vloten geeft in 't Dev. Weekbl.
een rechtskout in zake Mosselmans. Omtrent de
ze „belachelijke rechtszaak" verneemt men, dat
hij weldra ter correctioneele terechtzitting zal
worden gebracht, op grond dat het feit in quaes-
tie lastering daarstelt. De heer van Vloten zegt
daaroverFraaie qualificatie voor de onschuldige
handelwijs van iemand, die niet anders deed daD
in de welmeenendste scherts klager de meest ge
moedelijke betuigingen in de pen te leggen, die
hem, zijns inziens, en gelijk hij reeds vroeger
deed opmerken, slechts tot lof en eer konden
strekken. Alleen misverstand, misvatting van
schrijvers bedoelingen heeft plaats. Persoonlijk
zal de heer van Vloten niet ter terechtzitting
verschijnen, want de rechter is door 't voorloopig
onderzoek volledig ingelicht, daar hem zelfs den
brief van den heer Mosselmans is voorgelegd, die
tot de „welwillende scherts" van den heer van
Vloten aanleiding gaf, haar „rechtvaardigt en
verklaart." De heer Mosselmans had die scherts
in „gemoedelijke overweging" moeten nemen;
thans vraagt de heer van Vloten aan den heer
Mosselmans, die volgens de Gron. bladen onlangs
in eene godgeleerde vergadering aldaar 't woord
voerde, of „hij, met de hand op het hart, als her
der en leeraar, bij nader inzien, zou durven be
tuigen, dat zijne handelwijs omtrent van Vloten
overeenkomstig dien „godsdienst van Jezus" was,
dien hij, in die vergadering, „in zich zelf en bij
anderen" zeide te willen „verspreiden en beves
tigen." Zijn eindoordeel schort de heer van Vlo
ten op tot na de rechterlijke uitspraak. „Juist
naarmate ik er steeds uitsluitend meer naar streef,
de gemoedelijkste waarheid zonder aanzien van
personen of partijen te huldigen, zou ik niet gaarne
iemand ter wereld ook maar het minste onver
diend» verwijt willen doen."
De Minister van Financiën, krachtens de wet
van 20 Augustus 1859 Staatsblad u°. 95) voort
zettende het beheer over de stichting van Clara
Jansdr. van Sparwoude, ten jare 1615 opgebracht
ter weeskamer van Delft;
in aanmerking nemende dat eerlang de bege
ving zal moeten plaats hebben van de twee stu
diebeurzen, die, elk ten bedrage van honderdvijf
tig gulden 'sjaars, uit de gelden van voornoemde
stichting worden gekweten;
roept bij deze op de ouders of voogden van
zoodanige jongelieden, die zich voorstellen met
1 September eerstkomende aan de Hoogeschool
te Leiden hunne voorbereidende studiën, gevor
derd ter opleiding in het predikambt, aan te
vaugen, om, voor zoover zij meenen dat hunne
kinderen of pupillen in de termen verkeeren om
op ondersteuning tijdens hun verblijf aan de Hoo
geschool aanspraak te kunnen maken, zich vóór
of op 1 Juli aanstaande met hunne daartoe
strekkende op gezegeld papier geschreven ver
zoeken aan te melden bij het Departement van
Financiën, onder opgave
1°. van de juiste namen en voornamen der be
langhebbenden;
2°. van het tijdstip hunner geboorte;
3". van alle zoodanige omstandigheden als ge
rekend kunnen worden op de begeving invloed
uit te oefenen
en ouder overlegging van een getuigschrift om
trent de bekwaamheden, den ijver en het gedrag
der belanghebbenden, af te geven, voor zoover zij
tot dusver aan een Gymnasium of Latijnsche school
of eenige andere inrichting van onderwijs hunne
opleiding genoten, door den bestuurder of het
hoofd dier inrichting, en, voor zoover zij uitslui
tend huisonderwijs genoten, door een of meer
hunner onderwijzers; de handteekeningen van
welke bestuurders en onderwijzers door het hoofd
van het gemeentebestuur hunner,woonplaats zullen
moeten zijn gelegaliseerd;
Herinnert voorts bedoelden ouders en voogden
de bepaling van art. 16 van het Koninklijk be
sluit van 13 November 1869 Staatiblad u°. 109),
krachtens welke het genot der te begeven beur
zen onvereenigbaar is met dat van eenige derge
lijke uitkeering voor studie, wanneer het geza
menlijk bedrag dier uitkeeringen de som van f400
zou te boven gaan.
De Minister van Marine brengt ter kennis van
de belanghebbenden:
1', Dat krachtens 's Konings besluit van
den 17den dezer, N°. 13, o. a. de voorwaar
den, waaronder artsen als officieren-van-gezond-
heid bij de Koninklijke Nederlandsche zeemacht
kunnen worden aangesteld (opgenomen in de
Nederlandsche Staatscourant van den 18den Januari
jl. N°. 15), in zoo verre zijn gewijzigd, dat de
gratificatie, vroeger bepaald op f 3000, voortaan
ƒ4800 zal bedragen, en dat de verplichte dienst
tijd, in plaats van 8 jareu, vastgesteld wordt op
6 jaren in actieven dienst en 6 jaren bij de reserve.
In dit laatste tijdvak worden de officieren-van
gezondheid uitsluitend voor den dienst bij de bi
nenlandsche en kustverdediging te water geb
zigd, in tijdsomstandigheden, wanneer het leg
en de vloot op den voet van oorlog wordt
gebracht;
2". Dat krachtens voormeld Koninklijk besld
studenten aan de Nederlandsche hoogescholq
onder genot van jaarlijksche tegemoetkoming!
en premiën voor afgelegde examina, opgeld
kunnen worden tot officieren-van-gezondheid Ij
de Koninklijke Nederlandsche zeemacht, ond:
de voorwaarden vastgesteld in een reglement, dl
voor belanghebbenden verkrijgbaar is gesteld bi
de medische faculteiten aan de hoogescholen e!
aan het Departement van Marine.
Met ingang van den lsten Juni aanstaande a
voor den duur van den zomerdienst zijn de tel
graafkantoren der Rijnspoorwegmaatschappij ope
als volgt;
Abcoude
Amsterdam
Utrecht
Arnhem
Breukeleu
Driebergen
Ede
Gouda
's-Gravenhage
Nieuwerkerk
Rotterdam
Zegwaard
Zevenaar
Qarmelen
Maars bergen
Maarssen
Nieuwersluis
V reeland
Oudewater
Veenendaal
Woerden
van 6 uur voorm. tot 1154 uur natr;
6
6*
6
654
655
655
654
655
654
655
7
10
1054
1055
9
1054
10%
85b
1054
11
1054
854
1054
Door den Nederlandschen consul in Noorwege
zijn tot zijne vice-consuls respectievelijk te Berge
en Drontheim aangesteld de heeren J. Blaauvr
Kramer en O. Lysholm.
Te rekenen van den 2den Juni aanstaande zal
bet Rijkstelegraafkantoor te Geertruiden berg op
Zon- en feestdagen open zijn van 8 tot 12 uren
voormiddags. De diensttijd op werkdagen blijft
onveranderd.
Bij beschikking van den Minister van Financiën
dd. 30 Mei 1872, is de opdracht aan den directeur
ran hot Rijkatelogr&afkaatoor to O se, van het
beheer van het postkantoor aldaar, ingetrokken.
Z. M. heeft benoemd tot rechter in de arron-
dissements-rechtbank te Haarlem Mr. T. L. L.
Prins, thans rechter-plaatsvervanger in die recht-
ank.
BlNNENLiAlV D.
Amsterdam, 30 Mei. Heden, den 3den dag der
terechtzitting in zake den moord te Heemstede,
zijn de laatsten der 47 gedagvaarde getuigen ge
hoord. De verklaringen van onderscheidenen hun
ner zijn bezwarend voor van Tongeren, die hals
starrig alle schuld blijft ontkennen. Zoo is zijn
beweren, dat hij zich op het oogenblik van den
moord elders bevond, ten sterkste tegengespro
ken, o. a. door de personen bij wie bij voorgaf
zich bevonden te hebben. De meest tastbare on
gerijmdheden resulteereu uit zijne verklaringen.
Op de onverschilligste en tevens sluwste wijze
ontwijkt hij rechtstreeksche antwoorden op hem
gedane vragen; nu eens heet het: ik kan het mij
niet herinneren, dan weder: ik kan niet zeggen ja,
ik kan niet zeggen neen, enz.
Zeer bezwarend is de verklaring van het elf
jarig dochtertje der 1ste besch., dat verzekert
van Tongeren aan Geeven een oogenblik voor
dat het schot viel aan de deur te hebben hooren
vragen: Toon, is alles klaar1 en hem, toen zij een
uur later met hare moeder op den weg heen en
weer wandelde, met deze in fluisterend gesprek
te hebben gezieD. Van Tongeren ontkent een en
ander, dat nochtans bevestigd wordt door zijne
medebeschuldigden.
Aan den secretaris der gemeente Heemstede
heeft hij volgens diens opgave gezegd, toen deze
hem de bezwaren die tegen hem bestonden
onder het oog bracht: Zoudt gij bekennen als gij
het gedaan hadt?" en toen de getuige hem deed
opmerken, dat dit gelijkstond met eene beken
tenis, zeide hij verbeterende: Zoudt gij bekennen
als gij het niet gedaan hadtBeschuldigde ontkent
de eerste uitdrukking te hebben gebezigd. Bij
het verhoor van het dochtertje van de 1ste be
schuldigde werd deze weggeleid en de flesch,
waarin het hart vaD den verslagene, verwijderd.
Een buitengewoon talrijk publiek verdrong
zich op de tribune en in de zaal. Morgen om
10 uur wordt de behandeling voortgezet. Eerst
worden nog 3 getuigen gehoord, waarvan 2 van
wege het O. M, en de derde op verzoek des ver
dedigers van van Tongeren alsnog gedagvaard
zijn. Daarna requisitoir en pleidooien.
Amsterdam, 30 Mei. In de gisteren alhier ge
houden vergadering van aandeelhouders in de
Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen
waren vertegenwoordigd 2559 aandeelen, uit
brengende 367 stemmen.
De voorzitter van den Raad van Commissaris
sen, Mr. C. J. A. den Tex, bracht verslag uit
over den toestand der Maatschappij in 1871.
De vermeerdering der opbrengsten op de Staats
spoorwegen, in verband met de schaal voor hare
verdeeling tuaschen den Staat en de Maatschappij
in de concessie vastgesteld, was oorzaak dat de
Staat ontving 793,765,79 dus ƒ252,268,82 meer
dan in 1870. Der Maatschappij verbleven slechts
73 pCt. der ontvangsten als vergoeding der ex
ploitatiekosten, in plaats van 78 pCt., zooals in 1870.
Het financieel resultaat van het boekjaar 1871
voor de Maatschappij was, dat zij een batig saldo
overhield van 806,539.83. Hiervan moet gereser
veerd blijven een bedrag van 125,577,92, het
winstcijfer 1868, waarover de arbitrale uitspraak
tusschen den Staat en de Maatschappij nog niet
plaats had. Blijft dus over een bedrag, vat
baar voor uitkeering, van ƒ680,961,9055 tegen
390,449.3755 in 1870.
De toestand der Maatschappij is een zeer ge
zonde. De sluitposten van de balans, die hooger
zijn dan in het vorigjaar, en vooral de aanzien
lijke afschrijvingen, bewijzen dit. Deze bedroegen
ƒ92,800. Het beste verschijnsel is echter de uit
komst der eigenlijke exploitatierekening.
Het verslag over 1871 is voornamelijk daarom
belangrijk, omdat dit jaar als het ware het eerste
is dat eenigszins als een normaal jaar te beschou
wen valt. Geen openen van nieuwe sectiën kwam
storing geven, terwijl het samenzijn der verschil
lende diensten in één gebouw te Utrecht, in
plaats van in verschillende gebrekkige lokalen
te 's-Gravenhage, eenheid en vereenvoudiging
teweegbracht.
De in 1871 in den Raad van commissarissen
opengevallen plaatsen van de heeren Brouwer
van Hogendorp en H. A. van den Wall Bake
werden vervuld door de heeren W. Testas en
Mr. H. P. G. Quack.
Na den voorzitter van den raad van commis
sarissen kreeg Mr. J. P. R. Tak, als lid der com
missie van aandeelhouders, heiast met het onder
zoek van de balans over 1871, het woord om,
namens die Commissie, te adviseeren tot goed
keuring van de rekening en verantwoording
over 1871.
Dit, zoowel als het vaststellen van het dividend
over 1871 op veertien gulden zeventien cent per
aandeel, en bet déchargeeren van den directeur-
generaal der Maatschappij, den heer F.'s Jacob,
over zijn gehouden beheer, geschiedde met
algemeene stemmen.
Nadat, ingevolge art. 23 der statuten, vijf aan
deelhouders als leden der Commissie tot opname
van de rekening over 1872, en vijf anderen als
plaatsvervangers benoemd waren, verzocht een
aandeelhouder het woord, om den directeur-ge
neraal te iuterpelleeren over hetgeen door hem,
betreffende de Maatschappij tot Exploitatie van
Staatsspoorwegen, was aangetroffen iD het ver
slag op 18 April d. j. uitgebracht door den Raad
van toezicht op de spoorwegdiensten. In dat ver
slag werden vrij einstige beschuldigingen tegen
het beheer der Staatsspoorwegen uitgebracht; er
zouden te weinig waggons zijn; de Maatschappij
hield hare zaken verborgen voor toezicht; haar
eigenbelang dreef haar zelfs tot benadeeling der
belangen van den Staat, want op bladz. 7 van
dat verslag stond o. a., dat de Maatschappij hare
Luik Limburgscbe lijnen scheen te bevuordeelen
door het verstrekken van materieel ten nadeele
der Staatsspoorwegen.
De directeur-geoeraal antwoordde, dat wel verre
van Luik-Limburg bevoordeeld te hebben, de
Maatschappij aldaar was bedreigd geweest met
processen, omdat zij, volgens opvatting van enkele
producenten, aldaar te weinig materieel dispo
nibel had gesteld. En wat het geheele beweren
betrof, dat de Maatschappij te weinig materieel
bezat, zoo meende de directeur-generaal te moe
ten opnoemen wat al gedaan was om in dezen
aan alle verplichtingen te voldoen, maar tevens
op te helderen, waarom alle klachten, welke
trouwens bij alle spoorwegmaatschappijen voor
komen, nooit geheel te vermijden zullen zijn.
Aanzienlijke bestellingen van materieel waren
gedaan, en zouden nog doorandere gevolgd worden.
Voor het beheer en verdeelen van het mate
rieel was een geheel nieuwe administratie in
gevoerd. De controle daarop werd nu geconcen
treerd te Utrecht, om den chef van het mouve
ment in staat te stellen persoonlijk dezen aller-
belangrijksten tak vaD dienst dagelijks te sur-
veilleeren. Dit geschiedde door dezen met veel
nauwgezetheid, en de directeur-generaal meende
te mogen vertrouwen, dat de regeling door des
kundigen als goed zoude beschouwd worden.
Maar welke eischen worden niet gesteld? Bijv.:
betreffende het veevervoer. Dit heeft uitsluitend
plaat9 van de lijnen naar plaatsen, zooals Am
sterdam, Rotterdam, Brussel, Parijs, van waar
natuurlijk als terugbelading der wagens geen
vee naar Friesland of Gioniugeu bestaat. Bezigde
men nu wagens alleen voor veevervoer geschikt-
dan zoude het materieel geheel ledig dus onbe
nut terugkeeren, de Maatschappij beliep groote
noodelooze kosten en zou dus niet bij machte
zijn het vee tot billijke prijzen te vervoeren. Door
het bezigen van waggous, ook iD het buitenland
zeer in zwang, welke zoowel voor vee als voo
goederenvervoer kunnen dienen, heeft men dt
moeilijke vraag opgelost om vee te vervoeren in|
uitsluitend éène richting en toch retourvrachten
te hebben.
Zoude men niet denken, dat zulk een streven
goedkeuring verdiende? Doch neen, ook hierte
gen treft men in het verslag van den Raad van
toezicht bezwaren aan.
Een ander aandeelhouder verzocht nu verlof
den directeur-generaal te mogen interpelleeren
over de verhooging der tarieven, vooral van het
vrachtgoederentarief op de Zuiderlijnen, alwaar,
volgeDS de dagbladen, vrachtkarren enz. weder
floreerden, ten spijt van locomotief en spoorweg
materieel.
Ook deze interpellatie werd door den direc
teur-generaal beantwoord.
Wat was eenvoudig gebeurd? Tijdens de ope
ning der exploitatie van verschillende brokstuk
ken van lijnen, alle in verschillende deelen van
het land, in geheel verschillende omstandigheden
verkeerende, was de Maatschappij wel genood
zaakt geweest om verschillende locale tarieven
te hebben. Enkele daarvan, met name die der
Zuiderlijnen, waren te laag. Dit viel hem dade
lijk bij zijn optreden in het oog. Doch tusschen
den wensch de tarieven billijkerwijze te norma-
liseeren en dit uitgevoerd te zien, ligt veel. An
derhalfjaar werd hierover onderhandeld met de
Regeering. Deze, ook overtuigd van de behoefte
aan normaliseering, aan het invoeren van één
tarief voor alle Staatsspoorwegen door de Maat
schappij geëxploiteerd, werkte tot opstellen der
tarieven mede en stelde ze vast. Tot type van het
vrachtgoederen tarief werd dut van het Noorderoet
genomen en dat van het Zuidernet daarna gelijk
gesteld. De billijkheid eischte dan o -k dat het
Zuidernet niet langer boven het Noorderuet gefa
voriseerd werd. Maar opmerkelijk kwamen de
meeste klachten over de vermeende vei hooging
der tarieven niet van het Zuidernet, maar van
het Noorderuet, alwaar geene verhoogtug plaats
vond.
Anders was het gesteld met het bestelgoede-
ren-tarief. Dit was veel te laag. Zoo we d uijv.
een pauje van 10 kilo over 28 kilometers als
bestelgoed verzonden voor een dubbeltje, waarvan
de Maatschappij vijf centen voor het bestellen
moest uitkeeren. Dit ging niet langer, en wel
des te minder, omdat, daar art. 23 der concessie
de verplichting oplegde, bestelgoed met alle per
sonen-treinen te vervoeren, het laden en lossen
daarvan den regelmatigen loop dier treinen ge
heel mogelijk maakte.
Was het publiek echter van dezen maatregel
de dupe? Neen, zeer zeker niet. Eerstens ziju al
de tarieven der Maatschappij nog lagei dan de
meeste van andere maatschappijen. Tweedons
werd Daast het nieuwe, als ware liet tot vervang,ng
van het oude, goedkoope bestelgoederen-tanef, net
ylgoedereu-tarief ingevoerd. Zoudra het publiek
slechts goed het gebruik, dat van dat tarief te
maken is, kent, zullen de klachten veel verdwij
nen. Hier verkrijgt men goedkoopte van vervoer
door opoffering van eenige snelheid een ge
wone regel bij spoorwegen.
De Rijkscommissaris bij de Maatschappij, Jhr.
C. A. E. A. van Panhuijs, verlangde ook eenige
opheldering in deze tarieveuquaestie te geven. Hij
had zeil inde commissie vau herziening gezeten, en
werkelijk de tarieven waren rijkelijk bestudeerd.
Wat is het resultaat nu, bijv. op de Zuiderlijnen?
Het groot vervoer ontgaat den spoorweg geenszins.
Alleen de kleine vervoeren op kleine afstanden;
maar ook hij acht die tot een zekere mate
niet geschikt voor spoorwegvervoer. Wenschelijk
echter ware het, dat de spoorweg-ambieuaren
het publiek meer wezen op en bekend maakten
met het ijlgoederentarief, vooral nu het mini
mum daarvan, n. 1. het kleinste bedrag dat steeds
per verzending betaald moet worden, verlaagd
is geworden.
De aandeelhouder merkte op, dat hij in het
geheel niet over ijl- en bestelgoed alleen, maar
over vrachtgoederen-tarieven gesproken heeft.
Zijne interpellatie had alleen ten doel om te zor
gen, dat een zaak, welke zooveel opschudding
in den lande veroorzaakt had als deze tariefs
herziening, niet op eene vergadering van aandeel
houders der Maatschappij onbesproken bleef. Dit
mocht niet.
De directeur-generaal was het op dit punt ge
heel met den spreker eens. Ook hem was deze
discussie zeer welkom geweest. Eigenlijk was de
geheele beweging tegen de tariefsherziening eenigs
zins fictief in het leven geioepen, voor zoover
hem bekend, door een uitnoodiging van den Raad
van Toezicht aan alle Kamers van Koophandel,
om banne bezwaren mede te deelen tegen tarie
ven, nog wel en dit is meest eigenaardige van