PP. 3770.
A0. 1872.
Maandag
27 Mei.
STADS-BE RICHTEN.
Het Muziekfeest.
LEIDSCH
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIEN.
Yoor iederen regel/"O.li.
Grootere letters naar de plaatsruimte die z\j beslaan.
De BURGEMEESTER, Hoofd van liet Gemeen
tebestuur van Leiden, doet te weten, dat aan den
Ontvanger der directe belastingen alhier zijn ter hand
gesteld drie, op den 21sten en 23sten dezer maand,
invorderbaar verklaarde kohieren, alseen van het
patentrecht vierde kwartaal en twee dito voor de be
lasting op het personeel, voljaarsch- en vierendeel-
jaarsch-aanslagen, allen over het dienstjaar 1871 en
1 1872, terwijl ieder verplicht is zijnen aanslag, op den
I bij de Wet bepaalden voet, te voldoen,
f En wordt deze door plaatsing in de Leidsche Cou-
rant afgekondigd.
De Burgemeester voornoemd,
v. d. BRANDELEB.
Leiden, 25 Mei 1872.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
LEIDEN,
Gezien de adressen vana. Pieteb van Beek,
i vleeschhouwer, wonende binnen deze gemeente, waarbij
hij verzoekt om het perceel in de Spilsteeg n°. 14
tot slachtplaats te mogen doen inrichten; en b. Bae-
I THOLOMEüs CoRNKLiB Looijaabd, veehandelaar, mede
alhier woonachtig, daarbij verzoekende om in zijn
veestal in de Moriaansteeg n°. 18 eene verzameling
van meststoffen te mogen houden;
Gelet op art. 4 van het Koninklijk besluit van
31 Januari 1824 Staatsblad no. 19)
Doen te weten, dat tot het hooren der eigenaars
en bewoners van de naast bijgelegene en belendende
panden, ten opzichte der informatiën de commodo et
incommodo, door Burgemeester en Wethouders zal
worden gevaceerd op het Baadhuia dezer Gemeente,
op Donderdag den 3UBten Mei aanstaande, '3 voor-
middags te elf uren; zullende de belanghebbenden
verplicht zijn hunne bezwaren tegen die verzoeken op
dien tijd in te brengen, terwijl, by verzuim daarvan,
zij gehouden zullen worden zich tegen de inwilliging
niet te hebben verzet.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. D. BRANDELER, Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
Leiden, 25 Mei 1872.
Lelden, 25 Mei.
Wij zijn in staat gesteld het volgende aan een
particulieren brief van de Kust wan Guinea te
ontleenen
Een gisteren (d. i. den 26sten April jl.) voorge
vallen opstootje geelt me weer eeuige stof tot
schrijven. Gisterenmorgen kwam de mailboot
voorbijstoomen naai Cape-coast en stopte hier op
de ree, om den gewezen boekhouder Le Jeune,
thans benoemd tot consul vaD Nederland alhier,
aan wal te zetten. De man kwam, en ging aan
boord van „de Wassenaer" oin met den kolonel
eeaige afspraak over zijn installatie te maken.
De kolonel de Ilaes was met twee officieren aan
wal gegaan en liep op den grooten weg, een mi
nuut of tieu van het fort verwijderd, in gezel
schap van twee officieren en den gewezen kotn-
mandant der bezetting alhier, den eersten luite
nant Joost, (die zich nog hier bevond als lid eener
commissie van beheer, om administratieve aange
legenheden met de Engelschen te regelen) en
een neger, Eminsang, Deze Eminsang was onder ons
Bestuur logementhouder, groot- en kleinhande
laar, lid van den kolonialen raad enz. Een slimme
vent, niet onknap ook. Hij was lang in Europa
geweest en spreekt goed Engelscb, Duitsch en
Hollandsch en heeft veel iuvloed door zijn geld.
Hij had ijverig medegewerkt tot een kalmen
j overgang naar en erkenning van de Engelsche
heerschappij, en werd dan ook door de Engel-
6chen na de inbezitneming der kust tot vrij ge-
wichtige betrekkingen benoemd, alsHoofd van
I de politie, postmeester, inspecteur van de belas
ting enz. Door de tijdelijke afwezigheid van den
gouverneur was hij op 't oogenblik de hoogste
civiele autoriteit. De gegoede en beschaafde ne
gers, waaronder ook hij behoort, zijn bij de ove
rigen niet erg bemind, gedeeltelijk om de gewone
redenen, waarom de mindere klasse doorgaans
het land heeft aan de rijken, maar anderdeels
omdat die gegoede en ontwikkelde negers de
anderen door hun geld en invloed nog al in hun
macht hebben en ze nog al négeren. Dat Emin
sang nu waarschijnlijk ook wel misbruik gemaakt
heeft van de nieuwe macht, waarmede hij be
kleed was, ten bate van partij en familie, is
buiten twijfel (want een sk is hij), en dat heelt
het mindere volk zeker niet gunstig voor hem
gestemd, 't Is ook zeker, dat de Engelschen partij
wiilen trekken van zijn slimheid en van zijn be
kendheid met alles hier te lande, oin hem later,
als ze zelf goed op de hoogte zijn, le sjeezen.Het
door ui ij opgegeveu gezelschap wandelde daar nu,
toen er een zestigtal negers met een hoorn blazendeu
kerel voorop, en een Hollandsche vlag dragende,
aan kwamen loopen. Men dacht, dat rum en oude
gehechtheid die bende tot een soort van optocht
had verleid, waarin de Engelschen hen altijd stil
hun gang laten gaan, omdat dat van zelf wel
slijt. Het doel van dien optocht was dezen keer
echter Eminsang. De negers hadden zich in twee
rijen geschaard en vlogen, toen het gezelschap
in hun midden was, op Eminsang aan, en scho
ten op hem. Hij sprong in het midden van het
groepje, dat zich 0111 hem heen 6loot. Maar of
de negers eenmaal begonnen zijnde niet wilden
uitscheiden, of wat er ook van zij, de luitenant
Joost kreeg in een oogenblik een slag met een ge
weer, en, loeu hij viel, een schot door zijn eene dij
been (de kogel bleef in liet andere been zitten)
en een schampschot aan den hals. Dat de aanval
overigens volstrekt niet op Europeaneu gemunt
was, bleek duidelijk, daar de negers zich onmid
dellijk verstrooiden, zonder verder de zeeofficie
ren, die geheel oogewapend waren, eenigen over
last aan te doen. De gewonde werd in het Fort
gebracht eo men is niet zonder vrees voor zijn
behoud. Die geheele zaak, ook na nader onder
zoek, staat in niet het minste verband met de
quaestie van ons verlaten der kust, en is alleen
te wijten aan ouderlingen negerhaat en rum.
Daar de negers, naar buiten gaande, voor eigen
veiligheid steeds gewapend zijn, zoo waren die
schoten licht te verklaren. In Holland zou het
gemeen zich voor zoo iets met steenen of stokken
beholpen hebben, ik heb u dat heele voorval wat
uitvoerig meegedeeld, omdat ge allicht in de
gelegenheid zult zijn, dezen of genen tegeu te
spreken, die dit ongeval in verband brengt met
uitdrukkingen van Graves als; „ouschuldig ver
goten stroomen bloeds" enz. enz.
Naar wij vernemen heeft de heer Mr. P. G.
Lezwijn de benoeming van Wethouder, ter ver
vanging van Mr. W. C. Hubrecht, aangenomen.
Wij mogen waarlijk niet nalaten deu heer
Feu 11, pachter van den Burg, den welverdienden
lof te geven, dat hij, door de sierlijke en doel
treffende inrichting van zijn uitgebreid etablisse
ment, aan een vereischte heeft voldaan, dat bij
een feest op een groote schaal, zooals eergisteren
en gisteren hier ter stede werd gehouden, niet
mag ontbreken. Voor den ijverigen pachter wil
len wij voorts hopen, dat de belangstelling
van het publiek de opofferingen, die hij zich
inoest getroosten, heeft vergoed.
De ondernemer van Bijnzicht, heeft zijn ple-
ziervloot met een tweemans-giek, en daardoor de
verscheidenheid van vaartuigen, die men daaf
aantreft, vermeerderd. Vele liefhebbers van het
roeieu zullen dit met genoegen vernemen, daar
reeds lang behoefte werd gevoeld aan een der
gelijk pijlsnel varend bootje. De ondernemer zal
hen, die dit mochten verlangen, in het roeien
met de giek oefenen, en beoogt tevens, door het
aanschaffen van dit vaartuig, deu groudslag te
leggeu voor eene giek-vereeniging.
Naar tnen verneemt is bij beschikking van den
Minister van Justitie aangesteld, tot 2dëh com
mies in de militaire strafgevangenis te Leiden,
de heer H. van Romunde, klerk ter griffie van
do arrond.-rechtbank te Deventer en is benoemd,
tol adjnnct-kommandant in de gevangenis voor
veroordeelde vrouwen te 's-Hertogenbosch, de
heer F. H, Ruygrok, tot dusver commies-boek
houder te Woerden.
Gedurende deze week zijn dagelijks in het werk
huis alhier opgenomen van 98 lot 111 volwas
sen personen en van 44 tot 52 kinderen
In de zitting van de Tweede Kamer der Staten-
Generaal van gisteren waren aan de orde:
1°. Het ontwerp tot het toestaau van credictcn,
tt n behoeve van tot het dienstjaar 1867 behoo-
rende on verevende vorderingen, ten laste der be
grooting vau Ned. Iudiè.
Na eene kleine wijziging door den Min. vaD
Koloniën in art. 2 gebracht, werd het ontwerp
met algemeene stemmen aangenomen.
2°. Het ontwerp, houdende machtiging om aan
de gemeente 's-Gravenhage in erfpacht uit te
geven de Rijks-duingronden benoodigd voor den
aanleg eener duinwaterleiding ten behoeve dier ge
meente. Mede zonder discussie met algeuteene
stemmen aangenomen.
3°. De conclusie van 't rapport der commissie
over het verslag der mobilisatie der zeemacht in 1870.
De conclusie strek te tot verzending van 't rapport
aan den Min. van Marine, met verzoek om eenige
nadere toelichting omtrent verscheidene vragen
en opmerkingen, in dat rapport voorkomende.
Zonder discussie aangenomen.
4'. Gelijke commissoriale conclusie over het rap
port betreffende het Geneeskundig Staatstoezicht over
1870, werd zonder discussie aangenomen, en 5".
idem wegens de toepasselijke verklaring der con
sulaire overeenkomst met Pruisen van 16 Juni
1856 op de consuls van het Duitsche Rijk in de
Nederl. Koloniën. Ook deze conclusie werd zonder
discussie aangenomen.
De commissie voor de petitiën bracht daarna,
bij monde van de neeren Bredius, Arnoldts en
Bergsma, rapport uit op onderscheiden adressen,
waarvan de conclusiën allen worden aangenomen.
De Voorzitter stelde voor, in afwijking van
art. 59 Reglement van Orde, daar het Eindverslag
in de vorige zitting is ingekomen, te besluiten
reeds morgen de begrooting van Oorlog voor 1872
(eredietwet) in behandeling te nemen.
Daartoe wordt besloten en de zitting gescheiden
tot hedenochtend te 11 uren.
In de Memorie van Antwoord der Regeering
over het wetsontwerp tot wijziging en verhoo
ging van Hoofdstuk V (Binncnl. Zaken) der Staats-
begrooting voor 1872, leest men het volgende
„Indien de definitieve begrooting voor het De
partement van Oorlog mocht worden vastgesteld
zooals zij is voorgedragen, dan zou, met inbegrip
van de som van f 10,000,000 voor amortisatie, de
leening van f 1,000,000 aan de Amsterdamsche
Kanaalmaatschappij, de bij dit wetsontwerp aan
gevraagde en eene mede aanhangige verhooging
voor het Dep. van Marine, de begrooting der Staats
uitgaven voor 1872 bedragen f 109,800,329.41'.
De middelen zijn, met inbegrip van 8,600,000,
te verkrijgen door uitgiflq van schatkistbiljetten,
geraamd op f 106,977,159,50. Het tekort zou dus
volgens de raming bedragen 2(823,169.91'.'Doch
is te verminderen: a. met de teruggave der lee
ning aan de Amst. Kanaalmaatschappij ƒ1.000.000.
b. met hetgeen de gewone middelen in de vier
eerste maanden des jaars reeds boven de raming
opbrachten ad f 1,657,435.63'. Het tekort daalt
dus tot f 165,734.28, ongerekend hetgeen de mid
delen in de laatste maanden des jaars boven de
raming kunnen afwerpen en het niet onbelang
rijke bedrag dat, ook door rentebesparing, van de
geraamde uilgaven zal vrijvalleo. Indien de op
brengst der middelen in 't loopende jaar slechts
het in 1871 verkregen bedrag bereikt,,dan zal reeds
daardoor alleen het geraamde tekort voor de ge
wone uitgaven door een overschot worden vervangen.
Met grond mag dus wordeu verwacht dat zon
der onvoorzieneu tegenspoed het tekort op den
dienst 1872, dat door schatkistbiljetten kan wor
den gedekt, nog minder bedrageq zal dan de som
vau f 7.7UO.OOO, die na aftrek eener onder de ge
raamde middelen begrepen bijdrage van ƒ300.000
uit het doineinfonds tot dekking der uitgaven over
dit jaar voor den aanleg der staatsspoorwegen
zal benoodigd zijn. Daarom blijft de Minister van
FinanciëD bij zijn gevoelen dat de aangevraagde
verhoogingen zonder aanwijzng van nieuwe mid
delen kunnen worden toegestaan.
Uit die Memorie blijkt nog dat van 1 Jan. tot
3 Mei 1872 ongeveer 2100 runderen na onteige
ning zijn afgemaakt; 2193 werden aangetast. In
hetzelfde tijdperk van 1871 bedroeg het aantal
In onze beschouwing van gisteren drukten wij
het vertrouwen uit, dat een schoone uitvoering
van Beethoven's pastorale symphonie ons te wach
ten stond. Op glansrijke wijze heeft het orkest
deze verwachting verwezenlijkt. Een dergelijke
uitvoering van Beethoven's meesterstuk heeft wel
licht zelden plaats gehad. Doch men wijze ons
ook een schoonere gelegenheid voor zulk een
grootsche onderneming aan dan onze Hooglandsche
kerk! De onberispelijk zuivere tonen, door het
orkest voortgebracht, werden door haar opgeno
men en als het ware nog verder tot hunne be
stemming gebracht. De lustige dans van de land
lieden wordt er des te lustiger door, dat de
vroolijke klanken elkander van pilaar tot pilaar
door het groote gebouw vervolgen. De zachte
aandoeningen, door de landelijke natuur opge
wekt, nemen nog een liefelijker karakter aan,
wanneer de klanken, die ze wedergeven, in de
diepe gewelven van het kerkgebouw wegsterven.
Ee donder eindelijk, die de landbewoners in
hunne rustige genoegens komt storen, wordt door
de gewelven en pilaren zoo krachtig terugge
kaatst, dat men door een onweersbui in liet ge
bergte meent overvallen te zijn.
De uitvoering der symphonie pastorale was de
gewichtigste taak van het orkest. Wij netneii
dan ook deze gelegenheid te baat, om allen die
daarin hebben medegewerkt, Leidenaars, Hage
naars, Rotterdammers of wie ook, onze hulde te
brengen voor hunne meesterlijke samenwerking.
De sopraan, mej. Hiinisch, scheen gisteren iets
beter gedisposeerd te zijn dan den vorigen dag.
Groote toejuichingen vielen haar ten deel voor
de aria: Höre Israel, hire des Herrn Slimme. Even
wel, wij kunnen het niet ontkennen, het orgaan
van deze zangster heeft niet die aandoeningen in
ons kunnen opwekken, waaraan men zich onder
het luisteren naar een heerlijke vrouwenstem
zoo gaarne overgeeft. Het talent van mej. Hdnisch
zal wellicht meer schitteren in meer kunst
matige muziek, in moeilijke opera-passages of
dergelijke; immers hare technische ontwikkeling,
wij zeiden het gisteren reeds, is zeer groot. Wij
hebben bewonderd, maar niet getrild.
Een dieper indruk ontvingen wij van de alt
aria uit de Mallheus Passion. Mej. Asmann, door
hare liefelijke stem en gevoelige voordracht, en de
heer Emanuel Wirth, door zijn meesterlijk viool
spel, wedijverden hier om de klaagtonen van
Petrus tot in het hart der toehoorders te doet
doordringen. Dat dit hun bij menigeen gelukte, kon
men besluiten uit de gespannen aandacht waar
mede op het schoone duo werd toegeluisterd.
Carl Hill handhaafde in de bas-aria uit Men
delssohn's Oratorium Paulus natuurlijk zijn ouden
roem. En niet minder dan den vorigen dag
werden wij in de aria uit Iphigenie auf Tauris
aangegrepen door de schitterende tenor-stem van
den heer Sclirdttcr.
Het Neujalirslied van Schumann gaf ons nog
eens de meeste solisten en het uitstekende koor
te bewonderen. Mendelssohn's achtstemmige
psalm eindelijk was ten volle waardig, een
muziekfeest als dit te besluiten. Breed klonken
de prachtige accoorden door het kerkgebouw.
Dat zij, die, hoewel gelukkig weinig in getal,
nog van oordeel zijn dat zulk een gebouw door
een muziekfeest ontheiligd wordt, zelve komen
toeluisteren, en het feest hooren besluiten met den
machtigen uitroep: „Singet detn Herrn in Ewig-
keitl"
In korte trekken hebben wij hier weergegeven,
hetgeen den tweeden dag van het feest ten ge-
hoore is gebracht. In het algemeen zij nog een
woord van hulde gebracht aan allen die daartoe
op eenigerlei wijze hebben medegewerkt. Maar
twee dankbetuigingen hebben wij nog afzonderlijk
uit te brengen, en wij zijn overtuigd, hiermede
niet alleen onze eigene opinie, maar die van nage
noeg al onze stadgenooten te verkondigen.
Den heer Wetreos, wij hebben hem gisteren
reeds den zoo verdieuden lof toegebracht. Maar
na het einde van zulk een feest is het, alsof men
voor een langeu tijd van elkander afscheid neemt,
en wordt men van zelf genoopt, elkander een
vaarwel toe te roepen. Aan wien zouden wij dit
eerder doen dan aan den man, die door zijne
uitstekende leiding ons genot verdubbeld, of liever
mogelijk gemaakt heeft? Welaan dan, wij wen-
sehen den heer Wetrens nogmaals geluk met den
schitterenden ailoop van deze uitvoering, en roepen
hem een vaarwel toe, gelukkig met de bijvoeging
tot wederziens op een volgend feest.
Maar indien iemand mag worden gefeliciteerd
met den goeden uitslag van zulk een grootsche
onderneming, dan is het waarlijk wel de com
missie, die zich met de taak belast heeft om haar
te organiseeren. Gy, Mijnheer, Mevrouw, Mejuf
frouw, Jongeheer, of wat gij ook zijt, gij komt
uit den trein of uit Uw huis, loopt of rijdt naar
de Hooglandsohe kerk, geeft uw kaartje af, wordt
door een commissaris naar uw stoel gebracht
en gaat zitten luisteren of valt in slaap,al naar
gij wilt. Maar gij denkt er waarschijnlijk geeo
oogenblik aan, welk een moeite en zqrg noodig
is geweest om üEd. daf eenvoudige genoegeu te