UP PP. 3769. Zaterdag k\ 1872. 25 Mei. STADS-BERICHTEN. Het Muziekfeest. best dien, LEIDSCH >n tbi ation) iblati. ich dei Potlnl n At ts tsi lint DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden. Franco per post Afzonderlijke Nommers ƒ3.00. 3.85. 0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIEd. Voor iederen regelfO.lJ. Grootere letters naar de plaatsruimte die x\j beslaan. De BURGEMEESTEE van LEIDEN doet te veten dat, ter vervulling der vacature, ontstaan ten gevolge van het genomen ontslag als raadslid door jen heer Mr. C. W. Hbbrecht, de Raad in zijne vergadering van den 23sten dezer tot Wethouder beeft benoemd de heer Mr. PAUL GLAUDE LEZWIJN. De Burgemeester voornoemd, v. n. BRANDELER. iblernM Leiden, 24 Mei 1872. 16 Lelden, 24 Mei. Thans ziet het licht het voorloopig verslag van de Tweede Kamer der Staten-Generaal lover het ontwerp der nieuwe rechterlijke in- richling, opgemaakt door de commissie van rap porteurs, samengesteld uit de heeren van der Linden, van der Does de Willebois, van Eek, Heemskerk Azu. en Godefroi. Het is een zeer uitvoerig stuk, dat 76 bladzijden beslaat. Daaruit blijkt, dat 55 Leden aan het onderzoek van dit ontwerp in de afdeelingen hebben deel genomen. Een tweetal opmerkingen van algemeenen aard I' wordt op den voorgrond geplaatst. De eerste be treft de beknoptheid der memorie van toelich ting en de tweede, de wenschelijke aanvulling der gerechtelijke statistiek. 1. heeft betrekking tot de Inleiding: a. het verhand lusschen het ontwerp en het 5e add. art. der Grondwet; b. de doelmatigheid en opportu niteit eener nieuwe rechterlijke iurichtiog; eu de omvang van het onderwerp. Wat a. aan- tt ontkenden een aantal leden, dat het een groudwettige plicht was eene nieuwe wet op de rechterlijke inrichting tot stand te brengen. De meerderheid uieeude dat de uitgesproken wil ran den wetgever duidelijk de organisatie van 1838 veroordeelt en eene nieuwe rechterlijke in- ictuing bedoelt, al ontbreekt dan ook aan dit 'voorschrift de sanctie. De leden, naar wier ge voelen er geen grondwettelijke plicht tot invoe ring eener nieuwe rechterlijke inrichting bestond, deden uitkomen, dat de poging, om zulk eene iDrichting tot stand te brengen, zeer ondoelma- s. in deze zienswijze werd door de groote meer- erheid niet gedeeld. In eene afdeeling wenschte en uit het ontwerp gelicht te zien al de be malingen rakende de aanstelling of het ontslag an rechterlijke ambtenaren. 2 handelt over het stelsel van het ontwerp 3 over de bepalingen over de rechterlijke macht [in het algemeen, 48 worden besproken bij 2; 9 Openbaar ministerie bij de rechtbanken; I 10 Openbaar Ministerie bij de kantongerechten, 11 rechterlijke indeeling, 12 klasse en bezol- ging der kantongerechten, 13 klassen, perso- eel en bezoldiging der arrondissements-recht- ianken, 14 personeel en bezoldiging van den oogen Raad, en 15 wijziging van straf- en echtsvordering in verband tot de nieuwe rech- rlijke inrichting. Vervolgens worden in het 'erslag behandeld de eerste afdeeling van liet ntwerp van de rechterlijke macht in het alge meen en daarna de tweede afdeeling, van de rechterlijke macht in het bijzonder; wijders de overgangs- en slotbepalingen en eindelijk al de staten, bij het ontwerp gevoegd. Bovendien zijn achter het verslag geplaatst afzonderlijk en zeer uitgewerkte nota's van de heeren Wintgens, Smitz en Dam. Uit de ontwikkeling van al deze punten in het Verslag blijkt, dat er groot verschil van gevoelen over vele punten bij de leden heeft bestaan. Let men er nu op, dat slechts 55 leden aan dit onder zoek hebben deelgenomen, en dat dus nagenoeg een derde van de leden der Kamer afwezig was; dat het Ministerie zijn ontslag heeft genomen, en het alzoo zeer twijfelachtig is, of er van dit ont werp iels verder komen zal, dan gelooven wij met deze inededeeling to kunnen volstaan. Het Voorloopig Verslag is een goed bewerkt stuk, dat op nieuw getuigt hoe uiteenloopend de gevoelens der leden over de meeste bekende punten tot vaststelling van eene nieuwe rechterlijke inrich ting zijn. In de zitting van de Tweede Kamer der Sta- ten-Generaal van gisteren, waarvan wij reeds een telegrafisch resumé gaven, heeft de Voorzitter medegedeeld, dat de commissie, belast met de aan bieding van een adres van rouwbeklag aan den Koning, den lOden dezer bij Z. M. is toegelaten en dat bet HD. heeft behaagd daarop te ant woorden //ik dank de Tweede Kamer voor haar hartelijk en vaderlandslievend adres en verzoek U, Mijne Heeren, bij haar de tolk te willen zijn van Mijne erkentelijkheid." De commissie wordt voor de door haar volbrachte taak bedankt." Daarna deed de Voorzitter uiededeeling van de sedert de laatstgehouden zitting ingekomen stuk ken, waaronder: 1". Missive van den Minister van Fiuanciën, houdende kennisgeving, dat door de regeering wordt ingetrokken het wetsontwerp nopens de vuur- ton- en bakengelden. 2". Missive van denzelfden Minister ten geleide van afge sloten staatsrekeningen over 1869. Er werd be sloten die te doen drukken en in handen van eene commissie te stellen en voorts dat de com- uiissiëu van rapporteurs gereed zijn met hare ver slagen over de wetsontwerpen1". tot verhooging van Hoofdstuk V der Staatsbegrooting voor 1872; en 2°. tot bekrachtiging van eene overeenkomst met de Kanaalmaatschappij aangegaan. Zal worden gedrukt en de dag der beraadslaging na der worden bepaald. Hierop verleende de Voorzitter het woord aan den Minister van Koloniën, die het gevraagd had. De Minister van Koloniën zeide hoofdzakelijk „Ik ben tot mijn leedwezen opnieuw verplicht het woord te voeren in plaats van den tijdelijken Voorzitter van den Ministerraad, mijn geachten ambtgenoot van Binnenlandsche ZakeD, die door voortdurende ongesteldheid verhinderd wordt ter vergadering te verschijnen. „De mededeeling die ik namens hel kabinet de eer heb aan de Kamer te doen is alleen deze: „De Ministers hebben den Koning hun ontslag gevraagd in afwachting van de benoemiDg hun ner opvolgers. Overeenkomstig het verlangen des Konings en om stremming in den dienst te voor komen, hebben zij zich echter bereid verklaard die zuken met de Vertegenwoordiging af te doen, welker uitstel schadelijk zou kunnen zijn. „Ik meen er nog eene opmerking bij te moe ten voegen. „Deze mededeeling zou ongetwijfeld vroeger aan de Kamer zijn gedaan, bijaldien de Minis ters tijdens de laatste bijeenkomst der Kamer de zekerheid hadden gehad dat hun verzoek om ontslag reeds toen in handen des Konings ware geweest. Die zekerheid ontbrak tengevolge van de afwezigheid des Konings, die zich om treurige redenen buiten 's lands heeft moeten begeven. „Onder die omstandigheden achtten de Ministers het voegzaam, dat zij aan de Kamer niet eene mededeeling deden die in de eerste plaats in handen des Konings nedergelegd moest worden." De voorzitter bedankte den Minister voor de gedane mededeeling, en stelde voor in eene zit ting, te houden op heden te 2 uren, in behande ling te nemen de wetsontwerpen: 1°. betreffende credieten van tot het dienstjaar 1867 behoorende onverevende vorderingen ten laste der begrooting van Ned. Indië; 2°. tot uitgifte van erfpachts- grond aan de gemeente's-Gravenhage; en de con- clusiën van de verslagen der comuiissiën nopens a. de maatregelen bij de zeemacht genomen tot handhaving onzer neutraliteit in den zomer van 1870; b. de bevindingen en handelingen van het geneeskundig Staatstoezicht in 1870en c. Ver klaring met den Duitschen gezant gewisseld, be trekkelijk de consulaire overeenkomst met Pruisen. In de gemeente Westdongeradeel gaat het vol gende adres aan den heer Mr. P. Blussé van Oud- Alblas, Minister van Financiën, bij de kiezers ter teekening rond „Wij ondergeteekenden, allen kiezers van le gden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, „en wonende in de gemeente Westdongeradeel, „provincie Friesland, gevoelen ons gedrongen on- „zen dank te betuigen voor de ijverige pogingen, „door Uwe Excellentie in bet werk gesteld tot „hervorming van het belastingstelsel, ofschoon die, „tot ons leedwezen, niet met den gewenschten „uitslag mochten worden bekroond. „Mogen enkele leden der Tweede Kamer, vol- „gens de door hen uitgesproken meening, in 't „geloof verkeeren, dat eene inkomstenbelasting „zou zijn niet in den geest van het Nederlaod- „scbe volk, wij deelen dat gevoelen niet, en „wenschen door deze betuiging van onze erken telijkheid tevens bij te dragen tot staving van „'t gezegde van den afgevaardigde uit Dockum, „dat iemand, die als tegenstander van de inkom stenbelasting bekend staat, in het „Noorden" „niet op de sympathie der kiezers rekeuen kan." Omtrent het klipper-fregatschip Liberaal, dat dezer dagen van stapel is geloopen, meldt de N. Rolt. Ct: Eene ongekende levendigheid heerschte Don derdag in het anders zoo stille gehucht Slikker veer. Van alle kanten, tot zelfs uit België, wa ren belangstellenden toegestroomd, om van het van stapel loopen van de Liberaal getuige te zijn. Hoog in de lucht verhiel zich bet reusachtige, met vlaggen getooide vaartuig, elegant iu spijt van zijn kolossalen omvang, eu toch, vooral om het laatste, meer in het bijzonder de aandacht trekkende. Het vaartuig, dat voor rekening van den heer Jan Smit zelf werd aangebouwd eu vermoede lijk reeds in Augustus mede voor zijne rekening in de vaart zal worden gebracht, is zóó groot dat het in de sluizen van het Kanaal van Voorne slechts ternauwernood kan worden opgenomen. Het kan door die sluizen, maar het zal er de beschikbare ruimte dermate vullen, dat misschien slechts eene vingerdikte onbezet blijft. Het fregat, dat zoowel op snelzeileu als op het innemen van veet lading en passagiers gebouwd is, heeft eene lengte van niet minder dan 81 el; het is 13fc el breed en 814 el hol. Het meet circa 1200 last, hetgeen nog 100 last meer is dan de reeds zoo groote Voorlichter van denzelfden bouwmeester. Met het oog op zijn grooten omvang is de Liberaal voorzien van drie ijzeren zaadhouten. De lengte van de ijzeren masten bovendeks is de volgende: fokkemast 19 el, groote mast 2011 el; bezaanmast 1714 el. Gansche hoogte van de masten met de sten gen bovendeksfokkemast 46 elgroote mast 48 el bezaanmast 41 el. Lengte van de ijzeren ra's: fokkera 31 el; groote ra 32 el; bezaanra 25 el. Opmerkelijk is ook het feit, dat boegspriet en kluiverboom van ijzer en aanéénverbonden zijn de lengte buiten boord van beide te zamen be draagt niet minder dan 18 el. Ziedaar eenige bijzonderheden, ten bewijze dat de Liberaal met recht zich verhoovaardigen kau het grootste zeeschip te zijn, dat tot dusver iu Nederland werd gebouwd. Behalve de menigte belangstellenden, hadden zich ook verschillende autoriteiten op het ter rein vereenigd (de Commissaris des Konings iu de provincie, de Burgemeester en de Secretaris der gemeente Rotterdam, enz). Hunne aankomst gaf het sein om het schip van de laatste belet selen te bevrijden, die het nog aan den vasten wal kluisterden en aan zijne bestemming onttrokken. De klink viel, maar het gevaarte zette zich niet dadelijk in beweging. De enorme voorbalk, die opgeschroefd werd om 't schip een weinig te lichten, kraakte. Toen tastte men deD reus in de lendenen uan door middel van een balk, die tot hefboom diende, slaagde men er in hem in schuddende beweging te brengen. Een kreet van de zijde der menigte, gevolgd door eene ademlooze stilteen met indrukwekkende statigheid gleed het fregat van de helling en schoot pijlsnel langs de uitgestrekte watervlakte, totdat het zich, gelijk verwacht was, eniog pCt. 85* f 8i U. - IJ 231 100 8/d: rr w. koit. Loo* itter- »g i hel las- >tb- Wanneer in een stad als Leiden op het ge- lied van wetenschap of kunst aan de burgerij in de buitenwereld iets te genieten wordt gegeven, lan kau men zich verzekerd houden, dat dit jeschiedt op een wijze, die tot verhooging van aar alouden, welverdienden roem zal bijdra- |en. Op wetenschappelijk terrein hebben wij ft op het oogenblik niet aan te toonen; trou ws de verwijzing naar de geleerde portret- ia id, en de origineelen buiten het academiege- ffuw zou hiervoor voldoende zijn. Wat echter e kunst betreft hebben wij heden te wijzen een nieuw getuigenis voor Leidens glorie, fhet zesde muziekfeest van de Leidsche zaug- 'eeniging. Iet is onnoodig, uit te weiden over de me- tgte mensclien, die van binnen en buiten de ad naar het welbekende feest zijn heengesneld, |Ter het aantal huisgezinnen, die door de aan- ezigheid van bevallige eu gezellige logés zijn fêevroolijkt, enz.; stellen wij ons de Hoogland se kerk maar dadelijk voor, zooals wij wisten [kt zij zich tijdens de uitvoering zou vertoonen, namelijk opgevuld met een gespannen, gretig toeluisterend publiek, en gaan wij onder deze gunstige omstandigheden over tot eene beschou wing van het eerste gedeelte der uitvoering. Het programma voor 23 Mei werd geheel ingenomen door de grootsche schepping van Handel, het Oratorium Samson". Niet zonder reden had de feestcommissie besloten een werk van dezen componist op te voerenim mers in 1864, 1868 en 1870 was aau de voort brengselen i au zijn genie de grootste bijval ten deel gevallen, terwijl op de bekende Neder-Rijn- sche muziekfeesten van 18181867 37 werken van Handel zijn opgevoerd. Hen, die verder met den inhoud van het nu gegevene Oratorium wen schen bekend te worden, verwijzen wij naar de zeer doelmatige voorrede der tekstboekjes. De uitvoering heeft geheel aan den schoonen inhoud beantwoord. Bevoegde beoordeelaars (wij behoeveu daarvan slechts Dr. Heije te noemen) verklaarden bij het einde van dezen eersten dag, dat de Leidsche Zangvcrecniging bewezen heeft, met de eorste inrichtingen van dien aard in het bui tenland te kunnen wedijveren; dat deze uitvoe ring met name niet behoefde onder te doen voor de laatst gegevene te Dusseidorf. Van de solisten noemen wij, getrouw aau den gulden regel „honneur aux dames", in de eerste plaats mej. Adèle Asmann. SVij begroeten haar als een oude bekende. Terwijl wij hare talenten reeds bij het vorig muziekfeest mochten waar- deereu, heeft zij ods dezen keer zeker niet min der genot doen smaken. Degelijkheid van opvat ting, gevoelvolle voordracht en eene indrukwek kende eenvoudigheid paren zich, meer nog dan vroeger, aan hare welluidende alt-stem. Treffend vooral was hare voordracht in de alt aria aan het begin van hot 2de gedeelte„O hor' mein Flehn, allmacht'ger Gottl" Een weinig meer kracht van stem was bij sommige passages, inet het o >g op de volheid van orkest en koor, en het machtige orgaan der beide mannelijke solisten, niet onge- wenscht geweest. Mej. Hanisch uit Dresden trad op als sopraan. Wij hebben deze kunstenares niet onder de gunstig ste omstandigheden mogen hooren. Een slechte reis en bijkomende ongesteldheid hadden haar een weinig geïudisposeerd. Des te meer was dit te bejammeren omdat hetgeen zij niettegenstaande dien tegenspoed heeft voortgebracht, blijk gaf van een onberispelijke technische ontwikkeling. In allen gevalle heeft Mej. Hanisch haar gehoor een groot genot geschonken, al ware het alleen door hare uitvoering van het triller-aria„Uil Klagelaut und Liebcsgirrcn." Terwijl wij daarvan spreken ne men wij de gelegenheid te haat, onze hulde te brengen aan het heerlijke viool-accompagnemeu t van den heer Emanuel Wirlh. De vioolpartij van deze aria, op zulk een wijze uitgevoerd, mug waarlijk even schoon genoemd worden ais het gezang, dat zij accompagneert. De begeleiding van de alt- aria uit de Mattheus Passion zal ons heden het spel van dien Rotterdamschen kunstenaar nog in verhoogde mate doen genieten. En Carl Hill\ Wat kunnen wij anders van hem zeggen dan dat wij weder den man in hem heb ben teruggevonden, die twee jaren geleden de Hooglaudsche kerk deed weergalmen van zijn krachtig geluid, die nok toen door zijn aangrij pende basstem het publiek in diepe ontroering wist te brengen? Op weike wijze zouden wij hen, die dit genot zelf niet hebben gesmaakt, er eenig denkbeeld van kunnen geven? Waarlijk, men moet Hill zeiven als Manoah het treffende lied: „Wie willig tragi mein Vaterhcri," hooreu zin gen, men inoet hein als Harapha den blindeu Samson ten strijde hooren uitdagen eu toeroepen: „Trau' nicht auf deinen Goll", om zijn stem enziju talent op den waren prijs te schatten. Iu zijn dubbele rol heeft hij het publiek in vervoering gebracht; eu menigeen zal een levendig gevoel van genot en van begeerig verlangen hebben on dervonden, toen Manoah ten gevolge der luide toejuichingen voor de tweede maal aau Micha

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1872 | | pagina 1