stcb BP. 3757. Vrijdag A°. 1872. 10 Mei. STADS-BERICHTEN. Leiden iets, MN. LEIÖSfil PRIJS DEZER COURANT. Voor "Léicten per 3 ma&nden. Franco per post Afzonderlijke Nommers 3.00. 3.85 0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zen- en Feestdagen, uitgegeven. PHIJB DER ADVBRTUNTIKN. Voortederen regelf 0.15. Grootere letters naar de plaatsruimte die zij beslaan. Vergadering van den Gemeenteraad, Zaterdag den llden Mei 1872, 's namiddags te tin uur. Onderwerpen 1". Onderzoek der geloofsbrieven van de onlangs benoemde leden van den Gemeenteraad, de beeren Jhr. Mr. J. N. van Puttkammer en J. Seelig. 2'. Verzoek van de heeren P. C. Knijffen A. Kap- tijn, voorloopige concessionarissen van den Rijnstreekapoorweg, om de inschrijving van de gemeente Leiden ten behoeve van gezegden spoorweg, ten bedrage van f 200,000 te willen verhoogen. 3°. Eekening van de Kamer van Koophandel en Fabrieken, over 1871. i°. Verzoek van A. van Driel en Mr. P. H. Engels, dat de grond tusscben de Zijdgracbt en de St. Jacobsgracht, reeds aan eerstge noemde afgestaan, aan beiden in gemeenschap worde overgedragen. 6'. Staat van af- en overschrijving op de gemeente- begrooting voor den dienst 1871. C'. Bekening van de Stadsbank van Leening, 1871. 7'. Bekening van het Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis. Lelden, 8 Jlel. De Tweede Kaïner der Staten-Generaal is gis teren tot nadere bijeenroeping gescheiden en de leden kunnen zich dus in huune haardsteden rustig vermeiden in de overdenking der ge beurtenissen, welke in de laatste dagen op bet staatkundig tooneel zijn voorgevallen. Het land komt daarmede echter niet verder; het is de lij dende partij. Eu diezelfde inkomstenbelasting waartegen zooveel misbaar in het leven werd geroepen, welke door velen werd gewild, door an deren gevreesd, kan wel eens de brug worden voor een toestand, welke grootere jammeren, meerder nadeel zal na zich sleepen, dan de hef fing van 2 pCt. van bet zuiver inkomen inet af schaffing van patent,- zeep- en geslachtbelasting zou hebben berokkend. De kiem voor zulk een toestand is reeds ge legd. 's Lands Regeeriüg is verlamd en bijgevolg werkeloos. 's Lands Vertegenwoordiging ondervindt daar van den onntiddellijken weerslag. Veel lag ter afdoening gereed, maar bare werk zaamheden zijn gestremd. Kortom, de staatsmachine ligt te pletter. Andere handen zullen zich moeten belasten met haar herstel, met haar een beweegkracht te geven die in den geest van de natie valt. Het in staat van ontbinding verkeerende mi nisterie heeft de hand van haar afgetrokken. De heer Storm van 's-Gravesande heeft dit eergisteren, en ook in de zitting van gisteren, der Begeering kwalijk geduid. Hij had inet leedwezen kennis genomen van den van te voren voorge lezen brief van den Minister van Oorlog, die naar aanleiding van hetgeen in de eergisteren gehou den zitting van de Tweede Kamer was voorge vallen, de volgende missive tot den Voorzitter had gericht: 's-Gkavenuaoe, 7 Mei 1872. «In antwoord op Uwe missive van den 6den dezer heb ik de eer UHEG. kennis te geven dat het mij na gehouden overleg met mijne arnbtge- nooten in de omstandigheden van het oogenblik niet voegzaam voorkomt over belaugrijke zakeu met do Vertegenwoordiging in overleg te tredeD. z/Wat de vragen betreft door den heer Storm van 'sGravesande te doen, welke UHEG. mij wel heeft willen mededeelen, het kan niet ontkend wordeD, dat schorsing der werkzaamheden onge twijfeld eenige bezwaren doet ontstaan, niet alleen voor het Departement van Oorlog maar ook voor andere Departementen. Een langdurig uitstel van de definitieve vaststelling voor het VlIIste hoofd stuk der Staatsbegrooting dienst 1872 is voorzeker niet wenschelijk te achten, weshalve vroeger door mij op bespoedigde behandeling werd aange drongen. z/Het verschil van gevoelen dat, ook blijkens het voorloopig verslag der Kamer, omtrent vele punten bestaat, zou de vaststelling der begrooting op dit oogenblik niet wel toelaten. Het zij mij vergund in berinnering te breugen dat, tijdens de vaststelling der credietwet voor het departe ment van Oorlog, de Kamer zelve van haar be sluit deed blijken otn de beslissing omtrent zaken waarover niet eenstemmig wordt gedacht, uit te stellen tot de behandeling der definitieve begroo ting. „Intusschen zal zorg worden gedragen, voor zooveel van mij afhangt, voor het berameo van tijdelijke maatregelen, geschikt om de gevreesde ongelegenheden zooveel doenlijk te voorkomen." De Minister van Oorlog (w. g.) F. A. T. Delprat. A an den keer Vooriitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Deze redenen voor de niet verschijning van den Minister van Oorlog opgegeven kwamen den heer Storm van 's-Gravesande niet voldoende voor. Het scheen hem toe, dat op deze wijze een be roep op het derde lid van art. 89 der Grondwet, luidende: //De hoofden der ministerieele depar tementen kunnen door elke der Kamers worden uitgenoodigd om te dien einde (n. 1. het geven aan de kamers van de verlaDgde hetzij monde linge, hetzij schriftelijke inlichtingen enz.) ter vergadering tegenwoordig te zijn," al zeer weinig beteekende. Terecht voert de N. R. Ct. dergelijke betoogen van miskenning der constitutioneele rechten en plichten te gemoet, dat er geene wettige hoofden der ministerieele departementen meer zijn, dat de wettige hoofden 's Konings beslissing afwachten. En niet juister kon de stand van zaken betrek kelijk bet ingediend outslag der Ministers en de noodzakelijkheid der voorloopige schorsing van de werkzaamheden geschetst worden dan in een iugezonden stuk van hetzelfde blad, waarbij tevens het Vaderland duchtig en niet onverdiend de les wordt gelezen over zijn toonielooae en verre gaande zucht om op de houding van het Ministerie tegenover de Staten-Generaal te vitten. Het gedeelte van het ingezonden stak waarop wij meer bijzonder het oog hebben is van den volgenden inhoud: „Ook nu nog, na de aftreding, blijft (hier be doelt de inzender de uitspraak van het Vaderland) het Ministerie weinig eerbied voor de Vertegen woordiging betoonen. Heeft bet wellicht ontijdig en ter kwader ure tot eene Kamer-ontbinding be sloten Heeft het om de Kamer tot de aanneming van liet ontwerp op de Inkomstenbelasting te nopen uiet ontslag gedreigd, of de Kabinetsquaes- tie vooraf den volke aangekondigd? Heeft het op de leden der Kamer ongeoorloofde pressie uitgeoefend? Heeft het in zijn geest alom in den lande petitiën uitgelokt? Neen, niets van dat alles. Het heeft eenvoudig, zonder het te motiveeren, verzocht voorloopig de werkzaamhe- deu te schorsen, voor zoover de tegenwoordig heid der Ministers vereischt wordt. Hoe weinig eerbiedig niet waar? Maar is er dan nog niet een andere inacht in den Staat die eerbied eischt, bijv. de Koning. Het Ministerie besloot Vrijdag aan Z. M. ont slag te vragen. Eerst Zaterdag of later zou hel worden ingediend, teD einde Z. M. in de droe vige omstandigheden waarin hij verkeert, zoo lang mogelijk de uit eene Miuistereele crisis voortspruitende moeilijkheden en bekommerin gen te besparen. DeDzelfden Zaterddg moest bij de Kamer het verzoek tot schorsiüg worden in gediend was het nu betamelijk de Kamer het eerst met bet outslag bekend te maken, voor en aleer de Koning de tijding vernomen zou heb ben? Of moest Z. M. soms het bericht uit de couianteu vernemen? Of was het soms voor de Kamerleden een ge heim dat en waarom de Ministers zouden aftre den? Waariu dan is de grief gelegen? Neen I het Vaderland blijve een trouwe wach ter voor de eer, de waardigheid, de rechten en de prerogatieven der Vertegenwoordiging. Het zal steeds in ons een boud- eD strijdgenoot vin den, waar men inderdaad op inconstitutioneele wijze haar binnen de engste grenzen zou willen terugduwen. Maar het vergete aan de andere zijde niet, dat hoe tneer eerbied men vordert, hoe meer men die aan anderen te betoonen heefi; het vergete ook niet, dut eene eerlijke Regeeriüg, die het niet om portefeuillejacht maar om 's lands belangen te doen is, ook haar standpunt te Oe- wareo, ook hare rechten te bewaken heeft, en dat zij zich niet mag vernederen, om eindelijk de rol van een ondergeschikt Kamer-beambte te spelen; het vergete eindelijk uiet, dat eene onder vluchtige indrukken geuite, onbesnoeide critiek, een kleingeestige vitterij over allen en over alles, wel het goede belemmeren en tegenhouden, nim mer het grootsche en duurzame tot stand bren gen kan." Wij zien in de handelwijze van bet Ministerie niets, dat op eene of andere wijze de rechten der Vertegenwoordiging schond of de gevoeligheid dei- leden kon opwekken. De heer Storm van 's Gra- vesande berustte dau ook, hoewel schoorvoetend, in het door den Minister van Oorlog gegeven antwoord en hiermede verviel het verzoek van dien al'gev. om aan de Kamer verlof te vragen den Minister van Oorlog te mogen interpelieeren. En nu konden de leden op reis gaan, stellig niet met het vooruitzicht van binnen kort elkan der de hand te zullen drukken. Met onverdeeld genoegen nemen wij onder staande officieele raededeeling uit de Staatscourant van heden op. Indieo wij ons toch herinneren al bet leven dat te dezer zake gemaakt is in 't Haagsche Dagblad, in den brief van den koDiug van Eltnina, al het gesprokene in de Eerste Ka mer der Staten-Generaal; indien wij ons voor den geest halen al die donkere voorspellingen in den afscheidsbrief van Mill Graves, over het bloed bad dat bij de overgave zou ontstaan; over den weerzin der Elmineezeo om onder Engelsch gebied te komen, zoodat opstand en wat al niet meer te wachten stond, dan kunnen wij de Regeering niet dan gelukwenschen met den vreedzamen afloop en gelukkige beëindiging van dezen fel bestreden maatregel. Volgens mededeeling van den algetreden waar- nemenden Gouverueur der Nederlandsche bezit tingen ter Kuste van Guinea, den heer Fergu son, gedagteekend S April jl. en verzonden van de reede St.-George d'Elinina, aan boord van Zijner Majesteis stoomschip Citadel van Antwerpen, heeft de overdracht en feitelijke overgave der Nederlandsche bezittingen aan de Britsche auto riteiten, ingevolge de overeenkomst van 25 Fe bruari 1871 (goedgekeurd bij de wet van 20 Janu ari 1872 Staatsblad n'. 6, en den 17den Februari 1872 te 's Gravenhage geratificeerd) op den 6den April jl. plaats gehad, terwijl het onnoodig is geacht de aankomst van het fregat Admiraal van Wassenaer en van den Commissaris voor do over dracht af te wachten. De overdracht geschiedde binnen het kasteel St.-George, in het openbaar en in tegenwoordig heid en met toestemming van de koningen, hoof den en negerbevolking vau Elmina, Chama en Saccondee. Noch voor, noch tijdeus of na de overgave, is eenige tegenstand ondervonden. De beste orde is voortdurend bewaard gebleven. Zoowel door deo heer Ferguson, als door den heer Hope Henuessy, gouverneur en hoofd administrateur van de Britsche nederzettingen in Westelijk Afrika, zijn proclamatiën uitge vaardigd, welke aan alle aanwezigen in de //Palabber zaal" (groote Openbare raadzaal) van hei kasteel en op het plein voor de poort van het kasteel zijn voorgelezen eD duidelijk ver tolkt, en daarna op de gewone wijze behoorlijk zijn aangeplakt. De bedoelde proclamatiën waren van den na volgenden inhoud EN NAAM DES KONINGS! Aan de hoofden en bevolkingen onder Neder landsche bescherming staande op de Westkust van Afrika! doet te weten Jan Helenus Ferguson, ridder der Orde van de Eikenkroon, luitenant-kolonel, 's Konings waarnemende gouverneur der Neder landsche bezittingen ter Kuste vann Guinea, Krachtens machtiging hem verleend door's Ko nings Minister van Koloniën, Dat de onvoldoende staat vau zaken ter Kuste van Guinea, sedert vele jaren, 's Konings aan dacht heeft getrokken. Zijner Majesteits wensch om aldaar vrede en rust te verzekeren, gelijk die elders in de Nederlandsche bezittingen heer- schen, bleef onvervuld. Met leedwezen werd de Koning hierdoor tot de overtuiging gebracht, dat Zijne goede bedoelingen belemmerd worden door hinderpalen, die uiet zijn weg te nemen, zoolang het verschil van gezag en van vlaggeu gedurige aanleiding geeft tot oneenigheid tusscben U en naburige volkstammeu. Na rijp beraad is Zijne Majesteit dienvolgens tot bet besluit gekomen, eene schikking te treffeD, waarbij de Nederlandsche bezittingen en rechten ter kuste worden overgedragen aao Zijner Maje steits bondgenoote de Koningin van Groot-Brit- tannië en Ierland, nadat vooraf de zekerheid ontvangen was, dat zij u als een vrij volk zal behandelen, uwe belaDgen ten ernstigste zal be hartigen en uw welzijn en uwe veiligheid ook door haren invloed op de andere, reeds onder hare bescherming staande vrije negerstammen zal bevorderen. Die schikking is heden ter uwer kennis gebracht. Al de voorwaarden van het betrekkelijk trac- taat hebt gij heden vrijelijk kunnen bespreken, en hebben uwe hoofden eu vertegenwoordigers de verzekering van behartiging uwer belangen vernomen van den heer gouverneur-generaal J. Pope Hennessy, die, als vertegenwoordiger van Hare Majesteit de Koningin van Groot-Brittauoië en Ierland, namens zijnen Souverein, op heden, heeft overgenomen en aanvaard alle rechten vau souvereiniteit, jurisdiptie en eigendom welke het Nederlandsch Gouvernement bezat op de Kust van Guinea. Het zal U blijken, dat gezorgd is, dat niemand Uwer, wegens deelname aan vroegere gebeur tenissen worde verontrust of bemoeielijkt, dat het aan allen, die het mochten wenschen, zal vrij staan naar andere Nederlandsche Bezittingen, of ook naar elders, te verhuizen; waartoe hun, in dat geval, door de Nederlandsche autoriteiten, de noodige medewerking zal verleend worden, ter wijl, bij regelmatige en rustige verhouding uwer zijds, al datgene zal in acht genomen worden, wat met uwe belangen en billijke wenschen zou overeenstemmen. Voorts zal gezorgd worden voor alle gepensio neerden en voor behoorlijke uitbetaling hunner pensioenen. Koningen, hoofden en bevolkingen Ier Kuste van Guinea I Nameüs den Koning wordt gij ontslagen van den eed dien gij gezworen hebt van geene andere dan de Nederlandsche bescherming te zullen aan- uemen; en wordt u tevens, bij deze, namens den Koning, dank gezegd voor de trouw en de vriend schap steeds door u betoond en welke doorZ. M. hoog worden gewaardeerd. Het is 's Konings oprechte wensch, dat het u altijd wel ga, en hoe smartelijk het ook vallen moge van u te scheiden, is Z. M. zich echter be wust, daardoor te handelen in uw welbegrepen en toekomstig belang. Al worden de langdurige betrekkingen opgeheven, die tusscheu Nederland eu de Kust vau Guinea bestaan hebben, blijft niettemin de verwachting, dat de aloude vriend schap niet zal verbroken worden, waarop Z. M. zal blijven prijs stellen. Bij goede gezindheid van uwe zijde en ver trouwen in H. M. de Koningin van Groot Brit- taunië en Ierland, zullen de vooruitzichten en wenschen zich verwezenlijken, welke de Koning voor u koestert en zal Z. M. zich mogen ver heugen in bet bericht uwer tevredenheid en wel vaart. Aldus uitgevaardigd te St.-George d'Elmina op heden den zesden April des jaars een duizend achthonderd tweeënzeventig. Het bezetten der forten en bet aftrekken der Nederlandsche troepen had met alle militairehon- nenrs plaats volgens een programma, opgemaakt door de respectieve kommandanten van de Neder landsche en van de Britsche zeemacht. De verwisseling der vlaggen geschiedde in dier voege, dat na de overgave de Engelsche vlag ge- heschen werd naast de Nederlandsche en beide vlaggen, gesalueerd met 101 schoten, naast elk ander bleven wapperen tot zonsondergang. Dadelijk na de overgave heeft de heer Ferguson zich begeven aan boord van de Citadel van .4n(- werpen, waarop hij zijn verblijf heeft gekozen. Omtrent de overgave der buitenforten en ver dere schikkingen vau miDder belang worden nadere berichten gewacht. Van de overgave en overname is op den 6deu April een procesverbaal opgemaakt, in tegen woordigheid, behalve van de gouverneurs, aan de zijde van het Nederlandsch Gouvernement, van de heerenJ. J. Boelen, kommandant van Zr. Ms. zeemagt ter reede van St. George d'El mina, Mr. E. J. Huber, Dr F. M. Luther, G. E. Erninsang, eD W. Smith aan de zijde van het Engelsch Gouvernement, van Zijne Excellentie den Administrateur H. T. Ussher; den Commodore J. E. Commerell, kommandant van de zeemacht in de stations van Kaap de Goede Hoop en Westelijk Afrika;

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1872 | | pagina 1