Donderdag
11 April.
N°. 3733.
irkiezing ran twee leden roor den
Gemeenteraad te Leiden.
[ON
A°. 1872.
letwe
steld
i,'sH
chiej
>ordrt
ottert
Geblti
LEIDSCB
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden3.00.
Franco per post3#g5
Afzonderlijke Nommersw 0.05.
lC!'
>eruste
itvaati
en, is
ersterl
bol,
ich wt
vordt
Hijgtj
leen
ddel
imaie
tienéi
atnaenj
'umeet
k tnjj
oor mg
groen
iet vorige jaar legde onze burgerij opindruk-
Itkende wijz hare gezindheid aan den da;
aanzien van de wijze van bestuur en beheer
er gemeente. Bij de merkwaardige verkiezing
aanvulling van onderscheidene vacaturen in
Gemeenteraad, ontstaan door de periodieke
■eding van een derde der leden, het afsterven
wijlen den heer Hoog en 't bedanken van
heer Scheltema, behaalde de partij van den
iruitgang eene schoone overwinning. Door
ogen van het besef dat de mannen, die in
|tn raad reeds sedert jaren met onverdroten ijver
veel vermogende krachten wijden aan de
^ordering van de iutellectueele en materieele
pngen der gemeente, een hechten steun
dig hadden om steeds meerdere vruchten van
hun streven te zien rijpen, riepen de kiezers
burgers in de stedelijke regeering, wier antece-
dsnen de beste verwachtiugen deden koesteren,
Hl zij zich met hart en ziel zouden toeleggen op
Htoepassing der heilzame beginselen die onder
meerderheid der Leidsche burgerij diepen
utel hebben geschoten.
burgerij heeft hiermede een wijs werk
■richt. De zaken zullen toch het best er bij
Iren, als zij in handen van vele mannen zijn,
het vertrouwen hunner medeingezetenen ten
(11e bezitten en dit verworven hebben door
nne geschiktheid om voor de belangen der
meentenaren op te treden en pal te staan.
Niets werkt toch doodender op den gang der
meentebuishouding dan halfslachtigheid, mee-
ndeels het gevolg van slapheid bij de burgerij,
eft deze echter doortastende blijken van be-
gstelling iu den bloei en de welvaart der ge
rente, toont zij tevens dat het haar ernstige
eusch is, daarbij aan de eischen des tijds recht
doen wedervaren, dan kan 't niet uitblijven,
it zulk een krachtig gemeenteleven heilrijke
gevolgen zal hebben.
Die geest van echten burgerzin heeft iu
het vorig jaar te Leiden gezegevierd en wij ho
pen ons daarop voor de aanstaande gemeente-
iverkiezing niet te vergeefs te zullen beroepen.
Twee zetels zijn toch onvervuld door het tus-
leotijds bedanken van de raadsleden, de hee-
Mr. H. P. J. Tollens en Mr. C. W. Hubrecht,
(elke laatste, tevens wethouder, tot een ge-
ichtiger betrekking is geroepen, met het lid-
tschap van den raad onvereenigbaar. De taak
n de kiezers is nu, niet minder dan in Juli
van groot gewicht. Evenmin als toen mag
uit het oog worden verloren, dat 'l niet alleen
ildt de tegenwoordige vrijzinnige meerderheid in den
aad te handhaven maar ook te versterken.
Dit behoort de leus van de kiezers te ziju en
el om afdoende redenen, als:
I. Omdat door die meerderheid in de laatste
den veel tot stand is gekomen, als:
het Liernurstelsel, dat wij het eerst den moed
idden te beproeven en thans binnen- en bui-
's lands ten zeerste geroemd wordt;
de nieuwe Gehoorzaal, die alle eischen be-
jeiligt
de steun die aan particuliere inrichtingen
'tichaft wordt.
U. Omdat het Onderwijs door haar wordt
ftwaakt.
Nog gedurende de feesten der vorige week is
t gebleken hoe voortreffelijk ons onderwijs ge-
ganiseerd is, welk een geestdrift onze onder
ijzers bij de schooljeugd wisten op te wekken
hoe b. v. 1000 a 1500 leerlingen vlogen op
o wenk van den onderwijzer, hoe zij alzoo
loordrongen waren van het besef, dat orde eu
'cht gepaard moeten gaan aan warmte en geest-
tift.
De laatstelijk gehouden eiamina op de scho
ts van on- en minvermogenden mochten in-
Maad alle gemeenten in Nederland tot voor
meld strekken. Hij die ze bijwoonde zonder
weten welke school hij betrad, zou nooit
edacht hebben, dat het niet-betalende waren
16 hier bij honderden neerzaten om eens
nuttige burgers gevormd en vervormd te
'orden. En wederom moet eene nieuwe school
mbouwd worden. Zoo zeer wekt bevredigend
'"derwijs de 'begeerte naar onderwijs ook bij de
"üsre klassen; en dit inderdaad zoo voortreffe-
'jh ingericht onderwijs is te danken aan de te-
DAGBLAD
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zen- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVKETKNTIKK
Voor lederen regelf 0.15.
Gr co te re lettera nwtr do plaatsruimte die zij beslaan.
1.
leenui
i ptV
,214
;ga cU
/S54
bib
14;
u
I 21»
r 1W
w. P'l
ff-
kok
LOO'
tottu-
lag tl
genwoordige meerderheid, die met kracht en ener
gie en in weerwil van aanvankelijk groote te
genkanting de zaak van het onderwijs ter haTte
heeft genomen.
Nog tal van andere redenen dringen zich aan
ons op, om de kiezers in ernstige overweging te
geven den ingeslagen weg te blijven bewandelen.
Dan komt vooral als eene zeer te waardeeren
omstandigheid in aanmerking, dat in den Raad,
gelijk hij tegenwoordig is samengesteld, geen sys
tematische oppositie heerscht, maar veeleer het
bestuur gesteund wordt, waar zijne voorstellen
doelmatig voorkomen, doch dat er aan den anderen
kant is eene conscienlieuse controle zoowel op finan
cieel als op eik ander terrein. Hierin ligt dus een
krachtige prikkel voor het dagelijksch bestuur
om nauwlettend de verschijnselen gade te slaan,
die zich in het maatschappelijk leven voordoen.
Het kan voorts der burgerij niet ontgaan dat
de gemeente in bloei vooruitgaat, niettegenstaande
men waar het uoodig is voor geene belangrijke
uitgaven terugdeinst; dat er voor de hygiëne de
meest mogelijke zorg wordt gedragen; dat de
plannen tot het bouwen van arbeiderswoningen
door den Raad ondersteund en bevorderd wor
den; dat ionder tgrannie gewaakt wordt legen
gevolgen van besmettelijke ziekten.
Kortom dat er steeds maatregelen voorden ge
nomen naarmate zich nieuwe behoeften voordoen
en wel mag gezegd worden dat onze stad hierin
niet alleen vele gemeenten die met haar gelijk
staan, maar ook steden vaD grooten omvang
voorbijstreeft.
Er bestaat dus voor de burgerij alle reden om
te zorgen dat de meerderheid in den raad niet
verzwakt worde en er meer en meer mannen
in komen die met energie, gepaard aan voorzich
tigheid, den vooruitgang hnldigen en de begrip
pen van onzen naar vooruitgang strevenden tijd
ziju toegedaan.
Moge dan de verkiezing, die op den 16deu April
plaats heeft, door de burgerij gretig worden aan
gegrepen, om in dien geest ijverig werkzaam
te zijn 1
Lelden. ÏO April.
Eindelijk is gistereu de beslissing over de wet
tot afkoopbaarstelling der tienden gevallen. Met
overgroote meerderheid, 26 tegen 8, is het ont
werp aangenomen nadat het door den Minister
in 't breede was verdedigd. Die rede neemt ge
noegzaam het grootste gedeelte der discussie in
daar het aangevoerde door enkele nieuwe spre
kers of eenige replieken in niets verschilden van
de discussie van Maandag. Wij laten hier het
verslag der rede van den Minister volgen.
De Minister van Justitie, de heer Jolles, wijst
op de eigen-aardige moeielijkheid om hier eene
wet te verdedigen van een aard als deze, waar
toch vroegere ontwerpen om verschillende rede
nen zijn verworpen door deze Kamer. Maar hij
meent toch niet van overmoed beschuldigd te
worden, als hij zich vleit dat dit ontwerp guu-
stiger onthaal dan vorige ontwerpen zal vinden.
Hij wil nu niet wijzen op de veranderde samen
stelling der Kamer. Hij zou ook niet gaarne op
den voorgrond stellen, zooals de heer van de
Putte, dat moedeloosheid of afgematheid tot aan
neming zoude leiden, maar wel de zucht der
Kamer om de zaak ten einde te brengen die zoo
lang besproken is. En, al mocht dat einde nog
niet aan aller verwachtingen voldoen, toch doet
het hem genoegeD, dat thans in deze Kamer meer
dan vroeger op het nadeel der tienden gewezen
is, terwijl de wet overigens met bijna algemeene
stemmen door de Tweede Kamer aangenomen is.
De Minister zegt: wil men het doel bereiken,
dan moet men ook rekening houden met wat
ten deze is geschied. En dan is 't niet de vlaag;
wat is a priori 't beste? maar wat is in de ge
geven omstandigheden mogelijk? En dan gelooft
de Min., dat afkoopbaarstelling op dit oogenblik
datgene is wat mogelijk en bereikbaar is.
De Min. komt nu tot de aanwijzing 1°. van het
standpunt der Reg., en 2°. tot de beantwoording
der algemeene en bijzondere bedenkingen.
I. Wat het eerste aangaat, de bezwaren tegen
de tiendheffing zijn algemeen bekend, maar men
moet er geen overdreven voorstelling van
maken, want in weerwil daarvan is de land
bouw toch vooruitgegaan. Maar niettemin is 't
wenschelijk dat zij verdwijnë, Nederland mag
die oudheid niet langer bewaren; wij mogen
niets behouden wat ontwikkeling en vooruitgang
belemmert. Hoe heeft de Reg. gewenscht daar
aan te gemoet te komen Door aan den tiend-
plichtige de gelegenheid te geven om zich van
den last te ontheffen, en door als grondslag aan
te nemen afkoopbaarstelling op vordering van
den pliehtige tegenover een behoorlijk equivalent
aan den heffer en waarborg voor de rechten van
derden. Maar, zeiden sommige sprekers, het doel
zal niet bereikt worden, de tienden znllen niet
verdwijnen.
De Min. antwoordt: het opschrift der wet is
niet afschaffing der tienden, maar de gelegenheid
te openeo om zich van den last te ontslaan. Het
is waar, er zijn meer afdoende middelen, als:
onteigening of conversie iu grondrente. De Min.
zat daarover nu niet in ontwikkeling treden. De
zaak is herhaaldelijk besproken, maar de vraag
is, of de aanwending dier middelen zóo gemak
kelijk is; of niet ook daaraan verschillende be
zwaren zijn verbonden en of niet de Staat daar
door in een onnatuurlijken toestand van inmen
ging in zaken van particuliere belanghebbenden
zou geraken? Hij wijst op de bedenkingen, in de
Tweede Kamer tegen het voorstel van den heer
Sloet geopperd, zelfs nadat in zijn ontwerp de
keus tusschen afkoopbaarstelling of verwisseling
in grondrente was gelaten. Hij leest voor wat
destijds in het Voorl. Versl. van 1857 voorkwam,
en zegt wijders, dat ook in de Eerste Kamer
meermalen stemmen tegen conversie zijn opge
gaan, als strekkende tot benadeeling der heffers.
Dat middel kon dus bezwaarlijk worden voorge
steld. Voor afkoopbaarstelling pleit nog dit, dat
zelfs de heer Sloet verklaarde, dat als de tiei d-
plichtige slechts kon afkoopen, de tiendlast gaan
deweg zou verminderen en later verdwijnen,
zoodat het raadzaam was dit beginsel aan te
nemen. De Min. spreekt vervolgens tegen, dat
deze wet eene nadere regeling in den weg zou
staan. Integendeel, als de wet niet aan de ver
wachting voldoet, dan zal zij niet ió den weg
staan, dat nadere meer krachtige maatregelen
worden genomen. Doch verwerping zou ons veel
verder van 't doel verwijderen.
II. De algemeene en bijzondere bedenkingen.
De Min. verwijst allereerst naar de gewisselde
stukken waarin at die punten herhaaldelijk zijn
behandeld.
Wat aangaat 1". het gemis aan reciprociteit,
doordien alleen de pliehtige 't recht van afkoop
heeft. Het. hoofdbezwaar tegen vvederkeerigheid
is het gemi» van gelijkheid van stand en recht.
Dit is reeds herhaaldelijk in de stukken uiteen
gezet. En al wilde de heffer den pliehtige ook
dwingen tot afkoop, dan kan men toch niet maken
dat hij geld heeft. Hij zou dus hypotheek moeteh
nemen eD rente be'alen en bij nadeelige jaren
verkoop van zijn grond in 't verschiet zien.
2°. Wilde men minstens het recht van waar
deering aan den tiendheffer geven. Ook dit punt
is vroeger door de Tweede Kamer te recht ver
worpen en in 't breede behandeld in de tweede
Mem. v. Toel., waarbij op het verschillend karak
ter van dit recht is gewezen en de moeilijkheid
omtrent het tijdstip, in verband met de vooraf
gaande jaren als grondslag der evaluatie.
3". De bloktiendeu. Op dat punt zou het ont
werp bijna onuitvoerbaar zijn, hetgeen vooral door
den heer v. d. Pntte is uiteengezet, vooral met
het oog op gemeene tienden. Men geeft toe, dat
het veel eenvoudiger zou zijn, als alkoop van elk
stuk kou plaats hebben; maar dit zuu oobillijk
zijn jegens den heffer, wiens recht over eene ze
kere oppervlakte gevestigd is. De eenheid moet
worden geëerbiedigd, omdat bij verpachting vaD
verspreide deeleu de opbrengst minder wordt.
Derhalve is 't billijk den afkoop van 'l geheel als,
beginsel te vestigen. De Min. erkent dat er ernstige
bezwaren tegen zijn, maar die zijn van zooda-
nigeu aard, dat ze niet volkomen zijn weg te
nemen, terwijl men ze ook niet moet overdrijven.
De Min. wijst b. v. op den afkoop van domaniale
tienden in Zeeland, ook bloktiendeu betreffende
en waar van 37 aanvragen tot afkoop 34 zijn tot
stand gebracht. Op het beweren, dat door deze
wet ingrijping in 't privaat belang plaats heeft,
moet de Min. vragen, of daarvan niet vele sporen
voorkomen in onze wetgeviDg waarbij liet alge
meen belang betrokken is.
Nu de meer bijzondere bedenkingen: a het de
creet van 1813. Volgens 's Ministers opinie zou
dit nog van kracht zijnvolgens anderen niet.
Maar wat daarvan zij, art. 23 der wet is beslis
send, want het trekt alle wettelijke verordenin
gen op dit stuk in en dus ook dat decreet.
b. De opvatting van art. 4 der wet waarom
trent door onderscheidene leden bedenkingen ge
maakt zijn, vooral in verband met de uitlegging
in de Mem. van Beantw. Hieromtrent geeft de
Minister eeuige nadere ophelderingen en zegt dat
zijne interpretatie geene authentieke is, maar dat
bij geschil, de rechter uitspraak zal moeten doen,
waarover de heeren Hein en Messchert zich vol
daan verklaarden.
De Min. eindigt met de opmerking, dat dit ont
werp in de discussie meermalen is vergeleken
met een schip, dat, de een als zeewaardig, de
ander niet als zoodanig beschouwde. Indien hij
de vergelijking mag voortzetten, zou hij zeggen
het ontwerp is te vergelijken met een zeewaardig
zeilschip, waarmede de tocht goed kan worden
gedaan, maar dat, als 't blijkt dat de reis njet
spoedig genoeg gaat, geschikt is om dezeilkracbt
door stoomvermogen te doen verhoogen. Hij her
haalt dan ook de verzekering, dat, als de onder
vinding leert, dat de wet niet geheel voldoet en
hij nog de eer heeft aan het hoofd van het De
partement te staap, hij nooit zal schromen de
noodige verbeteringen aan te brengen.
Na nog enkele re- en duplieken wordt het
ontwerp, gelijk gezegd is, aangenomen en is alzoo
na veeljarige vruchtelooze pogingen de afkoopbaar-
ilélling tot stand gekomen.
Voor de heeren: Hartsen, Coenen, v. Rhemeo,
Prins, Verschoor, Schot, Schimmelpenninck, Geert-
sema, Viruly, de Dien Fontein Verschuir, Mes
schert van Vollenhoven^Smit, Nobel, de Villers.de
Pité, Sasse van IJssett, SlorkpRijckevorsal, Borsius,
de Raadt, Blankenheitn, Joost van Volleöhoven,
Cremers, Hengst, Hein, Beerenbroek en de Voor
zitter.
Tegen de heeren: de Vos van Steen wijk, v. d.
Putte, Tonckens, v. Eijsinga, Cost Jordens, Duij-
maer van Twist, van Goltstein en Huydecoper
van Maarseveen.
Daarna zijn achtervolgens met algemeene stem
men aangenomen een aantal kleine wetsontwerpen.
Bij het aan de orde stellen van dat nopens de
wijziging der postwet, heeft de Minister van
Financiën verklaard dat de vraag om op eene
postwissel te mogen schrijven, zieh sedert de
invoering der wet slechts eenmaal heeft voorge
daan; maar aangezien de zaak in de Tweede
Kamer en nu ook in het verslag van de Eerste
Kamer is besproken, doet bij de toezegging, dat
de postwissel zóo zal worden ingericht, dat er
een coupon aan gehecht $al zijn, die men er af
kaD nemen en waarop de afzender dan kao schrij
ven welke de bestemming van den wissel is.
Heden zijn aan de orde de wet op de conlitiën
en de tegemoetkoming aan de Amsterdamsche
Kanaalmaatschappij.
Bij de gisteren en eergisteren plaats gehad
hebbende stemming van 26 notabelen voor het
kiescollege der Nederd. Herv. Gemeente alhier,
blijkt dat zijn uitgebracht op de candidateo van
de kiesvereeniging Geloof en Belijdenis circa 1300
stemmen; op de candidate;; van de kiesvereeni
ging Vrijheid en Orde rui;n 500 stemmen.
Bij de op 4 April 11. gehouden verkiezingen
van 3 Hoofdingelanden en 4 Hoofdingeland-
Plaatsvervangers van Rijnland, zijn met vol
strekte meerderheid van stemmen gekozen de
heeren, als Hoofdingelanden: in het 6de district
H. Penning8, iu het 12de K. van der Torren Kz.,
eu in het 14de L. Graaf van Limburg Stirum.
Als Hoofdingeland-Plaatsvervangers; in het 6de
district Jhr. J. H. Gevers, in het 7de Mr. J. P.
Amersfoördt, in het 13de K. van der Lee en in
het 14de J. H. Willink.
Gisterenmiddag omstreeks 6 uren is bet zoontje
van den heer V., op de Vliet alhier, al spelende in
het water gevallen. Daar er dadelijk om hulp ge
roepen werd, is het den vader en zijn knecht
mogen gelukken, met behulp van een schuit en
haak, het kind weder aan den wal te brengen.
Hedenmorgen om twaalf uren is op de Onde
Vest een paard met een wagen op hol gegaan,
zoodat de beide knechts er af vielen en zich
ernstig bezeerden. Het paard werd op de Mare
tot staan gebracht door een koetsier, die het bij
de teugels greep.